ECLI:NL:RBGEL:2022:6490

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
409311
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzekeringsfraude en registratie in frauderegisters

In deze zaak heeft eiseres, die een 'Interpolis Alles in één Polis' bij Achmea heeft afgesloten, een inbraak gemeld waarbij sieraden en contant geld zijn gestolen. Na een eerdere melding van een inbraak, die door eiseres werd ingetrokken, heeft Achmea een toedrachtsonderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat eiseres valse nota's had overgelegd en onjuiste informatie had verstrekt, wat Achmea deed besluiten om de schadeclaim niet te honoreren en de verzekeringen van eiseres stop te zetten. Eiseres heeft vervolgens de rechtbank verzocht om de registratie in de frauderegisters ongedaan te maken en de beëindiging van haar verzekeringen te herroepen. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de vraag of eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan fraude niet met voldoende zekerheid kan worden beantwoord, en heeft de beslissing in het incident aangehouden in afwachting van de conclusie van antwoord van Achmea in de hoofdzaak. De hoofdzaak zal verder worden behandeld na de conclusie van antwoord van Achmea.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/409311 / HA ZA 22-433 / 167 / 650
Vonnis in incident van 23 november 2022
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procederend met toevoeging onder nummer [nummer] ,
advocaat mr. S.P.R.M. Kranenburg te Kerkdriel,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A.W. Hendriks te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] en Achmea worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende een incidenteel verzoek ex artikel 223 Rv,
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] heeft een ‘Interpolis Alles in één Polis’ afgesloten bij Achmea. Onder de Alles in één Polis van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] is verzekerd aansprakelijkheid, rechtsbijstand en (met ingang van 29 augustus 2019) inboedel.
2.2.
[eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] heeft op 1 januari 2021 op haar inboedelverzekering een inbraak gemeld waarbij voor ongeveer € 80.000,00 aan gouden sieraden (hierna: de sieraden) en € 18.000,00 aan contant geld als gestolen is opgegeven. Op 7 januari 2021 heeft [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] deze claim weer ingetrokken met als reden dat de daders bekenden waren van haar en dat de gestolen goederen weer aan [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] worden teruggegeven.
2.3.
Op 5 februari 2021 heeft [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] een melding gedaan op haar inboedelverzekering, inhoudende dat tijdens haar vakantie in haar woning is ingebroken waarbij de sieraden en een contant geldbedrag van € 18.000,00 zijn gestolen. Op 9 februari 2021 heeft [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] aangifte van de inbraak gedaan bij de politie.
2.4.
Achmea heeft hierop een toedrachtsonderzoek uitgevoerd, waarvan onderdeel uitmaakte het horen van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] (op 23 juni 2021 en 23 maart 2022) en haar partner (op 27 augustus 2021). Achmea heeft ook tweemaal (op 14 augustus 2021 en 23 maart 2022) een bezoek gebracht aan juwelier [juwelier] te [vestigingsplaats] waar (een aantal van) de sieraden volgens [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] waren gekocht. Van het toedrachtsonderzoek is een rapport van 13 juni 2022 opgemaakt (hierna: het rapport) dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

1. Aanleiding onderzoek
Volgens opgave van verzekerde mevrouw [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] werd tussen 27 januari 2021 en 5 februari 2021 ingebroken in de woning (…). Bij deze inbraak werden lijfsieraden en contant geld buit gemaakt met een waarvan van circa € 97.500,00.
De claim van verzekerde werd nader onderzocht door de afdeling Speciale Zaken. De reden van het onderzoek door Speciale Zaken was, dat op 1 januari 2021 ook een inbraak had plaatsgevonden waarbij dezelfde goederen (lijfsieraden en contant geld) werden ontvreemd. Deze goederen zouden volgens verzekerde na de inbraak door de dader op 8 januari 2021 terug zijn gegeven. De dader zou namelijk een bekende zijn. Er ontstonden twijfels over de gepresenteerde omstandigheden rond de inbraak en de als gestolen opgegeven goederen. (…)

2.Samenvatting

Uit het ingestelde onderzoek is vast komen te staan, dat verzekerde valse nota’s ter beschikking heeft gesteld als onderbouwing van de schadeclaim. Bovendien werd door verzekerde een zeer oud visitekaartje van een juwelier ter beschikking gesteld wat al sinds 2018 niet meer wordt gebruikt door desbetreffende juwelier. De door verzekerde ter beschikking gestelde nota’s zijn meerdere keren op verschillende momenten besproken met verzekerde. Verzekerde blijft volhouden dat de nota’s zijn opgemaakt door desbetreffende juwelier en dat de nota’s origineel zijn verkregen bij aanschaf van de op deze nota’s staande lijfsieraden.
(…)”
2.5.
Bij brief van 13 juni 2022 aan [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] schrijft Achmea dat uit het toedrachtsonderzoek blijkt dat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] fraude heeft gepleegd door onjuiste informatie te geven en valse facturen te verstrekken met als doel Achmea te misleiden. Verder zal Achmea op grond van artikel 7:941 lid 5 BW de geclaimde schade niet betalen, moet [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] de gemaakte kosten aan Achmea betalen en worden de verzekeringen van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] stopgezet. In de brief staat verder dat Achmea de persoonsgegevens van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] voor de duur van acht jaren opneemt in het Incidentenregister van Achmea (hierna: het IVR) en het Extern Verwijzingsregister (hierna: het EVR) voor financiële instellingen (van Stichting CIS), en dat Achmea een melding heeft gemaakt bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (hierna: het CBV).
2.6.
Bij brief van 22 juli 2022 heeft (de advocaat van) [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] betwist dat sprake is van fraude en Achmea gesommeerd de registraties in het IVR en EVR en melding bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit ongedaan te maken.
2.7.
Bij brief van 3 augustus 2022 heeft Achmea aan [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] geschreven dat de Alles in één Polis van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] per 13 augustus 2022 wordt beëindigd omdat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] heeft gefraudeerd.

3.De vordering in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
[eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het artikel 223 Rv incident:
Achmea gebiedt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de opname/melding van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] in het interne en externe verwijzingsregister en bij het fraudeloket van het Centrum Bestrijding Criminaliteitsfraude ongedaan te maken en te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij hiermee geheel op gedeeltelijk in gebreke mocht blijven;
Achmea gebiedt om de beëindiging van de verzekeringen van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] met terugwerkende kracht vanaf 27 juni 2022 ongedaan te maken,
in de hoofdzaak:
3. voor recht verklaart dat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] zich niet schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk overleggen van onjuiste informatie/gegevens met als doel Achmea te misleiden met betrekking tot de schademelding van 5 februari 2021 en dus niet in strijd heeft gehandeld met artikel 7:941 BW;
4. voor recht verklaart dat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] geen onrechtmatige daad en/of wanprestatie heeft gepleegd ten opzichte van Achmea met betrekking tot de schademelding van 5 januari 2021;
5. voor recht verklaart dat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] niet gehouden is de onderzoekskosten van € 16.263,42 aan Achmea te vergoeden;
6. Achmea veroordeelt tot vergoeding van de geclaimde inbraakschade ter hoogte van € 97.500,00 inzake gestolen sieraden en contant geld, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag;
7. Achmea veroordeelt om aan [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] uit te keren een bedrag van 15% van het uit te keren bedrag wegens buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding;
8. Achmea veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] van de schade die [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] heeft geleden als gevolg van de onterechte registraties in het incidentenregister, het verwijzingsregister en de onterechte melding bij het Centrum Bestrijding Criminaliteitsfraude, nader op te maken bij staat;
9. Achmea veroordeelt in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis.
3.2.
[eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] stelt dat zij belang heeft bij haar vordering in het incident omdat haar verzekeringen bij Achmea zijn stopgezet en zij momenteel onverzekerd is. Door de registratie in de verwijzingsregisters en melding bij het fraudeloket, is het voor haar onmogelijk zich adequaat te verzekeren. Zij heeft niet veel te besteden en kan een eventuele schade niet zelf betalen, waardoor zij een groot risico loopt. Achmea heeft onvoldoende gesteld, laat staan bewezen, dat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke misleiding. Ten aanzien van de schademelding van 5 januari 2021 heeft [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] volledig te goeder trouw de aangeleverde informatie en bescheiden verstrekt en altijd naar waarheid verklaard. Zodoende is er geen basis voor de registraties en de melding, het weigeren van de verzekeringsuitkering en het stopzetten van haar verzekeringen, aldus [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] .
3.3.
Achmea betwist in het incident primair dat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorzieningen omdat zij zich kan verzekeren via De Vereende, een bedrijf gespecialiseerd in het verzekeren van personen met een fraudeverleden. Van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] kan dan ook worden verlangd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. Subsidiair voert Achmea aan dat de registraties en melding door Achmea op de juiste gronden zijn gedaan en de verzekeringsovereenkomsten ook op de juiste gronden zijn beëindigd, omdat [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] zich aantoonbaar schuldig heeft gemaakt aan het plegen van fraude. De vordering in het incident moet daarom worden afgewezen met veroordeling van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] in de kosten in het incident, aldus Achmea.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] vordert dat de rechtbank op de voet van artikel 223 Rv voorlopige voorzieningen zal treffen voor de duur van het geding, die samengevat inhouden ongedaanmaking van de registraties in het IVR en EVR en de melding aan (naar de rechtbank begrijpt) het CBV en ongedaanmaking van de beëindiging van haar verzekeringen.
4.2.
Bij een provisionele vordering moet het gaan om een ordemaatregel die getroffen wordt in afwachting van en eventueel vooruitlopend op een definitieve beslissing van de hoofdzaak. De rechtbank overweegt dat - daargelaten of het hier gelet op de aard van de gevraagde voorlopige voorzieningen gaat om voorzieningen die voor de duur van de aanhangige procedure kunnen worden gegeven - de beoordeling daarvan een voorshands oordeel verlangt ten aanzien van de vraag of er al dan niet sprake is van opzettelijke misleiding (fraude) door [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] ter zake van de inboedelverzekering bij Achmea. De rechtbank is van oordeel dat die vraag - die de grondslag vormt voor de vorderingen van [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] en de kern van het debat tussen partijen in de hoofdzaak, waarin nog niet voor antwoord is geconcludeerd - in het kader van dit incident en vooruitlopend op een oordeel daarover in de hoofdzaak niet, althans niet met voldoende mate van zekerheid kan worden beantwoord. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de beslissing in het incident aan te houden en, nadat Achmea een conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft genomen, een mondelinge behandeling te bepalen, gelijktijdig in het incident en in de hoofdzaak. De rechtbank voegt daaraan toe, dat indien daarna in de hoofdzaak onmiddellijk eindvonnis wordt gewezen, er in beginsel geen beslissing meer volgt in het incident.
4.3.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
In de hoofdzaak
4.4.
De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van de conclusie van antwoord door Achmea.
4.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
houdt iedere beslissing aan,
in de hoofdzaak
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 januari 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.