ECLI:NL:RBGEL:2022:6389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 850
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en inzichtelijkheid indexeringspercentages

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Arnhem. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 233.000 voor het belastingjaar 2021, welke door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Eiser stelde dat de waarde van de woning € 220.000 zou moeten zijn en voerde aan dat er onvoldoende inzicht was in de gehanteerde indexeringspercentages en de correctie voor de reserves van de Vereniging van Eigenaren (VvE) in de bezwaarfase. Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 zijn zowel de gemachtigde van eiser als vertegenwoordigers van de verweerder verschenen.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde van de woning, die was onderbouwd met een taxatierapport. De rechtbank vond dat de vergelijkingsobjecten die in het rapport waren gebruikt, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser. De rechtbank verwierp ook de beroepsgrond van eiser over de inzichtelijkheid van de indexeringspercentages, omdat eiser zelf had aangegeven dat de percentages in dit geval klopten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 22/850

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de WOZ-waarde van [adresgegevens] (de woning) van € 233.000 voor het belastingjaar 2021 ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022. Namens de gemachtigde van eiser is [persoon A] verschenen. Namens verweerder is verschenen [persoon B] en [persoon C] .

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van de woning. Het gaat om een bovenwoning uit 1935. De woonoppervlakte van de woning is ongeveer 85 m2. De woning heeft twee balkons van ongeveer 4 m2 en 8 m2 en twee dakkapellen van ongeveer 1 m en 2 m2.
2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2020.
3. Eiser bepleit een waarde van € 220.000. Naast inhoudelijke beroepsgronden tegen de vastgestelde waarde zijn ook beroepsgronden aangevoerd over het gebrek aan inzichtelijkheid van de indexeringspercentages en over hoe is gecorrigeerd voor de reserves van de Vereniging van Eigenaren (VvE) voor de gebruikte vergelijkingsobjecten in de bezwaarfase. Eiser heeft ter onderbouwing van de bepleite waarde een taxatierapport overgelegd, laatstelijk van 30 december 2021, opgesteld door [bedrijf] . Hierin heeft eiser verwezen naar de verkoopprijzen van andere objecten die volgens hem een lagere waarde van de woning onderbouwen.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
5. Verweerder heeft de waarde van de woning onderbouwd met een bij het verweerschrift overgelegd taxatierapport van taxateur [persoon C] . In dit taxatierapport is de waarde van de woning bepaald op € 249.000. Verweerder heeft gebruik gemaakt van een drietal vergelijkingsobjecten.
6. De bewijslast dat de aan de woning toegekende waarde juist is ligt bij verweerder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin is geslaagd. Daarvoor is het volgende van belang.
7. Het taxatierapport van verweerder onderbouwt de vastgestelde waarde. De vergelijkingsobjecten die zijn genoemd in het taxatierapport zijn niet te ver van de waardepeildatum verkocht en zijn wat ligging, type en bouwjaar betreft voldoende vergelijkbaar met de woning. Met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten is voldoende rekening gehouden in de matrix. De ligging is verdisconteerd in de vergelijkingsobjecten. De gemachtigde heeft ter zitting gesteld dat hij de correctie van 5% voor de hogere score van de voorzieningen van [adresgegevens] en [adresgegevens] te laag vindt, vooral omdat 10% gebruikelijk is. Verweerders taxateur heeft naar aanleiding van deze stelling verklaard dat hij in dit geval met 5% heeft gerekend, omdat 10% correctie alleen aan de orde is als zowel de keuken als de badkamer mooier is dan gemiddeld. Dat is bij deze vergelijkingsobjecten niet het geval. Deze verklaring komt de rechtbank aannemelijk voor, mede gelet op de foto’s die zijn overgelegd, zodat de beroepsgrond over dit punt faalt.
8. Het taxatierapport dat namens eiser is ingediend, is geen reden voor een ander oordeel. Dit rapport maakt namelijk niet inzichtelijk hoe rekening is gehouden met de onderlinge verschillen tussen de woning en de gehanteerde vergelijkingsobjecten. Niet duidelijk is hoe de taxatiewaarde is herleid, zodat het taxatierapport van eiser het door verweerder geleverde bewijs niet kan ontkrachten.
9. De gemachtigde heeft gesteld dat, hoewel in beroep duidelijk is dat de VvE-reserves goed zijn meegenomen in de berekeningen, in de bezwaarfase niet inzichtelijk is gemaakt hoe is gecorrigeerd voor de reserves van de VvE voor de gebruikte vergelijkingsobjecten. Daarom stelt hij recht te hebben op proceskostenvergoeding. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij niet geheimzinnig omgaat met deze informatie en dat de collega van de gemachtigde had moeten aangeven dat informatie ontbrak. Door eiser is niet gesteld dat bij het hoorgesprek, toen een collega van de gemachtigde kennelijk constateerde dat de informatie over de VvE-reserves niet ter inzage lag, om informatie over de VvE-reserves is verzocht. Deze beroepsgrond leidt daarom niet tot een proceskostenvergoeding. De omstandigheid dat in het bezwaarschrift wel is verzocht om informatie over de VvE-reserves is geen reden voor een ander oordeel, omdat verweerder in de veronderstelling verkeerde dat deze informatie ter inzage lag, de collega van de gemachtigde bij het hoorgesprek niets over dit onderwerp heeft gezegd en verweerder er dus ook niet op is gewezen dat gevraagde informatie over de VvE ontbrak.
10. De rechtbank verwerpt ook de beroepsgrond over het ontbreken van de inzichtelijkheid van het indexeringspercentage. Voorop staat dat de rechtbank moet beoordelen of verweerder in zijn bewijslast is geslaagd dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Daartoe moet verweerder inzichtelijk maken hoe hij tot deze waarde is gekomen, zodat dit controleerbaar is. Hiertoe dient het rapport met de matrix. Het is echter niet in zijn algemeenheid zo dat verweerder alle onderdelen van de matrix moet onderbouwen met bewijsstukken. In hoeverre bewijs nodig is hangt af van de omstandigheden van het geval en van de stellingen van partijen. Met de ingediende stukken heeft verweerder voldoende inzichtelijk gemaakt welk indexeringspercentage is gebruikt bij het omrekenen van de koopsommen naar de waardepeildatum. Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat de indexering is gebaseerd op de stijging van WOZ-waardes ten opzichte van eerdere en latere jaren, zoals deze percentages aan de Waarderingskamer moeten worden aangeleverd, waar ze worden gepubliceerd. Aan de gemachtigde kan worden toegegeven dat deze methode geen goede basis vormt voor het bepalen van de indexeringspercentages. Een indexering die gebaseerd is op een vergelijking van WOZ-waardes kan immers alleen juist zijn als alle gebruikte WOZ-waardes in het verleden kloppen, wat niet altijd het geval is. Een verkeerde vaststelling van een WOZ-waarde in het verleden werkt dus door in de indexering. Toch maakt een en ander niet dat eiser gelijk krijgt op dit punt. De gemachtigde heeft ter zitting gesteld dat het hem om de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van de indexering gaat, maar heeft desgevraagd aangegeven dat hij wel vindt dat de gebruikte indexeringspercentages in dit geval kloppen. Dit heeft tot gevolg dat eiser geen belang heeft bij de beroepsgrond over de indexering, want bij een juist percentage heeft dit punt geen invloed op de waardebepaling, terwijl het er in beroep alleen om gaat te toetsen of verweerder de waarde aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij komt dat als het indexeringspercentage al niet geheel juist zou zijn, dit maar een heel beperkte invloed heeft op de getaxeerde waarde (mede omdat de vergelijkingsobjecten deels voor en deels na de waardepeildatum zijn verkocht, zodat verschillen elkaar deels opheffen). Aannemelijk is dat een dergelijke beperkte invloed lager uitkomt dan het verschil tussen de taxatie in beroep en de bij beschikking vastgestelde waarde (€ 249.000 getaxeerde waarde ten opzichte van € 233.000 beschikte waarde). Ook in zoverre heeft eiser dus geen belang bij de beroepsgrond over de indexeringspercentages.
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Zeldenrust, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).