ECLI:NL:RBGEL:2022:6462

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/05/407215 / ZJ RK 22-774
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met gebrek aan informatie richting ouders

Op 8 november 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland een mondelinge uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelde dat de verlenging noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, gezien de ernstige beschuldigingen die zij uiten over hun thuissituatie. De ouders hebben aangegeven dat zij zich ernstig zorgen maken over de situatie van hun kinderen, vooral omdat zij geen informatie ontvangen over waar de kinderen verblijven en wat er met hen gebeurt. De Raad voor de Kinderbescherming had aanvankelijk een machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden verzocht, maar dit werd tijdens de zitting gewijzigd naar twaalf maanden, omdat er in de afgelopen maanden weinig vooruitgang was geboekt. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van drie maanden verlengd, met de mogelijkheid om het resterende deel van het verzoek aan te houden. De kinderrechter benadrukte dat het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onacceptabel was, gezien het gebrek aan communicatie en informatie richting de ouders. De ouders hebben hun kinderen al maanden niet gezien en maken zich grote zorgen over hun welzijn. De kinderrechter heeft besloten dat er meer tijd nodig is om de situatie te onderzoeken en om te bepalen wat er nodig is om de situatie te verbeteren. De ouders hebben het verzoek om de uithuisplaatsing te beëindigen afgewezen, maar de kinderrechter achtte het op dit moment niet verantwoord om de kinderen terug te laten keren naar huis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/407215 / ZJ RK 22-774
Datum uitspraak: 8 november 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming Arnhem,

locatie Zwolle, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,

[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.C.M. Scharenborg, te Aalten,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.C.M. Scharenborg, te Aalten.

Het verdere procesverloop

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 1 september 2022;
- de pleitnota van mr. Scharenborg, overhandigd tijdens de mondelinge behandeling.
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar de beschikking van 1 september 2022, waarin de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] heeft verlengd tot 31 augustus 2023, en de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder heeft verleend tot 29 november 2022 en voor het overige heeft aangehouden.
Op 8 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [de minderjarige 2] , die apart is gehoord (via beeldbellen);
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- dhr. [naam] , tolk in de Arabische taal;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
[de minderjarige 1] is, alhoewel hiertoe correct opgeroepen, niet verschenen.

Het gewijzigde verzoek en nadere standpunt van de Raad

De Raad verzocht oorspronkelijk een machtiging uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden. Tijdens de mondelinge behandeling van 8 november 2022 heeft de Raad het verzoek gewijzigd voor wat betreft de duur. De Raad verzoekt nu een machtiging tot uithuisplaatsing van in totaal twaalf maanden. De reden daarvoor is dat in de afgelopen drie maanden nog niets van de grond is gekomen.
Er is sprake van een ingewikkelde situatie en deze heeft tijd nodig. De GI heeft pas recentelijk kunnen starten en er moet nog uitgezocht worden wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nodig hebben en in welke mate de ouders ondersteuning nodig hebben. Het is erg vervelend dat zoveel vertraging is opgelopen, maar er was sprake van overmacht bij de GI.

Het standpunt van de GI

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat tot nu toe weinig contact is geweest met ouders wegens personeelsgebrek bij de GI. De huidige voogd is pas kort geleden betrokken bij de kinderen en heeft één gesprek gehad met de ouders. Er zal binnenkort gestart worden met het onderzoeken in welke mate contactherstel en een eventuele terugplaatsing mogelijk zijn. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geven echter beiden aan niet terug naar huis te willen en er moet uitgezocht worden waarom dit het geval is.
[de minderjarige 1] is weggelopen van de accommodatie en is nog niet terug gekomen. Wel geeft zij aan dat ze op een veilige plek zit, waar ze rust heeft. Waarschijnlijk loopt [de minderjarige 1] weg omdat ze ongelukkig is, wat betekent dat er binnen korte termijn gekeken moet worden naar haar perspectief en een vervolgplek. Ook voor [de minderjarige 2] moet er gekeken worden naar een vervolgplek. Zowel [de minderjarige 1] als [de minderjarige 2] geven aan graag naar school te willen, maar daar moeten de ouders toestemming voor geven.

Het standpunt van de belanghebbenden en de minderjarige

[de minderjarige 2]
heeft in een gesprek met de kinderrechter aangegeven dat ze geen contact met haar ouders wil, onder andere omdat ze nare dingen heeft meegemaakt. Wel wil ze eventueel contact met haar jongere broertjes, als dat op een voor hen allemaal veilige manier kan. Ze geeft aan dat ze het liefste nog een tijd op de groep blijft en vanaf daar toewerkt naar zelfstandig wonen.
De ouders
De ouders hebben verzocht het verzoek af te wijzen of anders de duur te beperken tot drie maanden. De ouders vinden het onacceptabel dat ze niet weten waar [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zich bevinden, dat er nog niets is gebeurd en dat ze zo weinig horen. De ouders hoorden pas tijdens de mondelinge behandeling dat [de minderjarige 1] is weggelopen en hebben hun kinderen al ruim vijf maanden niet gezien of gesproken. Ook hebben ze in drie maanden enkel eenmalig contact gehad met de jeugdbeschermer. Ze vinden de situatie erg zorgelijk en vinden de accommodatie ook geen geschikte plek voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De ouders voelen zich niet gehoord en vragen zich af wie hun dochters zal beschermen, omdat dat op de huidige plaats niet goed genoeg gebeurt.
Verder zijn de ouders van mening dat de situatie juist zorgelijker is geworden sinds [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet meer thuis wonen. Zo kan [de minderjarige 1] haar eigen gang gaan en wordt [de minderjarige 2] door haar beïnvloed. Er waren in de thuissituatie tussen de ouders en [de minderjarige 2] geen problemen en er is dus ook geen reden dat zij niet thuis kan komen wonen. De ouders hebben aangegeven dat zij denken dat [de minderjarige 1] in de thuissituatie is weggelopen, omdat zij dacht dat haar ouders het niet eens waren met de man met wie zij een relatie heeft. De ouders willen echter juist graag een groot feest geven en hun huwelijk officieel maken en daarom is er ook geen reden voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] .
De ouders zijn van oordeel dat de hulpverlening aan hen en aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vanuit de thuissituatie kan plaatsvinden. Ook begrijpen de ouders niet waarom zij niet mogen weten waar hun eigen kinderen verblijven en zijn zij van mening dat enkel de vraag of er sprake is van seksueel geweld niet de grondslag kan zijn van een machtiging tot uithuisplaatsing.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben al meerdere maanden van school gemist, omdat de GI de zaak niet tijdig heeft opgepakt en er vervolgens geen school gevonden kon worden. In de thuissituatie kunnen de kinderen op dezelfde school blijven.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Zowel [de minderjarige 1] als [de minderjarige 2] vertellen over ernstige gebeurtenissen in hun thuissituatie. [de minderjarige 2] heeft dit herhaald tijdens haar gesprek met de kinderrechter. Het is niet duidelijk wat hiervan klopt en ook niet in hoeverre [de minderjarige 2] beïnvloed wordt door haar oudere zus. De ouders zijn erg gelovig en hechten veel waarde aan een daarbij passende leefstijl. De zussen leven een meer westerse levensstijl na. Dit zorgt voor een botsing tussen ouders en kinderen. Daarnaast zijn de zussen, met name [de minderjarige 1] , erg zelfbepalend. Dit wordt ook gezien op de groep waar [de minderjarige 1] verblijft. Voor wat [de minderjarige 1] betreft, is ook de vraag relevant of en zo ja welke kindfactoren meespelen. Uit het Raadsrapport blijkt dat [de minderjarige 1] al vaker een periode niet thuis heeft gewoond vanwege de zorgelijke uitingen die zij deed en de botsing tussen haar en haar ouders. Zij heeft behandeling gehad binnen GGNet (2019-2020) om te kijken of er naast het opgroeien in twee culturen ook nog kindfactoren meespelen. Ook toen konden de uitingen van mishandeling niet bevestigd of bekrachtigd worden. In maart 2020 stelt GGNet de diagnose oppositionele-opstandige gedragsstoornis en een ongespecificeerde angststoornis. [de minderjarige 1] wordt omschreven als een gefrustreerd en kwetsbaar meisje met een laag zelfbeeld en emotieregulatieproblemen. Hulpverlening gericht hierop is in al die tijd nog niet van de grond gekomen, onder meer omdat toen [de minderjarige 1] weer thuis kwam wonen het volgens vader weer beter ging thuis en het gezin daarom niet gemotiveerd was om hulpverlening aan te gaan.
Voor [de minderjarige 2] speelt daarnaast mee dat zij klem lijkt te zitten in haar loyaliteit richting haar ouders en haar zus en het ook moeilijk lijkt te vinden hierover te praten.
De kinderrechter constateert dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] al langere tijd ernstige beschuldigingen uiten aan het adres van hun ouders en broer zonder dat duidelijk is geworden wat hiervan klopt. Het is belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de achtergrond van deze uitspraken. Als deze waar zijn, is er sprake van een zeer zorgelijke situatie. Als deze niet waar zijn, is het van belang dat duidelijk wordt waar de uitspraken vandaan komen. Om dit te onderzoeken en ook te bepalen wat nodig is om de situatie te verbeteren, is tijd nodig.
Er is al eerder geconstateerd dat hulp nodig is, voor de zussen afzonderlijk en dan met name voor [de minderjarige 1] , maar ook voor het gezin als geheel. Dit is echter nog niet van de grond gekomen. Er is in de communicatie en situatie tussen de ouders en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog niets veranderd. De kinderrechter acht de kans daarom erg reëel dat een terugplaatsing van de kinderen bij de ouders naar alle waarschijnlijkheid direct fout zal lopen met het mogelijke weglopen en onveiligheid van beide kinderen tot gevolg.
Onder de huidige omstandigheden is het op dit moment niet verantwoord om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] terug te laten keren naar huis. Dit betekent dat de kinderrechter de verzochte machtiging zal toewijzen. De kinderrechter beperkt de toewijzing tot de duur van drie maanden. Het resterende deel (zes maanden) van het verzoek wordt aangehouden.
De kinderrechter verwacht dat meer tijd dan drie maanden nodig is om duidelijk te krijgen wat er aan de hand is en te werken aan de onderliggende problematiek. De kinderrechter acht het echter van belang om het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te volgen.
Vanaf de start van de ondertoezichtstelling is er geen enkele actie ondernomen. De ouders hebben geen enkel contact met hun kinderen gehad, zij hebben maar één gesprek gehad met de jeugdbeschermer en zij hebben geen informatie ontvangen over hoe het met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gaat. Zij weten niet waar de kinderen verblijven en hebben tijdens de mondelinge behandeling moeten horen dat [de minderjarige 1] al enkele dagen is vermist. Het is begrijpelijk dat de ouders daardoor (al dan niet terecht) ernstige twijfels hebben over de veiligheid van hun kinderen. Het verloop van de maatregelen is daarom onacceptabel te noemen. Het is bekend dat er sprake is van een personeelstekort bij de GI en dat de jeugdzorg daardoor ernstig onder druk staat. Dit rechtvaardigt echter niet het complete gebrek aan informatie richting de ouders, met name niet in een situatie waarin geen enkel contact is tussen de ouders en de kinderen en de ouders ook niet weten waar de kinderen verblijven. Vanwege deze ernstige situatie en om zicht te houden op het verdere verloop van de maatregelen zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige aanhouden.

De beslissing

De kinderrechter:
1. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 februari 2023;
2. houdt het verzoek voor het overige aan tot de nader te bepalen
mondelinge behandeling voor het einde van de maand februari 2023, zo mogelijk te plannen bij mr. M.G.J. Post;
3. roept op de Raad, de GI, de ouders en mr. Scharenborg op om bij deze nadere mondelinge behandeling aanwezig te zijn;
4. verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022 door mr. M.G.J. Post, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.P. Bosch, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 18 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.