ECLI:NL:RBGEL:2022:6356

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
05-157822-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man uit Nijmegen voor poging zware mishandeling, brandstichting en andere strafbare feiten

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland een 24-jarige man uit Nijmegen veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging zware mishandeling, brandstichting, het verlaten van de plaats van een ongeval, en diefstal van een scooter. De man kreeg een gevangenisstraf van 428 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Een van de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf is dat hij zich laat opnemen in een forensische verslavingskliniek. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van 7.500 euro betalen aan het slachtoffer van de poging zware mishandeling.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 december 2021 een poging deed om [slachtoffer 1] van het leven te beroven, maar dat niet bewezen kon worden dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood. Wel werd vastgesteld dat hij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar keel dicht te knijpen en haar te slaan. De rechtbank achtte het voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel bewezen.

Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan brandstichting door de auto van zijn ex-vriendin in brand te steken, het verlaten van de plaats van een verkeersongeval en het stelen van een scooter. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte leed aan psychische stoornissen en een verslaving, wat zijn gedrag beïnvloedde. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zich te rehabiliteren en zijn problematiek aan te pakken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/157822-22 + 05/175687-22 (gevoegd ter terechtzitting) + 05/007584-20 (TUL)
Datum uitspraak : 10 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. G. Emons, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 05/157822-22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Berg en Dal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer 1] in de auto mee heeft genomen naar of nabij Hotel Erica,
  • aldaar, terwijl die [slachtoffer 1] in de auto zat, die [slachtoffer 1] met beide armen om haar hoofd en/of haar nek vast heeft gepakt,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] uit de auto heeft getrokken,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid en bovenop haar is gaan zitten,
  • met beide handen de keel van die [slachtoffer 1] dicht heeft geknepen waardoor die [slachtoffer 1] geen lucht meer kreeg en/of
  • met zijn vuist tegen de slaap van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Berg en Dal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • die [slachtoffer 1] in de auto mee heeft genomen naar of nabij Hotel Erica,
  • aldaar, terwijl die [slachtoffer 1] in de auto zat, die [slachtoffer 1] met beide armen om haar hoofd en/of haar nek vast heeft gepakt,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] uit de auto heeft getrokken,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid en bovenop haar is gaan zitten,
  • met beide handen de keel van die [slachtoffer 1] dicht heeft geknepen waardoor die [slachtoffer 1] geen lucht meer kreeg en/of
  • met zijn vuist tegen de slaap van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2021 te Berg en Dal [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer 1] in de auto mee heeft genomen naar of nabij Hotel Erica,
  • aldaar, terwijl die [slachtoffer 1] in de auto zat, die [slachtoffer 1] met beide armen om haar hoofd en/of haar nek vast heeft gepakt,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] uit de auto heeft getrokken,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid en bovenop haar is gaan zitten,
  • met beide handen de keel van die [slachtoffer 1] dicht heeft geknepen waardoor die [slachtoffer 1] geen lucht meer kreeg en/of
  • met zijn vuist tegen de slaap van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/175687-22 ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 juni 2022 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een aanmaakblokje, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een (personen)auto (merk BMW) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die auto (welke geparkeerd stond aan de [adres 2] ter hoogte van nummer 20 te Groesbeek) en/of de woning gelegen aan de [adres 2] en/of de naastgelegen/belendende woningen van de [adres 2] , en/of de zich in voorgenoemde woningen bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op/aan Zwanenveld (tussen de 40e en 41e straat), op of omstreeks 3 juni 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht;
3
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Nijmegen, een bromscooter (merk/type: Sym Xs50qt) althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Nijmegen een bromscooter (merk/type: Piaggio C38), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen bromscooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/157822-22 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag op aangeefster, mevrouw [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel wijst op samendrukkend geweld op de hals. Dit letsel was op zich niet potentieel dodelijk, maar de gedragingen van verdachte hadden na drie tot vijf minuten wel tot de dood kunnen leiden. Niet duidelijk is hoe lang het geweld heeft geduurd. De gedragingen van verdachte zijn echter bepalend. Het dichtknijpen van de keel van [slachtoffer 1] , terwijl verdachte op haar zat, wijst op doden. [slachtoffer 1] heeft verdachte van zich af kunnen krijgen waardoor erger is voorkomen. De gedragingen van verdachte zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het voorwaardelijk opzet op het doden van [slachtoffer 1] bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen en verdachte daarvoor verantwoordelijk is. Echter, niet alle handelingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd vinden zonder meer steun in het forensisch medisch onderzoek, namelijk het dichtknijpen van de keel en het slaan met de vuist op de slaap. Het letsel dat is aangetroffen in de hals en de ogen kan ook op andere wijze zijn ontstaan en dit is enkel op basis van het forensisch medisch onderzoek ook niet uit te sluiten. Bovendien waren de letsels niet potentieel dodelijk. Dit dient te leiden tot vrijspraak van beide ten laste gelegde gedragingen. De overige ten laste gelegde handelingen laten zich niet kwalificeren als potentieel dodelijke handelingen of handelingen die leiden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde kan daarom niet bewezen worden. Subsidiair, ontbreekt het bewijs dat verdachte opzet had op het overlijden van [slachtoffer 1] of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Uit niets blijkt van boos opzet en van opzet in voorwaardelijke zin is, wat betreft het primair tenlastegelegde, evenmin sprake nu er geen aanmerkelijke kans was op het overlijden van [slachtoffer 1] . Meer subsidiair, is verdachte tijdens het incident volledig het contact met de werkelijkheid verloren, waardoor er geen sprake was van willens en wetens handelen en ontbrak bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen.
Beoordeling door de rechtbank
Niet in geschil is dat verdachte en [slachtoffer 1] die bewuste nacht contact hebben gehad en hebben afgesproken om elkaar te zien. Ook had verdachte de volgende dag krassen in zijn gezicht die hij daarvoor niet had en niet kan verklaren. [2] De vraag is wat er die nacht is gebeurd. Verdachte heeft aangegeven daaraan geen enkele herinnering te hebben.
Aangifte
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 11 december 2021 na middernacht een bericht van verdachte kreeg, waarin hij aangaf dat hij met haar wilde praten. Verdachte kwam [slachtoffer 1] ophalen in een bedrijfsbusje en zij zijn een stuk gaan rijden. Op enig moment heeft verdachte, vlak bij Hotel Erica in Berg en Dal op een afgelegen plek, het busje gestopt en is hij uitgestapt. Kort daarna klopte verdachte op de deur aan de passagierskant, waar [slachtoffer 1] zat. Toen zij de deur opendeed, werd zij door verdachte met zijn beiden armen om haar hoofd gepakt en uit de auto getrokken. Verdachte gooide haar vervolgens op de grond en terwijl zij op haar rug lag, ging verdachte op haar buik zitten. Verdachte kneep met beide handen haar keel dicht en deed zijn handen over elkaar om druk te zetten. [slachtoffer 1] kreeg geen lucht en voelde doodsangst. Toen zij verdachte probeerde weg te duwen, sloeg hij haar met zijn vuist tegen haar slaap. [slachtoffer 1] weet niet hoe zij uiteindelijk weer in het busje is gekomen. Het eerste dat zij zich kan herinneren, is dat ze weer met verdachte in het rijdende busje zat. Verdachte heeft haar thuis afgezet. [3]
Onderzoek letsel aangeefster
In het dossier bevindt zich een Rapport Forensisch Medisch Onderzoek (verder: forensisch rapport), opgesteld door forensisch arts dhr. drs. B.T.F. van Rijswijck, waarin onder meer het volgende over het letsel van [slachtoffer 1] staat geschreven [4] :
“In geval van samendrukkend geweld op de hals kunnen de volgende uitwendig zichtbare letsels mogelijk worden waargenomen: bloeduitstortingen in de (omgeving van de) hals-nekregio, soms passend bij fingertip-bruises; tekenen van traumatische 'asfyxie' (of 'bloedstuwingstekenen') zoals onder andere puntbloedinkjes/petechiën in het gelaat en bloedingen onder het buitenste weefsellaagje van het oog (subconjunctivale bloedingen).
Daarbij dient te worden opgemerkt dat 'samendrukkend geweld op de hals' vaak een gewelddadige handeling betreft waarbij het slachtoffer zich in de regel verzet. Er kan ten gevolge van deze handeling mogelijk ook het volgende zichtbare letsel worden waargenomen: schaafwonden in de hals-nekregio, meestal veroorzaakt door krassen of druk van vingernagels van de aanvaller of het slachtoffer.
Er zijn bij aangeefster meerdere bloeduitstortingen in de (omgeving van) de hals-nekregio aangetroffen, waarbij enkele bloeduitstortingen kunnen passen bij fingertip-bruises. Tevens zijn er schaafwonden in de hals-nekregio aangetroffen. Verder zijn er in beide ogen subconjunctivale bloedingen waargenomen. Dergelijke letsels kunnen mogelijk worden waargenomen na
een incident met 'samendrukkend geweld op de hals' (doch andere ontstaanswijzen zijn enkel op basis van het forensisch medisch onderzoek niet uitgesloten).
Op basis van de uitwendig zichtbare letsels bij aangeefster kan geen uitspraak worden gedaan over de kracht waarmee deze letsels zijn toegebracht. De letsels van aangeefster waren niet potentieel dodelijk.
Samendrukkend of snoerend geweld op de hals kan de volgende gevolgen hebben:
  • Afsluiting van de aders in de hals (waarvoor een druk van +/- 2 kg/cm vereist is) belemmert de afvoer van bloed uit de hersenen waardoor vervolgens ook de instroom van zuurstofrijk bloed belemmerd wordt en er een zuurstoftekort in de hersenen ontstaat.
  • Afsluiting van de slagaders in de hals (waarvoor een druk van +/- 3-5 kg/cm vereist is) blokkeert direct de instroom van zuurstofrijk bloed in de hersenen waardoor er een zuurstoftekort in de hersenen ontstaat. (Bij volledige afsluiting van beide halsslagaders ontstaat doorgaans na 6-10 seconden bewusteloosheid en na 1-3 minuten een ademhalingsstilstand.)
  • Afsluiting van de luchtpijp (waarvoor een druk van +/- 8-15 kg/cm vereist is), eventueel door verplaatsing van de tong tegen het gehemelte, belemmert de luchtinstroom (en dus ook zuurstofinstroom) in de longen wat (nadat de zuurstofreserve in het lichaam na meerdere minuten opgebruikt is) zal leiden tot zuurstoftekort in het lichaam (onder andere in de hersenen).
  • Druk op de drukreceptoren in de halsslagaderen kan middels een zenuwreflex leiden tot een hartstilstand (instantaneous neurogenic cardiac arrest).
  • Het vrijkomen van stresshormonen (ten gevolge van de situatie en/of zuurstoftekort) kan (mede) leiden tot hartfalen en/of hartritmestoornissen (remotely stimulated cardiac dysfunction).
Deze effecten kunnen (apart of in combinatie) leiden tot een zuurstoftekort in de hersenen wat na 3-5 minuten tot onherstelbare hersenschade kan leiden (zoals neurologische schade en uiteindelijk de dood).
De bij [slachtoffer 1] zichtbare letsels zullen alleen tijdelijk ongemak hebben gegeven. Er zijn op basis van de huidige informatie geen blijvende invaliditeit en(/of) lichamelijke
consequenties te verwachten.”
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank constateert dat de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen volledig ondersteund wordt door de voornoemde bevindingen in het forensisch rapport, meer in het bijzonder het constateerde letsel dat volgens de forensisch arts mogelijk kan worden waargenomen na een incident met ‘samendrukkend geweld op de hals’. Ook andere onderdelen waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard vinden ondersteuning in het dossier, zoals het telefoongesprek dat in het bedrijfsbusje is gevoerd met Daan Mandersloot. De rechtbank heeft in het procesdossier geen concrete aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] en zij zal daarom van de juistheid daarvan uitgaan, ook waar het gaat om het slaan met de vuist tegen de slaap van [slachtoffer 1] . Het ontbreken van zichtbaar letsel op de slaap van [slachtoffer 1] , maakt dat niet anders.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat bewezen kan worden dat verdachte de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en dat hij haar met zijn vuist tegen haar slaap heeft geslagen, zoals door [slachtoffer 1] is verklaard.
Kwalificatie
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden hoe het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd.
Poging doodslag
Uit het forensisch rapport blijkt dat het dichtknijpen van de keel (samendrukkend geweld op de hals) potentieel dodelijk kan zijn, maar dat dit niet per definitie het geval is. Op basis van het dossier is niet vast te stellen hoe lang en met welke intensiteit verdachte de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij geen lucht kreeg, kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat dit gedurende in ieder geval enkele seconden en met enige kracht is gebeurd, maar de precieze duur en intensiteit van de geweldshandeling is onduidelijk gebleven. Ook is niet gebleken dat [slachtoffer 1] haar bewustzijn heeft verloren. De informatie in het dossier is daarmee onvoldoende om te kunnen concluderen dat het door verdachte dichtknijpen van de keel van [slachtoffer 1] potentieel dodelijk was. Datzelfde geldt voor de vuistslag tegen de slaap van [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Poging zware mishandeling
Vervolgens ligt de vraag voor of bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Vol opzet kan niet bewezen worden. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Immers, het - ook kortstondig - met enige kracht dichtknijpen van de keel van een persoon brengt in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Op die plaats bevinden zich immers kwetsbare en vitale delen van de hals. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Dat is anders waar het gaat om de vuistslag tegen de slaap van [slachtoffer 1] . Hoewel de slaap een kwetsbaar deel is van het hoofd, kan, bij gebreke van verdere informatie over de kracht waarmee is geslagen, niet gezegd worden dat de vuistslag een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft doen ontstaan.
Verdachte is, terwijl [slachtoffer 1] op haar rug lag, op haar buik gaan zitten en heeft met beide handen gedurende in ieder geval enkele seconden en met enige kracht haar keel dichtgeknepen, waarbij hij zijn handen over elkaar deed om druk te zetten. Aangeefster kreeg op dat moment geen lucht. Deze gedragingen van verdachte kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Wat betreft het verweer van de raadsman dat verdachte volledig het contact met de werkelijkheid was verloren, waardoor er geen sprake kan zijn van opzet, overweegt de rechtbank als volgt. Een geestelijke stoornis kan slechts dan aan bewezenverklaring van opzet in de weg staan als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen
iederinzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Van een zodanig geval is niet gebleken. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/175687-22 [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht, ten aanzien van feit 1, dat niet uit het dossier volgt dat er gevaar te duchten was voor andere zaken dan de betreffende auto. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het te duchten gevaar voor andere zaken dan de auto. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 11-13;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van
27 oktober 2022.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel “en/of de woning gelegen aan de [adres 2] en/of de naastgelegen/belendende woningen van de [adres 2] , en/of de zich in voorgenoemde woningen bevindende goederen”. In het dossier bevindt zich immers geen informatie van een ter zake deskundige over de gevaren die de autobrand in het leven heeft geroepen, waardoor niet bewezen kan worden dat er gevaar is geweest voor de woningen en/of de goederen die zich in die woningen bevonden.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer 2] , p. 29-30;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van
27 oktober 2022.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 40-41;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van
27 oktober 2022.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 46-47;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van
27 oktober 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/157822-22
hij op
of omstreeks11 december 2021 te Berg en Dal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • die [slachtoffer 1] in de auto mee heeft genomen naar of nabij Hotel Erica,
  • aldaar, terwijl die [slachtoffer 1] in de auto zat, die [slachtoffer 1] met beide armen om haar hoofd
  • vervolgens die [slachtoffer 1] uit de auto heeft getrokken,
  • vervolgens die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid en bovenop haar is gaan zitten,
  • met beide handen de keel van die [slachtoffer 1] dicht heeft geknepen waardoor die [slachtoffer 1] geen lucht meer kreeg en
  • met zijn vuist tegen de slaap van die [slachtoffer 1] heeft
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 05/175687-22
1
hij op
of omstreeks5 juni 2022 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een aanmaakblokje,
althans met een brandbare stoften gevolge waarvan een (personen)auto (merk BMW)
geheel ofgedeeltelijk is verbrand
, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die auto (welke geparkeerd stond aan de [adres 2] ter hoogte van nummer 20 te Groesbeek) en
/of de woning gelegen aan de [adres 2] en/of de naastgelegen/belendende woningen van de [adres 2] , en/of de zich in voorgenoemde woningen bevindende goederen, in elk gevalgemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op
/aanZwanenveld (tussen de 40e en 41e straat), op
of omstreeks3 juni 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]) schade was toegebracht;
3
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Nijmegen, een bromscooter (merk/type: Sym Xs50qt)
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad
, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij op
of omstreeks15 mei 2022 te Nijmegen een bromscooter (merk/type: Piaggio C38),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdie weg te nemen bromscooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/157822-22:
poging zware mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 05/175687-22, feit 1:
opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen;
ten aanzien van parketnummer 05/175687-22, feit 2:
doorrijden na aanrijding;
ten aanzien van parketnummer 05/175687-22, feit 3:
opzetheling;
ten aanzien van parketnummer 05/175687-22, feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 473 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte kan dan in het kader van de voorwaardelijke straf opgenomen worden in de Piet Roordakliniek. Aan deze straf dient een proeftijd van drie jaren, met alle bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te worden gekoppeld, waarbij geldt dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard dienen te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Uit het Pro-Justitia onderzoek volgt dat verdachte ten tijde van de feiten leed aan ADHD, borderline en ernstige stoornissen in het gebruik van amfetaminen. Vanuit die stoornissen kenmerkt verdachte zich door sterkte impulsiviteit, die groter wordt wanneer hij onder invloed van middelen verkeert. Daarnaast is sprake van beperkte zelfcontrole. In de periode dat de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden, sliep verdachte dagen achtereen niet en gebruikte hij harddrugs. Toen verdachte werd geconfronteerd met het incident dat had plaatsgevonden met [slachtoffer 1] , heeft hij meteen zijn verantwoordelijkheid willen nemen en heeft hij zich gemeld bij de politie. Hij heeft op eigen initiatief de andere vier feiten bekend. Voor verdachte is duidelijk dat hij een verplicht kader nodig heeft om zijn problematiek aan te pakken. Hij kan zich vinden in de adviezen die uit de onderzoeken zijn gekomen. Verder heeft mediation plaatsgevonden met [slachtoffer 1] en is overeenstemming bereikt over de te betalen schadevergoeding. Bij de strafoplegging dient met dit alles rekening te worden gehouden, en ook met het gegeven dat verdachte door zijn stoornissen verminderd toerekeningsvatbaar is, en dat hem een langdurig en intensief klinisch behandeltraject te wachten staat. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot 14 november 2022 11:00 uur en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, is passend. Tot slot heeft de verdediging aangegeven dat het eventueel op te leggen contactverbod beperkt dient te worden tot slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] , en dat het verzochte locatieverbod afgewezen dient te worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte kampt al sinds jonge leeftijd met een drugsverslaving. Hij heeft aangegeven dat hij in de periode dat de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden, veelvuldig harddrugs gebruikte en weinig sliep. In die periode heeft hij de auto van zijn ex-vriendin opzettelijk in brand gestoken, is hij weggerend nadat hij een ongeluk had veroorzaakt, heeft hij een gestolen scooter voorhanden gehad en heeft hij een scooter gestolen door het slot open te breken. Daarnaast heeft hij gepoogd [slachtoffer 1] zwaar letsel toe te brengen; een incident waarvan verdachte naar eigen zeggen niets meer weet. Uit wat [slachtoffer 1] ter terechtzitting naar voren heeft bracht, blijkt dat de impact van dit incident op [slachtoffer 1] groot is. Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en zij heeft nog altijd last van wat er is gebeurd. De rechtbank rekent verdachte dit feit, maar ook de andere feiten, zwaar aan. Verdachte heeft met de andere feiten hinder en overlast veroorzaakt voor de betrokkenen. Bovendien is de brandstichting voor [slachtoffer 5] , zo blijkt uit de toelichting op haar schadevordering en zo is ook zonder meer voorstelbaar, angstaanjagend geweest. Een dergelijk feit veroorzaakt ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen. De eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien is wat betreft het doorrijden na een aanrijding en wat betreft vermogensdelicten sprake van recidive. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij het bepalen van de straf.
Uit het strafblad blijkt verder dat verdachte ook na de onderhavige pleegdata meermaals is veroordeeld, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat op zijn initiatief een succesvol mediationtraject met [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden en dat hij zich bereid heeft verklaard om schadevergoeding aan haar te betalen.
Rapportages
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de recente rapporten en adviezen die zijn opgemaakt over verdachte.
In de Pro-Justitia rapportage van 16 september 2022 en de aanvullende rapportage van
20 oktober 2022, opgemaakt door GZ-psycholoog dr. R.W. Blaauw, is - samengevat weergegeven - het volgende naar voren gebracht. Bij verdachte is sprake van psychische stoornissen in de vorm van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitstoornis, gecombineerd beeld, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis en ernstige stoornissen in het gebruik van amfetaminen. Geadviseerd wordt om de feiten 1 tot en met 3 van parketnummer 05/175687-22 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, omdat hij werd beïnvloed door zijn stoornissen, maar daardoor niet werd overweldigd. Feit 4 van die tenlastelegging kan hem volledig worden toegerekend, omdat hij daar vrijheid van handelen had. Wat betreft het onder parketnummer 05/157822-22 tenlastegelegde is aangegeven dat ten tijde van dat gepleegde feit diezelfde stoornissen speelden, maar dat geen uitspraak gedaan kan worden over de mate van doorwerking en dus ook niet over de vraag naar de toerekenbaarheid, omdat verdachte niet wilde spreken over het ten laste gelegde feit.
Het is van belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn verslavingsproblematiek. Ook moet hij leren controle te krijgen op de grensoverschrijdende en impulsieve gedragingen vanuit zijn borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarbij is tevens een behandeling voor de persoonlijkheidspathologie van belang. Verder moet hij meer controle krijgen op zijn aandachtsproblemen en hyperactiviteit vanuit zijn ADHD. Geadviseerd wordt om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de voorwaarde dat hij zich laat opnemen en behandelen in een dubbel diagnose-kliniek voor minimaal een half jaar (behandeling ADHD, verslaving en persoonlijkheidspathologie) en aansluitend ambulante behandeling.
In het reclasseringsrapport van GGZ Tactus Zutphen van 20 september 2022 en het aanvullend rapport van 25 oktober 2022 is aangegeven dat, conform het advies van de Pro-Justitiarapporteur, verdachte is aangemeld voor een indicatiestelling klinische forensische zorg en dat van Forensische Verslavingskliniek Piet Roorda de bevestiging is gekregen dat verdachte daar opgenomen kan worden op maandag 14 november 2022 om 11:00 uur. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering; opname in een zorginstelling; ambulante behandeling; begeleid wonen of maatschappelijke opvang; contactverbod en meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, omdat de kans op recidive van een misdrijf met schade voor personen groot is.
De rechtbank neemt het advies van de deskundige, om de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 3 van parketnummer 05/175687-22 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, over en betrekt dat in matigende zin bij de strafoplegging. Voor het in verminderde mate toerekenen van het feit van parketnummer 05/157822-22, zoals door de verdediging is bepleit, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten. Immers, verdachte heeft niet over dit feit willen praten, waardoor hierover in de Pro-Justitia rapportages geen advies geformuleerd kon worden.
Gelet op de gediagnosticeerde problematiek van verdachte, acht de rechtbank het van belang dat een uitgebreid zorgkader voor verdachte wordt gerealiseerd. Op deze wijze wordt mogelijk het risico op recidive ingedamd. Verdachte heeft ter terechtzitting meermaals verklaard dat hij graag wil worden behandeld voor voormelde stoornissen en verslavingen.
Strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank zouden de bewezenverklaarde feiten zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen. De rechtbank acht het echter ook van belang dat verdachte behandeling ondergaat voor de vastgestelde ernstige verslavingsproblematiek en andere problematiek en dat deze behandeling spoedig kan beginnen. Om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte gemotiveerd blijft om mee te werken aan de intensieve behandeling, alsook om te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt, dient een forse ‘stok achter de deur’ te worden gecreëerd. Dit in aanmerking nemende, en gezien al het voorgaande, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 428 dagen, waarvan 360 dagen (12 maanden) voorwaardelijk, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel zullen worden gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van 3 jaren. Het onvoorwaardelijk deel behelst
68 dagen, zijnde de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, vermeerderd met de tijd tot aan het moment dat hij op 14 november 2022 in FVK Piet Roorda kan worden opgenomen. De rechtbank zal het bevel voorlopige hechtenis opheffen met ingang van die datum, als na te melden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Locatieverbod
Door slachtoffer [slachtoffer 5] is tijdens de terechtzitting verzocht om naast een contactverbod (als bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de reclassering), ook een locatieverbod op te leggen. Daartoe ziet de rechtbank echter geen aanleiding.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 7.500,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.500,00 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.559,34. Dit bedrag bestaat uit € 2.159,34 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] naar voren gebracht dat deze voor toewijzing gereed ligt, en heeft verzocht om toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Wat betreft de vordering van [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie opgemerkt dat het lastig is te bepalen hoeveel schade er daadwerkelijk is geleden. Er zouden winterjassen in de zomer in de auto hebben gelegen, en dure goederen, terwijl dit niet voor de hand ligt. De vordering dient gematigd te worden, omdat de exacte schade niet vast te stellen is, waarbij de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid. De vordering betreffende de immateriële schade is toewijsbaar. Daarbij dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd en dient wettelijke rente te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] .
De raadsman heeft bepleit dat [slachtoffer 5] wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, dan wel dat deze aanzienlijk dient te worden gematigd. Zij onderbouwt deze schadepost door aan te geven dat zij bang is voor verdachte en in angst leeft, maar dat is niet te rijmen met het goede contact dat zij al enkele maanden met verdachte heeft. Zij bellen regelmatig en [slachtoffer 5] heeft onlangs nog haar nieuwe telefoonnummer aan verdachte gegeven. Wat betreft de materiële schade heeft [slachtoffer 5] niet aangetoond dat de spullen die zij heeft opgevoerd daadwerkelijk in de auto aanwezig waren. De schade is onvoldoende onderbouwd en dat dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Op 21 oktober 2022 heeft mediation tussen verdachte en [slachtoffer 1] plaatsgevonden. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is om de gevorderde bedragen te vergoeden. De daar gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een slotovereenkomst.
De rechtbank zal dienovereenkomstig de materiële schade vaststellen op € 1.500,00 en de immateriële schade op € 6.000,00. Verdachte is vanaf 11 december 2021, de datum van het gepleegde feit, de wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet verder aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 5]
De rechtbank stelt vast dat de vordering wat betreft de materiële schade ziet op spullen waarvan het niet gebruikelijk is dat deze zich in een auto bevinden, ook niet om de reden die [slachtoffer 5] daarvoor heeft genoemd. Het gaat immers om meerdere stukken dure kleding, schoenen en een laptop. Zeker gelet daarop had het op haar weg gelegen om te onderbouwen dat die spullen daadwerkelijk in haar auto lagen en zijn verbrand. Het voert te ver om haar die onderbouwing nog te laten indienen, nu dat een onevenredige belasting van het strafgeding zou meebrengen.
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit op andere wijze in de persoon is aangetast. Een aantasting in de persoon kan worden aangenomen indien sprake is van objectief vastgesteld geestelijk letsel. Ook als geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat van aantasting in de persoon sprake is. In zo’n geval moet degene die zich hierop beroept deze aantasting met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
De rechtbank wil niets afdoen aan het gegeven dat de brandstichting voor [slachtoffer 5] angstaanjagend moet zijn geweest. Van objectief vastgesteld geestelijk letsel is echter niet gebleken, terwijl de aard en de ernst van de normschending, te weten een brandstichting waarvan enkel gevaar voor goederen te duchten was, niet zodanig is dat de nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 5] zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon, ook zonder onderbouwing met concrete gegevens, kan worden aangenomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [slachtoffer 5] in de vordering tot vergoeding van materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. [slachtoffer 5] kan de vordering eventueel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging(parketnummer 05/007584-20)

De politierechter heeft verdachte op 25 januari 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van voornoemd vonnis aanhangig gemaakt en ter terechtzitting gevorderd dat de bij voornoemd vonnis vastgestelde proeftijd met een jaar zal worden verlengd.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt. Een deel van de hierboven bewezenverklaarde feiten is na het wijzen van het vonnis van 25 januari 2022 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Hiermee heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gezien de in onderhavige zaak op te leggen straf en de daaraan gekoppelde klinische behandeling, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf echter niet opportuun. De rechtbank zal daarvan dan ook afzien en volstaan met verlenging van de proeftijd met één jaar.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 45, 58, 63, 157, 302, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van 428 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 360 dagen (12 maanden), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
- zich uiterlijk binnen 3 dagen na de klinische opname in FVK Piet Roorda zal melden bij Tactus Reclassering op het telefoonnummer 088-3822887 en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden op afspraken bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich laat opnemen in FVK Piet Roorda of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op
14 november 2022 op het moment dat verdachte door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) bij de kliniek wordt gebracht. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door een instelling voor verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op het klinische behandeltraject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan het klinische behandeltraject en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] , zolang het Openbaar Ministerie en de reclassering dit verbod nodig vinden;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat veroordeelde door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) bij FVK Piet Roorda wordt aangevoerd op 14 november 2022;

de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen

 veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/157822-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.500,00 aan materiële schade en
€ 6.000,00 aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 7.500,00 aan materiële schade/smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in haar vordering;
de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging(parketnummer 05/007584-20)
 verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter van 25 januari 2022 met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. C.A.H. Pouwels en mr. G.L.C. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2022.
Mr. G.L.C. van den Bosch en mr. S. Benbouazza
zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021576555, gesloten op 26 juni 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2021, p. 23-26.
4.Rapport Forensisch Medisch Onderzoek d.d. 3 juni 2022, p. 121-149.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022305307, gesloten op 13 juli 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.