ECLI:NL:RBGEL:2022:6387

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
C/05/400748 / HA ZA 22-100
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door ondeugdelijke uitvoering van schoonmaakwerkzaamheden aan natuurstenen tegels

In deze zaak vordert de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.R.L. van Gasteren, schadevergoeding van de gedaagde, PFC PROJECTS B.V., vertegenwoordigd door mr. H.C. Uittenbogaart, wegens wanprestatie. De eiser heeft in juni 2021 een overeenkomst gesloten met PFC voor het reinigen van natuurstenen tegels bij zijn woning. Na de schoonmaak op 23 en 25 juni 2021, uitgevoerd met een zuurhoudend schoonmaakmiddel, heeft de eiser geconstateerd dat de tegels waren beschadigd. Ondanks klachten en verzoeken om herstel heeft PFC niet adequaat gereageerd. De eiser heeft vervolgens een expert ingeschakeld die bevestigde dat de schade was veroorzaakt door het gebruik van het zuurhoudend middel. De eiser vordert een schadevergoeding van € 36.500,00 voor vervangingskosten, evenals expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank oordeelt dat PFC tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en dat de schade volledig voor rekening van PFC komt. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser toe, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/400748 / HA ZA 22-100
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat: mr. J.R.L. van Gasteren te Leusden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PFC PROJECTS B.V.,
gevestigd te Noordwijk,
gedaagde,
advocaat: mr. H.C. Uittenbogaart te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna ‘
[eisende partij]’ en ‘
PFC’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 juni 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 juni 2022;
  • de akte van [eisende partij] van 17 augustus 2022;
  • de akte van PFC van 28 september 2022;
  • de beslissing van de rolrechter dat randnummer 7 en productie 4 van de akte van PFC buiten beschouwing worden gelaten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft ongeveer tien jaar geleden bij zijn woning een terras met tegels van Chinees hardsteen laten aanleggen. PFC is gespecialiseerd in het reinigen van dit soort tegels.
2.2.
[eisende partij] heeft in juni 2021 met PFC een overeenkomst gesloten (hierna: de ‘
overeenkomst’), op grond waarvan PFC voor een bedrag van € 1.100,00 de tegels zou reinigen en vlekken zou verwijderen. [eisende partij] heeft het overeengekomen bedrag direct na de schoonmaakwerkzaamheden contant aan PFC betaald.
2.3.
Op woensdag 23 juni 2021 heeft PFC de tegels gereinigd. [eisende partij] heeft de dag erna bij PFC geklaagd over het resultaat van de schoonmaakwerkzaamheden, waarna PFC op vrijdag 25 juni 2021 de tegels nogmaals heeft gereinigd. Op beide dagen heeft PFC de tegels gereinigd met een zuurhoudend schoonmaakmiddel.
2.4.
Op foto’s van het terras is te zien hoe de tegels eruitzagen voor en na de schoonmaakwerkzaamheden (links: voor, rechts: na):
4 x afbeelding
2.5.
Op 22 juli 2021 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisende partij] een e-mail gestuurd aan PFC waarin het standpunt is ingenomen dat de tegels door de schoonmaakwerkzaamheden zijn beschadigd. PFC is in dezelfde e-mail verzocht om binnen twee weken de tegels te herstellen. PFC heeft niet inhoudelijk op deze e-mail gereageerd en heeft de tegels niet hersteld.
2.6.
Op 12 en 13 augustus 2021 heeft een derde (Marmer Behandelen uit Amsterdam) in opdracht van [eisende partij] geprobeerd om de tegels te herstellen. De herstelpoging is gestaakt nadat Marmer Behandelen aan [eisende partij] liet weten dat volledig herstel volgens haar niet mogelijk was.
2.7.
De gemachtigde van [eisende partij] heeft PFC op 15 september 2021 per e-mail laten weten dat [eisende partij] geen aanspraak meer maakt op herstel van de tegels maar in plaats daarvan op (vergoeding van de kosten van) vervanging van de tegels.
2.8.
[eisende partij] heeft op 7 oktober 2021 aan [betrokken bedrijf 1] (hierna: ‘
[betrokken bedrijf 1]’) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de staat van de tegels en de oorzaak van de beschadigingen. [betrokken bedrijf 1] heeft PFC uitgenodigd om aanwezig te zijn bij het onderzoek, maar PFC heeft aan [betrokken bedrijf 1] en de gemachtigde van [eisende partij] laten weten niet in te gaan op de uitnodiging. Op 17 november 2021 heeft de heer [betrokkene 1] van [betrokken bedrijf 1] ter plaatse bij [eisende partij] een onderzoek uitgevoerd.
2.9.
In het rapport van [betrokken bedrijf 1] van 1 december 2021 heeft de heer [betrokkene 1] bevestigend geantwoord op de vraag of de tegels zijn beschadigd door het gebruik van een zuurhoudend schoonmaakmiddel:
“Ja. Het is onverstandig om een kalkhoudende steen bloot te stellen aan inwerking van zuur. Uit de bevestiging van de wederpartij[PFC - rechtbank)]
is duidelijk geworden dat hier inderdaad een zuur is gebruikt en dat de behandeling zelfs tweemaal is uitgevoerd. Niet duidelijk is welk zuur de wederpartij heeft gebruikt.
Het betreft hier een natuurstenen tegel die fossielen en witte aders bevat. Het onregelmatige oppervlak van de tegel in combinatie met het kleurpatroon geeft juist de charme weer. Juist deze onregelmatigheid maakt het reinigen van een dergelijke tegel lastiger. Verstandig is om bij een vervuild oppervlak het terras eerst te reinigen met een hogedrukreiniger. Vervolgens kan een dieptereiniging worden uitgevoerd.
Het gebruik van vloeistoffen en zuren in combinatie met een schrobmachine kan leiden tot het achterblijven van de vloeistof op de tegels. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist bij de randen van de tegels en bij meer onbereikbare delen van het terras er sprake is van meer aantasting van de natuurstenen tegels. Ook kan het gebruik van zuur leiden tot het schilferen van de steen en gaatjes doen ontstaan. Dit komt door het feit dat juist Aziatische hardstenen erg kalkhoudend zijn en dat hier sprake is van afzettingsgesteente. Het natuursteen bestaat derhalve uit meerdere lagen.
Een kalksteen is allerminst zuurbestendig, dus er mag beslist niet met zuurhoudende producten gereinigd worden. Een hogere antislip realiseert men hier inderdaad wel mee, maar geen kleurverdieping. Ook krijgt men hierdoor een steen vol kalkvlekken.”
2.10.
In het rapport van [betrokken bedrijf 1] is verder te lezen dat verondersteld kan worden dat de tegels niet kunnen worden hersteld en dat de kosten van vervanging worden begroot op € 36.500,00 inclusief btw.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert ten eerste een verklaring voor recht dat PFC tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst.
3.2.
Verder vordert [eisende partij] – samengevat – dat de rechtbank PFC bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling aan [eisende partij] van:
1. een bedrag van € 36.500,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
2. een bedrag van € 920,74 aan expertisekosten [1] ;
3. een bedrag van € 1.160,21 aan buitengerechtelijke kosten;
4. de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3.3.
In zijn dagvaarding vordert [eisende partij] ook nog primair een verklaring voor recht dat hij bevoegdelijk was overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst en subsidiair ontbinding daarvan en vordert hij eveneens dat PFC wordt veroordeeld tot (terug)betaling van het voor de schoonmaakwerkzaamheden betaalde bedrag van € 1.100,00. Tijdens de mondelinge behandeling zijn deze vorderingen voorwaardelijk ingetrokken, te weten voor het geval de gevorderde schadevergoeding van € 36.500,00 zal worden toegewezen.
3.4.
[eisende partij] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij schade heeft geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van PFC in de uitvoering van de overeenkomst. Die tekortkoming bestaat uit het op zowel 23 als 25 juni 2021 gebruiken van een zuurhoudend schoonmaakmiddel, terwijl een dergelijk middel Chinees hardsteen aantast. Doordat de tegels op onjuiste wijze zijn schoongemaakt, zijn de tegels beschadigd: ze zijn dof geworden en uitgebeten en er zijn kalkvlekken in ontstaan. [eisende partij] voert aan dat zijn schade gelijk is aan de kosten van vervanging van het gehele terras, omdat de tegels niet kunnen worden hersteld. De vervangingskosten zijn begroot op € 36.500,00. De expertisekosten en de buitengerechtelijke kosten hangen ook samen met de tekortkoming van PFC en komen volgens [eisende partij] daarom ook voor vergoeding in aanmerking.
3.5.
PFC voert verweer. Zij betwist dat de vlekken in de tegels zijn ontstaan door het gebruik van zuurhoudend schoonmaakmiddel en stelt dat de vlekken al aanwezig waren voordat zij de tegels had schoongemaakt. PFC voert aan dat herstel nog wel mogelijk is, bijvoorbeeld door de tegels te schuren en te polijsten. Als de rechtbank van oordeel zou zijn dat herstel niet meer mogelijk is, dan zou volgens PFC een eventuele schadevergoeding lager moeten uitvallen, omdat een aftrek plaats moet vinden in verband met “nieuw voor oud”. Ook verweert PFC zich met een beroep op haar algemene voorwaarden. In die algemene voorwaarden is in artikel 8 zowel een beperking van aansprakelijkheid als een maximering van een eventuele schadevergoeding opgenomen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Is PFC tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen?

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk zoals bedoeld in artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (‘
BW’). De schoonmaakwerkzaamheden (hierna: het ‘
werk’) merkt de rechtbank aan als een bewerking van een reeds bestaand werk van stoffelijke aard en de overeenkomst tussen partijen valt daarom onder de reikwijdte van artikel 7:750 BW. [2]
4.2.
In deze zaak moet eerst de vraag worden beantwoord of sprake was van een ondeugdelijke uitvoering van het werk. Als dat zo is dan moet vervolgens worden beoordeeld of PFC daarvoor aansprakelijk is. Is ook dat laatste het geval dan staat vast dat PFC tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en is zij in beginsel verplicht om de schade te vergoeden die [eisende partij] daardoor lijdt (artikel 6:74 BW).
4.3.
Uit de wet volgt dat PFC als aannemer de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen (artikel 7:401 BW). Voor de schoonmaakwerkzaamheden die in deze zaak aan de orde zijn, betekent dit onder meer dat gebruik wordt gemaakt van een schoonmaakmiddel dat geschikt is voor het soort tegels dat moet worden gereinigd.
4.4.
Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat Chinees hardsteen een zeer zachte steensoort is die gevoelig is voor zuur. Het staat vast dat PFC zowel op 23 als 25 juni 2021 een zuurhoudend schoonmaakmiddel heeft gebruikt. Ter zitting heeft PFC gezegd dat witte rondjes ontstaan als zuurhoudende vloeistof op dergelijke tegels terechtkomt. [betrokken bedrijf 1] heeft in het rapport van 1 december 2021 een soortgelijk effect beschreven (zie de laatste alinea van het citaat in randnummer 2.8 van dit vonnis). Vlekken zoals hiervoor beschreven zijn zichtbaar op de foto’s die door [eisende partij] in het geding zijn gebracht en waarvan enkele foto’s zijn opgenomen onder randnummer 2.4 van dit vonnis.
4.5.
PFC heeft aangevoerd dat de vlekken al in de tegels zaten en dat die alleen beter zichtbaar zijn geworden doordat de tegels gereinigd zijn. Op de foto’s van het terras die dateren van voor de schoonmaak zijn dergelijke vlekken echter niet te zien, terwijl de tegels niet volledig met mos of ander vuil bedekt zijn. Voor zover er al vlekken zichtbaar zijn op foto’s die dateren van voor de schoonmaak, zijn dat kleine zwarte of bruine vlekjes en groene aanslag. Op de foto’s van voor de behandeling door PFC ook witte plekjes zichtbaar zijn op de tegels, maar dat zijn kleinere en andersoortige plekken dan de grote witte vlekken die zichtbaar zijn op foto’s van na de schoonmaak en die zitten ook op andere plekken. De rechtbank heeft aan de hand van de foto’s ook kunnen vaststellen dat op foto’s van na de schoonmaak te zien is dat de randen van de tegels zijn uitgebeten, terwijl dat op foto’s van voor de schoonmaak nauwelijks het geval is.
4.6.
PFC heeft ook het standpunt ingenomen dat niet kan worden uitgesloten dat de vlekken zijn ontstaan doordat Marmer Behandelen in opdracht van [eisende partij] op 12 en 13 augustus 2021 heeft geprobeerd het terras te herstellen. Uit het overgelegde WhatsApp-verkeer tussen partijen blijkt echter dat [eisende partij] al op 24 juni 2021 foto’s aan PFC heeft gestuurd met daarop de beschadigde tegels. Uit de e-mail van Marmer Behandelen aan [eisende partij] van 20 augustus 2021 die door [eisende partij] in het geding is gebracht blijkt daarenboven dat Marmer Behandelen heeft gewezen op de slechte staat van de tegels en juist is gestopt met de herstelpoging om te voorkomen dat zij het terras verder zouden beschadigen.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tegels zijn beschadigd doordat PFC een zuurhoudend schoonmaakmiddel heeft gebruikt en dat de witte vlekken en uitgebeten randen dus het gevolg zijn van een ondeugdelijke uitvoering van het aangenomen werk. Omdat de gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering van het werk te wijten zijn aan door PFC gebruikte materialen of hulpmiddelen, komen die gevolgen voor rekening van PFC (artikel 7:760 lid 1 BW). Het voorgaande betekent dat PFC toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
Kan PFC een beroep doen op een beperking van aansprakelijkheid?
4.8.
Omdat vaststaat dat PFC toerekenbaar tekort is geschoten, is zij in beginsel aansprakelijk voor de schade die [eisende partij] heeft geleden. PFC verweert zich echter door een beroep te doen op algemene voorwaarden die volgens haar op de overeenkomst van toepassing zijn. In die algemene voorwaarden is in artikel 8.1 opgenomen dat de aansprakelijkheid van PFC is beperkt tot schade als gevolg van opzet of grove schuld en is ook een beperking opgenomen van de omvang van een eventuele schadeplichtigheid.
4.9.
[eisende partij] betwist dat toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is overeengekomen. Voor het geval de algemene voorwaarden wel van toepassing zouden zijn op de overeenkomst, verweert [eisende partij] zich door de vernietiging van deze voorwaarden in te roepen, omdat PFC niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om daarvan kennis te nemen (artikel 6:233 sub b BW).
4.10.
Ter zitting heeft PFC aangevoerd dat een offerte die op 2 juni 2021 aan [eisende partij] is gestuurd een link bevatte en dat via die link ook algemene voorwaarden konden worden geaccepteerd. In deze procedure is echter niet komen vast te staan dat de algemene voorwaarden door [eisende partij] zijn geaccepteerd, zodat de aansprakelijkheid van PFC niet door haar algemene voorwaarden is beperkt of uitgesloten.
Wat is de schade van [eisende partij] ?
Vervangende schadevergoeding
4.11.
Nu vaststaat dat PFC aansprakelijk is voor de schade van [eisende partij] en het beroep op haar algemene voorwaarden niet slaagt, moet worden vastgesteld of PFC de gehele gevorderde schadevergoeding moet betalen. [eisende partij] heeft immers bij e-mail van 15 september 2021 de verbintenis tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW).
4.12.
PFC voert in het kader van de gevorderde schadevergoeding aan dat zij niet gehouden is om de gehele schade te vergoeden, omdat herstel van de tegels nog mogelijk zou zijn en niet het hele terras hoeft te worden vervangen.
4.13.
PFC heeft aangevoerd dat herstel van de tegels mogelijk zou zijn, door deze te schuren en te polijsten. [eisende partij] neemt echter het standpunt in dat herstel niet mogelijk is en onderbouwt dit met zowel het expertiserapport van [betrokken bedrijf 1] van 1 december 2021 als de e-mail van Marmer Behandelen van 20 augustus 2021. [betrokken bedrijf 1] is in zijn rapport ingegaan op de vraag of herstel nog mogelijk zou zijn en komt tot de conclusie dat – gelet op het feit dat PFC tot twee keer toe het terras met zuur heeft behandeld – herstel niet mogelijk is. Marmer Behandelen kwam tot dezelfde conclusie nadat tijdens de herstelpoging bleek dat het terras in slechtere staat was dan gedacht en tijdens het schuren veel zuur naar boven kwam. [betrokken bedrijf 1] onderschrijft in het expertiserapport de conclusie van Marmer Behandelen dat volledig herstel niet mogelijk is door de slechte staat van de tegels. Uit het rapport van [betrokken bedrijf 1] blijkt verder dat vervanging van alleen aangetaste de tegels ook geen optie is, omdat kleur- en structuurverschillen ontstaan als tegels worden gebruikt die niet uit dezelfde delving komen. Omdat het niet realistisch is dat nog tegels kunnen worden gevonden die meer dan tien jaar geleden zijn gedolven ten behoeve van de aanleg van het terras van [eisende partij] , kan volgens [eisende partij] het terras alleen worden hersteld door alle tegels te vervangen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat herstel of gedeeltelijke vervanging van de tegels niet mogelijk is.
4.14.
Hoewel PFC de deskundigheid van zowel [betrokken bedrijf 1] als Marmer Behandelen in twijfel trekt, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan hun bevindingen. De rechtbank is van oordeel dat hun deskundigheid onvoldoende gemotiveerd is weersproken door PFC. Van PFC mocht in het kader van deze procedure meer worden verwacht dan alleen de nauwelijks onderbouwde stelling dat de door [eisende partij] ingeschakelde partijen niet deskundig waren. Temeer nu uit het door PFC zelf overgelegde afschrift van de website van [betrokken bedrijf 1] blijkt dat [betrokken bedrijf 1] deskundig is op het gebied van bestrating. Daarenboven heeft PFC er zelf voor gekozen niet aanwezig te zijn bij het onderzoek door [betrokken bedrijf 1] en heeft zij in de procedure ook geen contra-expertise overgelegd, zodat het ontbreken van een afwijkend deskundigenrapport in deze zaak voor rekening en risico van PFC komt.
4.15.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat herstel of gedeeltelijke vervanging van de tegels niet meer mogelijk is. Alleen door alle tegels te vervangen, kan het terras van [eisende partij] in de oude staat worden teruggebracht. De schade van [eisende partij] staat daarom gelijk aan de kosten van volledige vervanging van het terras. Die schade is door [eisende partij] begroot op € 36.500,00. Hoewel PFC heeft aangevoerd dat dat de schadebegroting moet worden gecorrigeerd vanwege de aftrek “nieuw voor oud”, heeft zij niets aangevoerd over de omvang van een dergelijke aftrek. Ook heeft PFC niet betwist dat bij Chinees hardsteen in feite geen sprake is van afschrijving of waardevermindering door tijdsverloop, omdat het een oneindige houdbaarheid heeft. Ter zitting heeft [eisende partij] onbetwist gesteld dat als de tegels goed waren schoongemaakt, zijn terras in feite ook weer als nieuw zou zijn geweest. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de vordering van [eisende partij] tot betaling van een schadevergoeding van € 36.500,00 toewijzen.
Expertisekosten
4.16.
PFC heeft geen verweer gevoerd tegen de door [eisende partij] gevorderde expertisekosten van € 920,74. Deze kosten zijn gemaakt doordat [eisende partij] [betrokken bedrijf 1] heeft ingeschakeld om de schade aan het terras vast te stellen en zijn daarom kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW). De rechtbank is van oordeel dat het redelijk was dat [eisende partij] zich voorzag van deskundige bijstand en is van oordeel dat de omvang van de kosten eveneens redelijk is. PFC zal daarom ook de gevorderde expertisekosten moeten vergoeden.
Buitengerechtelijke kosten
4.17.
[eisende partij] maakt aanspraak op een vergoeding van € 1.160,21 voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het ‘
Besluit’) van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering van € 1.160,21 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.149,21 bij een hoofdsom van € 37.420,74. De rechtbank wijst daarom € 1.149,21 toe.
Wettelijke rente
4.18.
De door [eisende partij] gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 36.500,00 zal worden toegewezen vanaf de gevorderde datum van 27 augustus 2021, omdat PFC op die datum in verzuim was.
Proceskosten
4.19.
PFC is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eisende partij] tot aan dit vonnis worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 131,18
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat
€ 1.802,50(2,50 punten × € 721,00)
Totaal € 3.234,68
4.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Overige vorderingen
4.21.
Omdat het gevorderde bedrag van € 36.500,00 als schadevergoeding is toegewezen, is voldaan aan de in randnummer 3.3 van dit vonnis genoemde voorwaardelijke intrekking van [eisende partij] van een aantal vorderingen, zodat aan beoordeling van die vorderingen niet wordt toegekomen.
4.22.
De door [eisende partij] gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen, omdat
de rechtbank van oordeel is dat [eisende partij] daarbij geen belang heeft (artikel 3:303 BW). Omdat
[eisende partij] al een vordering heeft ingesteld tot vergoeding van de schade die is veroorzaakt
wegens het tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen van PFC, ontbreekt een
belang bij een afzonderlijke (inhoudelijk gelijkluidende) verklaring voor recht. [3]

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt PFC tot betaling aan [eisende partij] van een schadevergoeding van € 36.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt PFC tot betaling aan [eisende partij] van € 920,74 voor kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid,
5.3.
veroordeelt PFC tot betaling aan [eisende partij] van € 1.149,21 voor buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt PFC in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.234,68, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt PFC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 42,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als PFC niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.

Voetnoten

1.Hoewel [eisende partij] deze vordering niet heeft opgenomen aan het eind van de dagvaarding, is deze wel voldoende duidelijk als vordering genoemd in het lichaam van de dagvaarding. Gelet op de inhoud van de dagvaarding moet het voor PFC voldoende duidelijk zijn geweest dat zij zich ook tegen deze vordering moest verdedigen (vgl. HR 15 november 1992,
2.Kamerstukken I 2002/2003, 23095, nr. 38a, p. 9-10.
3.Vgl. HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:644, rov. 3.4.4.