ECLI:NL:RBGEL:2022:6433

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
C/05/403829 / FA RK 22-1457
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure waarin de vader verzocht om gezamenlijk gezag over zijn dochter, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen, omdat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is. De gezinsvoogdijinstelling (GI) is bezig met het onderzoeken van de hulp voor het kind en de mogelijkheid van plaatsing in een pleeggezin. De rechtbank heeft grote zorgen over de weerstand van de vader om samen te werken met de gezinsvoogd, wat essentieel is voor het welzijn van het kind. De vader heeft het kind nog nooit gezien en kan daardoor niet goed invullen wat het kind nodig heeft. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de vader een begeleide omgangsregeling met het kind zal hebben, waarbij de GI de regie heeft over het eerste contactmoment en de verdere uitbreiding van de omgang. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat het kind haar vader leert kennen, maar dat dit op een veilige en gecontroleerde manier moet gebeuren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/403829 / FA RK 22-1457
Datum uitspraak: 17 november 2022
beschikking wijziging gezag en vaststelling zorg-/omgangsregeling
in de zaak van
[vader], hierna de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. B.F.M. Bos te Nijmegen
tegen
[moeder], hierna de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J.L. Vermeer te Rhenen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan: de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, te Amsterdam (de GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de vader met productie 1-6, ingekomen op 17 mei 2022,
- de stukken van de GI van 21september 2022,
- het verweerschrift van de moeder van 6 oktober 2022,
- het F9-formulier van de vader van 6 oktober 2022 met brief en productie 7-9,
- het F9-formulier van de moeder van 10 oktober 2022 betreffende de aanwezigheid van haar persoonlijk begeleider,
- de mail van de vader van 11 oktober 2022 betreffende de aanwezigheid van zijn persoonlijk begeleider.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 17 oktober 2022 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad),
- twee zittingsvertegenwoordigers van de GI.
Er is bijzondere toegang verleend aan:
  • [persoon 1] , werkzaam bij [instantie 1] , persoonlijk begeleider van de moeder,
  • [persoon 2] , werkzaam bij [instantie 2] , persoonlijk begeleider van de vader.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een dochter:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
2.3.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 31 december 2020 is (de toen nog ongeboren) [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van 4 juni 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Bij beschikking van 8 december 2021 zijn beide maatregelen verlengd tot 31 december 2022.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • hem mede met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten,
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft, dan wel een regeling zoals de rechtbank juist acht vast te stellen.
3.2.
De moeder voert verweer en verzoek de verzoeken van de vader af te wijzen.

4.De beoordeling

Geen gezamenlijk gezag
4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om hem mede met het gezag te belasten afwijzen. De rechtbank zal uitleggen waarom.
4.2.
Het wettelijk uitgangspunt is dat ouders samen het gezag uit oefenen, ook als zij geen relatie (meer) hebben samen. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige] klem en verloren raakt als beide ouders het gezag hebben of wanneer afwijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag om een andere reden noodzakelijk is in belang van [de minderjarige] (artikel 1:253c BW).
De rechtbank is van oordeel dat afwijzing van het verzoek in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. De rechtbank volgt hierbij het advies van de Raad.
4.3.
Als de vader gezag heeft, moet hij mee beslissen over de belangrijke zaken in het leven van [de minderjarige] . De vader stelt dat hij hiertoe in staat is, omdat er een positieve vorm van communicatie is tussen hem en de moeder. Hij heeft ter onderbouwing van deze stelling een paar appjes voorgelezen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat ouders volgens de vader op dit moment beter met elkaar communiceren niet genoeg is om de vader mede met het gezag te belasten. De verstandhouding tussen de ouders is wisselend en kwetsbaar. Zij hebben veel problemen met elkaar gehad tijdens hun relatie. Daarbij was veel onrust en (psychische) onveiligheid. De moeder heeft in de periode rondom het verbreken van de relatie bij Moviera verbleven en heeft toen aangifte tegen de vader gedaan van stalking. De rechtbank vindt het fijn dat de ouders nu op een leuke manier met elkaar appen over [de minderjarige] , maar vindt een paar appjes niet voldoende om te concluderen dat er voldoende basis is voor het gezamenlijk uitoefenen van het gezag. Daar komt bij dat de vader [de minderjarige] nog nooit in het echt heeft gezien. De rechtbank is van oordeel dat hij daardoor niet goed kan inschatten wat zij nodig heeft en op een goede manier kan mee beslissen over de belangrijke zaken in haar leven.
4.4.
Daarnaast is de GI aan het bekijken of de hulp voor [de minderjarige] en haar plaatsing in een pleeggezin in een vrijwillig kader verder kan of dat de Raad gevraagd moet worden om onderzoek te doen naar beëindiging van het gezag van de moeder. Voor [de minderjarige] en de moeder is het natuurlijk het fijnst als het binnen het vrijwillig kader kan. De rechtbank acht het niet in het belang van [de minderjarige] om dit proces te doorkruisen door de vader met het gezag te belasten. Het vrijwillig kader lijkt in dat geval namelijk geen reële optie meer. De rechtbank heeft grote zorgen over de weerstand van de vader om met de gezinsvoogd van [de minderjarige] samen te werken. Hij wil absoluut niet met deze gezinsvoogd in gesprek omdat zij - in zijn ogen ten onrechte - aangifte tegen hem heeft gedaan vanwege bedreiging in september 2020 en februari 2021. De vader is hiervan vrijgesproken. Het is de rechtbank duidelijk dat de vader heel boos is over de aangifte. Maar [de minderjarige] staat nou eenmaal onder toezicht. Dat betekent dat samenwerking met de GI wel verwacht wordt van een ouder die het gezag heeft of wil krijgen.
4.5.
Door de gezinsvoogd is verklaard dat haar betrokkenheid essentieel is en een wisseling van gezinsvoogden niet in het belang van [de minderjarige] is. De gezinsvoogd is goed op de hoogte van de situatie rondom [de minderjarige] en de andere kinderen van de moeder en heeft een goede samenwerking met de moeder en pleegouders van [de minderjarige] . De gezinsvoogd heeft wel aangeboden om bij een gesprek met de vader op de achtergrond te blijven. De vader kan dan met een collega van de gezinsvoogd in gesprek om te praten over de omgang tussen hem en [de minderjarige] , waarbij de gezinsvoogd wel bij het gesprek aanwezig is, maar niet als gesprekspartner voor de vader. De rechtbank hoopt dat de vader van dit aanbod gebruik zal maken.
Omgangsregeling
4.6.
De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij haar vader leert kennen. De rechtbank zal bepalen dat tussen de vader en [de minderjarige] de volgende omgangsregeling geldt:
  • de vader heeft eens per maand gedurende 1 tot 1,5 uur begeleide omgang met [de minderjarige] ,
  • waarbij deze regeling pas ingaat als de vader met de GI een gesprek heeft gevoerd om afspraken te maken over hoe het eerste contactmoment eruit gaat zien,
  • waarbij de GI de regie heeft over het startmoment en vervolgens de regie heeft over een mogelijke uitbreiding in vorm (wel of geen begeleiding), duur (hoelang) en frequentie (hoe vaak).
De rechtbank zal uitleggen waarom.
4.7.
De vader heeft een begeleide omgangsregeling met zijn andere kinderen. De casemanager van het Sociaal Wijkteam in [gemeenteplaats] heeft verklaard dat deze omgang positief verloopt, maar begeleiding wel geldt als randvoorwaarde. De rechtbank ziet daarom ook mogelijkheden voor contact tussen de vader en [de minderjarige] . De vader heeft [de minderjarige] nog niet in het echt gezien. Er moet daarom eerst gesproken worden over hoe zo’n eerste contactmoment eruit zal zien. Daarover moet de vader met de GI afspraken maken. Zodra die afspraken er zijn, kan de GI een eerste contactmoment inplannen. De rechtbank acht het van belang dat wordt toegewerkt naar een uiteindelijke regeling gelijk aan de regeling die de moeder met [de minderjarige] heeft. Dat betekent 1 tot 1,5 uur per maand onder begeleiding. De GI bepaalt het tempo van de uitbreiding van het eerste contactmoment tot deze uiteindelijke regeling. De GI heeft namelijk zicht op wat [de minderjarige] aankan.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de vader omgang heeft met [de minderjarige] :
  • zodra de vader met de GI een gesprek heeft gevoerd om afspraken te maken over hoe het eerste contactmoment tussen hem en [de minderjarige] eruit gaat zien,
  • waarbij wordt toegewerkt naar een regeling waarbij de vader eens per maand gedurende 1 tot 1,5 uur begeleide omgang heeft met [de minderjarige] ,
  • waarbij de GI de regie heeft over het startmoment en vervolgens de regie heeft over een mogelijke uitbreiding in vorm (wel of geen begeleiding), duur (hoelang) en frequentie (hoe vaak);
5.2.
verklaart onderdeel 5.1 uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr D.S.M. Bak, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.