ECLI:NL:RBGEL:2022:6359

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
ARN 20/3950
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning en bijbehorend erf op grond van artikel 13b Opiumwet na vaststelling van een drugslaboratorium

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning en het bijbehorende erf in de gemeente Heumen, op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten tot sluiting na de ontdekking van een drugslaboratorium in de schuur van de woning, waar amfetamine werd geproduceerd. De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waaronder de bevindingen van de politie en de eerdere besluiten van de burgemeester. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de sluiting, maar de rechtbank oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om tot sluiting over te gaan, gezien de ernst van de situatie en de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs. De rechtbank concludeert dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was, en dat de burgemeester in overeenstemming met zijn beleidsregels heeft gehandeld. Eiser's beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om in dergelijke situaties op te treden ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/3950

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. C.J. Driessen),
en

de burgemeester van de gemeente Heumen (de burgemeester)

(gemachtigde: mr. J.W.M. Hagelaars).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de sluiting van de woning en het bijbehorende erf aan de [locatie] in [plaats] voor één jaar.
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 juni 2020 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande schriftelijke kennisgeving niet verschenen. Deelgenomen heeft: de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is de aanleiding voor de sluiting?
2. Eiser is woonachtig in een vrijstaande woning aan de [locatie] in [plaats]. Achter de woning staat een stenen schuur, die was verdeeld in twee delen. Daarnaast staan twee geschakelde koelcontainers, die via openingen in de zijwanden met elkaar zijn verbonden. Voor en achter de koelcontainers staan diverse houten opstallen.
Op 1 augustus 2019 is er een brand geweest in de stenen schuur, die volledig is uitgebrand. Tijdens het (na)blussen heeft de brandweer geconstateerd dat er vermoedelijk in het achterste deel van de schuur een drugslaboratorium was gevestigd. Door de politie-eenheid Oost-Nederland is vervolgens vastgesteld dat in de schuur en de containers op het erf een drugslaboratorium aanwezig was, waarin amfetamine werd geproduceerd. Op 12 september 2019 is hiervan een bestuurlijke rapportage opgemaakt.
2.1.
Naar aanleiding van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester, bij brief van 21 november 2019, aan eiser meegedeeld voornemens te zijn gebruik te maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet om bestuursdwang toe te passen en de woning van eiser met het omliggende erf aan de [locatie] in [plaats] voor een periode van één jaar te sluiten. Eiser heeft, met zijn brief van 6 december 2019, een zienswijze tegen dit voornemen ingediend. Vervolgens heeft de burgemeester het besluit van 10 december 2019 afgegeven. Daarbij is bepaald dat de sluiting ingaat per 8 januari 2020. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank. Bij uitspraak van 7 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en de voorlopige voorziening getroffen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot en met 5 februari 2020.
2.2.
Op 18 februari 2020 is een aanvullende bestuurlijke rapportage opgemaakt door de politie over incidenten waarbij leden van eisers familie zijn betrokken.
2.3.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en wederom een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 17 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter dat verzoek afgewezen.
2.4.
Op 19 juli 2020 heeft eiser de burgemeester verzocht om de sluiting van zijn perceel onmiddellijk op te heffen vanwege psychische klachten van eiser en zijn slechte financiële situatie door het verlies van inkomsten uit de paardenstalling. Bij besluit van 30 juli 2020 heeft de burgemeester dat verzoek afgewezen.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
3. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
3.1.
Volgens de bestuurlijke rapportage is op de locaties buiten, in de containers en in de schuur, het volgende aangetroffen:
- 4 x RVS reactievat, inhoud 488 liter, allen voor de helft gevuld. De branders onder de ketels stonden uit, de ketels hadden bij het aantreffen een temperatuur van ongeveer 85 graden Celsius;
- destillatie opstelling met 40-liter RVS destillatie ketel + koeler en twee tot stoomketel gemodificeerde bierfusten. Tevens één extra RVS koeler ten behoeve van destillatie;
- 17 liter gedestilleerde amfetamine-olie (FD positief getest op amfetamine)
- 122 liter BMK (FD positief getest);
- 235 liter mierenzuur;
- 180 liter Formamide (FD positief getest);
- 1050 liter Zwavelzuur (FD positief getest);
- 627 kilogram caustic soda;
- 75 liter Ethanol
- 537,5 liter synthese afval, licht zurig;
- 280 liter synthese afval, basisch;
- 975 liter conversie afval.
De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) heeft getest met behulp van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de ThermoScientific First Defender. De uitkomst is vermeld met FD.
3.2.
Amfetamine staat op lijst I, de olie is positief getest op amfetamine. Niet in geschil is dat er een handelshoeveelheid amfetamine is aangetroffen. De burgemeester is daarom bevoegd tot sluiting over te gaan.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester bevoegd was sluiting van het gehele perceel te gelasten. De burgemeester heeft het perceel met de daarop staande opstallen als één geheel mogen aanmerken. Hierbij is relevant dat eiser eigenaar is van het hele perceel, dat de schuur en de containers op korte afstand van de (bedrijfs)woning zijn gelegen en dat het perceel via één oprit te bereiken is. Ook de achter op het perceel gelegen paardenboxen zijn alleen bereikbaar via de oprit en de rest van het perceel. Voorts volgt uit de bestuurlijke rapportage dat de waterslang die was aangesloten op de containers ook was aangesloten op de woning. Er liep een lange slang over het terrein, door de schuur naar de containers. Voorts is door Liander vastgesteld dat de zegels bij de hoofdaansluitingskast in de woning vals waren en dat een illegale elektriciteitsaansluiting was aangelegd. Bij de aanleg van de elektra ten behoeve van het drugslab is gebruik gemaakt van een doorvoer via de schuur. Daarmee is tevens sprake van een functionele binding tussen de diverse opstallen en de productie van amfetamine.
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
4. De bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
4.1.
De burgemeester heeft beleid vastgesteld. [1] Daarin is onderscheid gemaakt tussen de sluiting van lokalen en de sluiting van woningen en zijn er afzonderlijke handhavingsmatrixen vastgesteld. De burgemeester heeft in het bestreden besluit toegelicht dat is aangesloten bij het beleid inzake lokalen, ook al betreft het ook de sluiting van een woning. Het gaat immers om één perceel en één eigenaar. Volgens het bestemmingsplan is bovendien sprake van een bedrijfswoning die toch al niet mag worden bewoond als het bedrijf niet kan worden uitgeoefend. Verder is er slechts één oprit, zodat de woning ook niet afzonderlijk bereikbaar is en is sprake van samenhang tussen de diverse opstallen.
Gezien deze omstandigheden volgt de rechtbank het standpunt van de burgemeester dat het gehele complex als een samenhangend geheel moet worden beschouwd en dat de woning daarvan niet los kan worden gezien.
4.2.
In het beleid is opgenomen dat, indien er sprake is van het voorhanden zijn van productiemiddelen voor harddrugs, zoals bedoeld in artikel 10a, eerste lid, sub 3, van de Opiumwet, de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen, magazijnen en andere (bedrijfs-)ruimten voor de duur van één jaar worden gesloten. Dit beleid past binnen de grenzen in dit kader waarbij volgens vaste rechtspraak het beleid niet onredelijk wordt geacht.
Had de burgemeester reden moeten zien om van sluiting af te zien?
5. De burgemeester moet vervolgens alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf of tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dat staat in artikel 4:84 van de Awb. De Afdeling is in haar uitspraak van 28 augustus 2019 [2] nader ingegaan op het toetsingskader dat zij hanteert om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om deze bevoegdheid te gebruiken. Daarbij moet worden getoetst of de sluiting noodzakelijk en evenredig is.
Is sluiting noodzakelijk?
6. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 februari 2022 [3] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt.
6.1.
Op het perceel van eiser is een amfetamine laboratorium aanwezig geweest, waarbij 17 liter amfetamine olie is aangetroffen en grote hoeveelheden grondstoffen. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat bij een handelshoeveelheid harddrugs de noodzaak
om tot sluiting over te gaan in beginsel groter zal zijn dan bij softdrugs. [4] Daarbij heeft de burgemeester mogen betrekken dat sprake was van faciliteiten ten behoeve van het produceren van drugs. De burgemeester heeft de situatie daarom als ernstig en grootschalig mogen aanmerken. Bovendien heeft de burgemeester bij de beoordeling mogen betrekken dat begin 2019 op korte afstand van het perceel van eiser drugsafval is gedumpt en dat in de directe nabijheid van het perceel van eiser een ander drugslaboratorium is ontmanteld. De burgemeester heeft sluiting van het perceel daarom noodzakelijk kunnen achten ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.
Is sluiting evenredig?
7. In de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 is het volgende overwogen. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
7.1.
Eiser voert aan dat sprake is van een ernstige medische nood- en crisissituatie. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij het medisch journaal van zijn huisarts overgelegd. Daaruit blijkt dat eiser een ernstige depressie met suïcidale gedachtes heeft en ook dat sprake is geweest van een crisisopname. Verder zijn er als gevolg van de sluiting ernstige financiële problemen.
7.2.
Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Uit de door eiser overgelegde stukken uit zijn medisch dossier blijkt niet dat hij om medische redenen gebonden is aan de woning, ook niet waar het betreft zijn psychische gesteldheid. Over de gestelde financiële problemen heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser onvoldoende gegevens heeft overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij om medische redenen in deze woning dient te blijven. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat het onmogelijk is om alternatieve huisvesting voor het gezin te vinden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Drugsbeleid gemeente Heumen 2019.
2.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
3.ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.ABRvS 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2388.