ECLI:NL:RBGEL:2022:6355

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
05/183517-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wederrechtelijke vrijheidsberoving en aanranding door een militaire kamer

Op 14 november 2022 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en aanranding van een lichtingsgenoot. De feiten vonden plaats op 16 juni 2022 in Huis ter Heide, gemeente Zeist, waar de verdachte de aangeefster in een kamer heeft ingetrokken en haar heeft belet deze te verlaten. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door haar borsten over haar kleding te betasten, terwijl zij herhaaldelijk aangaf dat zij dit niet wilde. De militaire kamer heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft voldoende bewijs gevonden om de verdachte schuldig te verklaren aan beide feiten. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 150 uur. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot smartengeld van € 2.500,- toegewezen, met wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/183517-22
Datum uitspraak : 14 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 2003] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. T.A. van Helvoort, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2022 te Huis ter Heide, gemeente Zeist,
door geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van één of meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] een (legerings)kamer ingetrokken en/of die [slachtoffer] belet om de kamer te verlaten en/of een arm om de nek van die [slachtoffer] geslagen/gelegd en/of die [slachtoffer] op een bed getrokken en/of het lichaam van die [slachtoffer] in bedwang gehouden en daarna (over de kleding) de borsten van die [slachtoffer] betast, terwijl verdachte daarbij (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen/uitingen van verzet van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2022 te Huis ter Heide, gemeente Zeist,
opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door haar een (legerings)kamer in te trekken en te beletten dat zij die kamer kon verlaten en voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale tekenen van verzet verzet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van beide feiten vrijgesproken dient te worden vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is, kort gezegd, aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet wordt gesteund door andere bewijsmiddelen. De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat het opzet om [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven, ontbreekt.
Beoordeling door de militaire kamer
De bewijsmiddelen
Gelet op de nauwe samenhang tussen de ten laste gelegde feiten zal de militaire kamer de feiten gezamenlijk behandelen.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 16 juni 2022 in conferentiecentrum Beukbergen (Huis ter Heide) was voor een tweedaagse, samen met haar lichting van de Koninklijke Marechaussee. [2] Verdachte is een lichtingsgenoot van haar. In de avond ging zij samen met de groep naar de bar om wat te drinken. Daar vertelde [getuige 1] dat verdachte tegen hem had gezegd dat hij ‘haar wel wilde doen’. Aangeefster is vervolgens gedurende die avond op afstand van verdachte gebleven toen ze zag dat hij dronken werd. Later die avond zocht verdachte op meerdere momenten toenadering. Hier ging aangeefster niet op in. Op enig moment wilde aangeefster weg. Daarop liep ze weg met [getuige 2] . Even daarna volgden [getuige 3] en verdachte in dezelfde looprichting. In de gang waar de kamers aan grensden, deed verdachte een arm om de nek van aangeefster en trok hij haar zijn slaapkamer in. [getuige 3] zette zijn voet tussen de deur, zodat verdachte deze niet dicht kon doen. [3] Aangeefster heeft verklaard dat zij steeds tegen verdachte heeft gezegd dat de deur open moest, dat ze eruit wilde en dat als hij de deur niet open zou doen, dat ze dan via het raam zou vertrekken. Uiteindelijk lukte het verdachte de deur te sluiten. Aangeefster probeerde intussen het raam te openen. Verdachte kwam naar haar toe en trok haar met zijn rechterarm om haar nek naar achteren. Daardoor viel ze op het bed, met haar rug op de buik van verdachte, die ook op bed lag. Ze riep dat hij haar los moest laten en dat ze het niet wilde. Zijn arm zat strak om haar nek. Op dat moment wreef verdachte met zijn linkerhand over haar beide borsten, over haar kleding heen. Ze heeft daarbij zijn hand weggeslagen. Vervolgens ging de deur open. Verdachte liet toen zijn arm die om haar nek zat los. Aangeefster is op dat moment de kamer uit gegaan en heeft daarna aan [getuige 4] (de militaire kamer begrijpt: [getuige 4] ) verteld wat er was gebeurd. [4]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat ze de gang in liep. Daar zag ze [getuige 3] staan voor de deur van de kamer van [getuige 5] en [verdachte] . Toen ze voor de deur stond, hoorde ze [slachtoffer] (
de militaire kamer begrijpt: aangeefster [slachtoffer]) vanuit de kamer herhaaldelijk zeggen: “ [verdachte] niet doen. [verdachte] stop!” Getuige heeft in totaal, denkt ze, vijf minuten voor de deur gestaan. [getuige 5] – die later ook de gang in kwam lopen – werd door getuige en twee anderen gemaand de deur te openen met zijn sleutel. Dat deed hij. [slachtoffer] rende heel hard de kamer uit. [5] Getuige rende achter haar aan en zag toen aangeefster haar deur wilde openen met de sleutel dat haar arm en hand trilden. Ze was aan het huilen en diep aan het ademhalen. Op de vraag van getuige wat er was gebeurd vertelde aangeefster haar dat verdachte haar de kamer in had getrokken, dat hij haar had vastgepakt en dat ze door hem was aangeraakt. Aangeefster vertelde aan getuige dat ze onder de borsten, of in ieder geval in de buurt van de borsten door hem was aangeraakt. [6]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat aangeefster gedurende de avond eerder al een paar keer negatief had gereageerd op de verzoeken van verdachte om naast hem te komen zitten, waaruit hij, getuige, afleidde dat aangeefster niet naast verdachte wilde zitten en zich niet prettig voelde bij verdachte. Getuige zag dat verdachte heel goed dronken was. Dat kon je aan alles bij hem zien. [7] Getuige liep vanaf het rookhok het gebouw binnen met (onder meer) aangeefster en verdachte. Hij zag niet hoe aangeefster de kamer in was gegaan, maar wel dat verdachte de deur dichtdrukte. Op dat moment zette hij zijn voet tussen de deur, omdat hij kon merken dat aangeefster niet op die kamer wilde zijn. Uiteindelijk ging de deur dicht. Getuige stond op dat moment nog voor de deur en hoorde aangeefster schreeuwen: “Stop nou. Niet doen. Laat los.” Het moment dat [getuige 5] de deur opende, liep aangeefster weg. Ze huilde op dat moment. [8]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij een gil hoorde van aangeefster terwijl zij bij verdachte op de kamer was. Nadat [getuige 5] de deur opende, zag hij bij aangeefster tranen. Ze was heel emotioneel en rende direct naar haar eigen kamer. [9]
Getuige [getuige 5] heeft onder meer verklaard dat verdachte die avond teveel had gedronken. Verdachte en aangeefster gingen samen de kamer binnen. [10] Hij denkt dat verdachte en aangeefster 10 tot 15 minuten samen op de kamer zijn verbleven. Toen hij over de gang liep, werd hij gemaand de deur te openen. Op het moment dat hij de deur opende, zag hij [slachtoffer] naar buiten rennen. Ze was huilerig en had een sip gezicht. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij aan het einde van de avond heel ver heen was en geen herinneringen meer heeft van wat er zich in het legeringsgebouw zou hebben afgespeeld. [12]
Overwegingen van de militaire kamer
De militaire kamer stelt voorop dat het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend gebaseerd kan worden op de verklaring van één getuige of aangever (artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering). Alleen de verklaring van aangeefster is dus onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, dat op zijn minst onderdelen uit de aangifte ondersteunt, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vinden in een of meer andere bewijsmiddelen.
De militaire kamer is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar is en voldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Verdachte was volgens getuigen [getuige 3] en [getuige 5] heel erg dronken. Verdachte bevestigt dit en heeft daarnaast verklaard zich niets meer te kunnen herinneren. Getuige [getuige 3] heeft bevestigd dat duidelijk was dat aangeefster niet op de kamer wilde zijn op het moment dat verdachte de deur dicht wilde drukken en bevestigt dat hij de voet tussen de deur heeft gezet om dat te voorkomen. Daarnaast hebben meerdere getuigen bevestigd dat ze aangeefster herhaaldelijk hebben horen roepen en gillen dat verdachte moest stoppen op het moment dat ze met verdachte in de kamer was. Ook kan steunbewijs worden gehaald uit de emotionele en fysieke toestand van aangeefster op het moment van het verlaten van de kamer. Alle getuigen verklaren dat aangeefster huilde op het moment dat zij de kamer verliet. Getuigen [getuige 4] en [getuige 6] verklaren daarnaast dat aangeefster heel emotioneel was en diep aan het ademhalen. Tot slot is steunbewijs gelegen in de verklaring van [getuige 4] , aan wie aangeefster meteen na het incident heeft verteld wat haar in de kamer was overkomen, terwijl aangeefster daarbij zeer geëmotioneerd en overstuur was.
Gelet op het voorgaande heeft de militaire kamer geen reden om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de militaire kamer vast dat verdachte [slachtoffer] een legeringskamer heeft ingetrokken, dat hij haar belet heeft om de kamer te verlaten, dat hij een arm om haar nek heeft geslagen, haar op bed heeft gehouden en haar lichaam in bedwang heeft gehouden en daarna – over de kleding – haar borsten heeft betast. De militaire kamer acht op grond hiervan bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling. De militaire kamer stelt verder op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van verzet van aangeefster. De militaire kamer acht bewezen dat verdachte aangeefster ook van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden. Uit verdachtes handelen leidt de militaire kamer af dat verdachte opzet had op zowel de aanranding als de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid (feit 1) en aan wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2).
De militaire kamer is van oordeel dat met betrekking tot deze feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks16 juni 2022 te Huis ter Heide, gemeente Zeist,
door geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van
één of meerontuchtige handelingen immers heeft verdachte die [slachtoffer] een (legerings)kamer ingetrokken en
/ofdie [slachtoffer] belet om de kamer te verlaten en
/ofeen arm om de nek van die [slachtoffer] geslagen/gelegd en
/ofdie [slachtoffer] op een bed getrokken en
/ofhet lichaam van die [slachtoffer] in bedwang gehouden en daarna (over de kleding) de borsten van die [slachtoffer] betast, terwijl verdachte daarbij
(meermalen
)voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen/uitingen van verzet van die [slachtoffer] ;
2.
hij op
of omstreeks16 juni 2022 te Huis ter Heide, gemeente Zeist,
opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, door haar een (legerings)kamer in te trekken en te beletten dat zij die kamer kon verlaten en voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale tekenen van verzet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van feit 1 en feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
en
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf van 150 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte, zijn leeftijd, de omstandigheid dat hij reeds zijn baan verloren is en met het VGB-beleid bij Defensie. De raadsvrouw heeft daarom verzocht een eventuele straf geheel voorwaardelijk op te leggen.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft aangeefster bij hem de kamer op getrokken, heeft haar op bed getrokken en heeft haar borsten betast. Hij is daarmee doorgegaan terwijl aangeefster duidelijk en meermaals fysiek en verbaal kenbaar maakte dat zij dit niet wilde. Door op deze wijze te handelen heeft verdacht ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Hij heeft hiermee gedrag vertoond dat op geen enkele wijze past bij het ambt waarvoor hij in opleiding was en hij had zich moeten realiseren dat dergelijk gedrag niet toelaatbaar is. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de grenzen van aangeefster en de gedragsregels zoals deze binnen Defensie gelden. Daarnaast schaadt dit gedrag het aanzien van de krijgsmacht in ernstige mate. Dat het voorval veel impact heeft gehad op aangeefster blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring, zoals voorgelezen tijdens de terechtzitting.
Alles afwegende acht de militaire kamer passend en geboden een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van drie jaar. Zij zal daarnaast een taakstraf van 150 uur opleggen, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
De op te leggen straf is daarmee hoger dan het maxima uit het VGB-beleid. De militaire kamer begrijpt dat de oplegging van een straf die hoger is dan de maxima uit het VGB-beleid van Defensie, ertoe kan leiden dat verdachte niet langer een VGB zal kunnen verkrijgen. Hieraan is in dit geval evenwel geen doorslaggevend gewicht toegekend in het voordeel van verdachte. De militaire kamer is namelijk van oordeel dat de ernst van de gepleegde feiten een straf rechtvaardigen die hoger is dan de maxima uit het VGB-beleid.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen voor een bedrag door de militaire kamer te bepalen. Daarnaast vordert de officier van justitie toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in verband met de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag te hoog is.
Overweging van de militaire kamer
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder feit 1 en 2 schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de feitelijke aanranding van de eerbaarheid en door de wederrechtelijke vrijheidsberoving is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 16 juni 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 246 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
3 jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 35 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs, rechter, en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , wachtmeester der eerste klasse van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2022070609006020, gesloten op 7 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 12.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 13.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 14.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 41.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 42.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 24.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 25.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 35.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 30.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 31.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 60.