ECLI:NL:RBGEL:2022:6385

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21_2862
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending hoorrecht in bezwaar bij belastingrente Vpb 2019

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld over de schending van het hoorrecht in bezwaar met betrekking tot de belastingrente bij de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) 2019. Eiseres, een onderneming, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking belastingrente die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De rechtbank constateerde dat eiseres meerdere keren was uitgenodigd voor een telefonisch hoorgesprek, maar hier geen gebruik van had gemaakt. Eiseres voerde aan dat zij recht had op een fysieke hoorzitting en dat het hoorrecht was geschonden omdat zij niet fysiek was gehoord. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had aangegeven dat zij fysiek wilde worden gehoord en dat de bezwaarbehandelaar voldoende mogelijkheden had geboden om te worden gehoord. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht niet was geschonden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de noodzaak voor eiseres om haar wensen kenbaar te maken tijdens de bezwaarprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 21/2862

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 mei 2021 het bezwaar tegen de beschikking belastingrente bij de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) 2019 ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. Namens eiseres is verschenen [naam directeur] , directeur. Namens verweerder zijn verschenen [persoon A] en [persoon B] .

Overwegingen

1. Verweerder heeft met dagtekening 12 december 2020 de aanslag Vpb ( [aanslagnummer] ) over het jaar 2019 opgelegd. Daarbij is bij beschikking € 29 aan belastingrente in rekening gebracht.
2. Eiseres heeft hiertegen bij brief van 9 januari 2021 bezwaar gemaakt. Bij brief van 28 februari 2021 heeft zij de gronden van het bezwaar aangevuld.
3. Eiseres heeft verweerder op 16 april 2021 in gebreke gesteld tijdig op het bezwaar te beslissen.
4. Verweerder heeft eiseres bij e-mail van 23 april 2021 uitgenodigd om telefonisch te worden gehoord en daarbij zes verschillende mogelijkheden aangeboden.
5. Eiseres heeft in haar e-mail van 24 april 2021 daarop als volgt gereageerd:
" (…)
Graag wil ik gebruik maken van een hoorgesprek. Echter, volgens mijn "bronnen" dient dan aan de volgende vereisten voldaan te zijn:
Hoorgesprek en inzage stukken
Als daarom wordt verzocht is er tijdens de bezwaarfase een hoorgesprek met de inspecteur en kan daaraan voorafgaand inzage worden genomen in zijn dossier (waarin de stukken van de zaak horen te zitten). Door de dossierstukken in te zien kan een (als het goed is compleet) beeld worden verkregen van het bewijsmateriaal dat de inspecteur heeft voor zijn besluit.
Het hoorgesprek biedt de gelegenheid om de zaak persoonlijk toe te lichten, aan een ambtenaar die niet bij het nemen van het besluit betrokken was.
Ik zou dus graag inzage willen hebben in de dossiers, dus ook de voorgenomen uitspraak op de bezwaren en dan dus ook met een andere ambtenaar.
(…)
6. Vervolgens heeft verweerder in zijn e-mail van 26 april 2021 de voorgenomen uitspraak op bezwaar toegezonden. Daarin heeft de bezwaarbehandelaar onder meer uitgelegd dat hij niet betrokken is geweest bij het aanslagproces en daarom voldoet aan het criterium van "andere" ambtenaar, die niet bij het nemen van het besluit betrokken was, waar eiseres in haar e-mail op heeft gewezen. Ook heeft de bezwaarbehandelaar toegelicht dat de aanslag automatisch/administratief is opgelegd en dat het dossier waar eiseres inzage in wil daarom alleen bestaat uit de aangifte en de aanslag, omdat de belastingrente op basis daarvan automatisch wordt berekend. Daarnaast heeft de bezwaarbehandelaar inhoudelijk op de bezwaargronden gereageerd en tot slot heeft hij eiseres nogmaals uitgenodigd telefonisch te worden gehoord en daarvoor vijf verschillende mogelijkheden aangeboden.
7. Eiseres heeft in haar e-mail van 28 april 2021 daarop als volgt gereageerd:
" (…)
Ik heb de concept brieven ontvangen. Ik concludeer voorlopig 2 zaken:
1. U bent degene die een beslissing op het bezwaar heeft geschreven, het hoorgesprek zou dus met een andere medewerker van de Belastingdienst moeten plaatsvinden;
2. U gaat helemaal niet in op ieder punt uit mijn bezwaar, maar verbergt zich achter een algemene regel zónder e.e.a. zelf gecontroleerd te hebben (althans, daar zie ik geen verwijzing naar);
Graag ontvang ik nieuwe conceptbrieven waarin wél ingegaan wordt op mijn specifieke stellingen (inclusief onderzoek aan uw zijde) om vervolgens een hoorgesprek in te plannen met een collega of superieur van u.
(…) "
8. De bezwaarbehandelaar heeft vervolgens in zijn e-mail van 29 april 2021 de berekening van de belastingrente toegelicht. Daarnaast heeft de bezwaarbehandelaar nogmaals uitgelegd dat hij bevoegd is het bezwaar te behandelen en nog een laatste mogelijkheid geboden om telefonisch te worden gehoord.
9. Hierop heeft eiseres niet meer gereageerd. Vervolgens is met dagtekening 4 mei 2021 uitspraak op het bezwaar gedaan.
10. Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat verweerder de hoorplicht in bezwaar heeft geschonden.
11. De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht in bezwaar niet is geschonden. Uit de stukken volgt dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt. De bezwaarbehandelaar heeft tot twee keer toe meerdere concrete mogelijkheden geboden om telefonisch te worden gehoord. Uit de reacties van eiseres volgt dat zij niet door de bezwaarbehandelaar wilde worden gehoord omdat zij in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat hij bij de aanslagregeling was betrokken geweest. Eiseres heeft in haar onjuiste voorstelling daarover volhard ondanks dat de bezwaarbehandelaar tot tweemaal toe heeft uitgelegd dat hij niet bij de aanslagregeling was betrokken en dus gold als een "andere ambtenaar". De rechtbank ziet noch in de stukken noch in het verhandelde ter zitting concrete redenen waarom eiseres heeft vastgehouden aan haar eigen (onjuiste) inzichten over de inrichting van een bezwaarprocedure bij de Belastingdienst. De informatie van de website bood daarvoor, na de uitleg van de bezwaarbehandelaar, in ieder geval geen onderbouwing. Dit geldt ook voor de andere reden waarom eiseres niet aan een hoorgesprek wilde deelnemen, namelijk dat zij vooraf inzage wilde krijgen in het dossier. De bezwaarbehandelaar heeft in de voorgenomen uitspraak op bezwaar uitgelegd dat het dossier slechts bestaat uit de aangifte en de aanslag. Eiseres heeft ter zitting niet kunnen aangeven op grond waarvan zij redelijkerwijs kon twijfelen aan de juistheid van de toelichting van de bezwaarbehandelaar. Gelet hierop, moet de conclusie zijn dat verweerder voldoende mogelijkheden heeft geboden om te worden gehoord en dat eiseres om haar moverende redenen daarvan heeft afgezien.
12. Eiseres heeft in beroep ook nog aangevoerd dat zij recht had op een fysieke hoorzitting en dat haar uitsluitend een telefonische hoorzitting is aangeboden en dat om die reden de hoorplicht is geschonden. De rechtbank ziet in dit betoog geen aanleiding voor een ander oordeel. In de eerste plaats heeft eiseres naar aanleiding van de uitnodigingen om telefonisch te worden gehoord niet kenbaar gemaakt dat zij fysiek wilde worden gehoord. Daargelaten of het op dat moment vanwege de geldende coronamaatregelen mogelijk zou zijn geweest om een locatie te vinden om eiseres te horen, is het voor de bezwaarbehandelaar dus niet duidelijk geweest dat eventueel een belangenafweging had moeten plaatsvinden tussen het (gestelde) belang bij fysiek horen tegenover het belang van het kunnen voldoen aan de coronamaatregelen en het afhandelen van het bezwaar binnen redelijke grenzen. In de tweede plaats ziet de rechtbank in hetgeen eiseres hierover in beroep heeft verklaard geen zwaarwegende belangen die een fysieke hoorzitting hadden kunnen rechtvaardigen ondanks de geldende coronamaatregelen. Eiseres heeft in beroep namelijk als redenen gegeven dat een fysieke hoorzitting nou eenmaal het uitgangspunt is en zij daar dus recht op heeft en daarnaast dat haar accountant aanwezig had kunnen zijn op een fysieke hoorzitting. De eerste reden is niet doorslaggevend gegeven het uitzonderlijke karakter van de wereldwijde coronapandemie. De tweede reden is evenmin doorslaggevend, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat aan een telefoongesprek door meerdere mensen tegelijk kan worden deelgenomen (conference call). Niet valt in te zien dat de accountant niet ook had kunnen inbellen. Overigens heeft eiseres tegenover de bezwaarbehandelaar ook niet aangegeven dat zij bijstand wilde vragen voor de hoorzitting zodat de bezwaarbehandelaar daarmee ook geen rekening had kunnen houden.
13. Tot slot heeft eiseres erop gewezen dat verweerder in de uitspraak op bezwaar ten onrechte niet heeft vermeld dat eiseres niet is gehoord ondanks dat daarom is verzocht. Eiseres heeft gelijk dat is verzuimd om dit op te nemen. Gelet op de toelichting op de voorgenomen uitspraak op bezwaar, de correspondentie in bezwaar tussen eiseres en de bezwaarbehandelaar en de nadere toelichting in beroep, is eiseres hierdoor echter niet in haar belangen geschaad. Daarom passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
14. In beroep heeft eiseres voor het overige geen (inhoudelijke) gronden aangevoerd. Gelet hierop dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, rechter, in tegenwoordigheid van M.I.M. Geraerts, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).