ECLI:NL:RBGEL:2022:6328

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
05/301021-21 en 05/011432-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht gepleegd door stiefvader tegen minderjarige dochters

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die is beschuldigd van seksueel misbruik van zijn (stief)dochters. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor het jarenlang seksueel misbruik van drie minderjarige meisjes, waaronder zijn stiefdochter en zijn biologische dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangiftes van de slachtoffers betrouwbaar zijn en dat er voldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De feiten vonden plaats in de periode van 2005 tot 2021, waarbij de slachtoffers op verschillende momenten en op verschillende manieren zijn misbruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader en de afhankelijkheid van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De verdachte heeft geen berouw getoond en blijft de beschuldigingen ontkennen, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurig psychisch en emotioneel zijn beschadigd door het gedrag van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/301021-21 en 05/011432-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak : 4 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1971] in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave in Grave.
Raadsvrouw: mr. A. van der Poel, advocaat in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 februari 2022, 20 mei 2022, 29 juli 2022 en 21 oktober 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05/301021-21
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2008 tot en met 27 september 2010 te Afferden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , zijnde de stiefdochter van verdachte, althans een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijnde een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
het likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair, indien het bovenstaande strafbare feit niet tot een veroordeling mocht leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2008 tot en met 27 september 2010, te Afferden, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , door het betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de borsten en/of de billen van de [slachtoffer 1] en/of het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of het betasten van en/of wrijven over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of het likken over de vagina en/of van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 27 september 2014, te Afferden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , zijnde de stiefdochter van verdachte, althans een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijnde een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
het likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair, indien het bovenstaande strafbare feit niet tot een veroordeling mocht leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 27 september 2014, te Afferden, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , door het betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de borsten en/of de billen van de [slachtoffer 1] en/of het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of het betasten van en/of wrijven over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of het likken over de vagina en/of van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 september 2014 tot en met 1 mei 2021, te Afferden, in elk geval in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , beeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
het likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 1] ,
welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat
verdachte (telkens) opzettelijk, misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn geestelijke overwicht over die [slachtoffer 1] en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer 1] en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes vertrouwensband met die [slachtoffer 1] en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie van die [slachtoffer 1] en/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van de, door de lange duur van het misbruik, ontstane verknipte beeldvorming omtrent seksualiteit bij die [slachtoffer 1] ;
subsidiair, indien het bovenstaande strafbare feit niet tot een veroordeling mocht leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2014 tot en met 27 september 2016, te Zaltbommel en/of te Afferden, in elk geval in Nederland, telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn stiefkind [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , door het betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de borsten en/of de billen van de [slachtoffer 1] en/of het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of het betasten van en/of wrijven over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of het likken over de vagina en/of van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ;
4.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2014 tot en met 12 januari 2017,te Afferden, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer 2] , geboren op [geboortejaar 2001] , door het betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de borsten en/of de billen van de [slachtoffer 1] en/of het betasten van en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 05/011432-22
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 december 2005 tot en met 22 december 2012, te Culemborg en/of te Afferden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op, [geboortejaar 2000] , zijnde zijn kind, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten
het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
het brengen/duwen van een vibrator en/of een dildo en/of een budplug, in elk geval een seksspeeltje, tegen en/of in de vagina van die [slachtoffer 3] en
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 3] , op één of meerdere tijdstippen heeft vastgebonden aan/op een bed en/of duct-tape over de mond van die [slachtoffer 3] heeft geplakt en/of
waarbij hij, verdachte, één of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale tekenen van verzet van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 december 2005 tot en met 22 december 2012, te Culemborg en/of te Afferden, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 3] , geboren op [geboortejaar 2000] , door (telkens) over de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 3] te wrijven, althans de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 3] te betasten en/of de hand(en) van die [slachtoffer 3] vast te pakken en op zijn, verdachtes, penis te leggen en/of te houden en/of (vervolgens) daarmee zichzelf af te trekken en/of zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer 3] te duwen/brengen en waarbij hij, verdachte, één of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale tekenen van verzet van die [slachtoffer 3] .

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 05/301021-21, alle in de primaire variant en aan feit 2 van parketnummer 05/011432-22. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldaan is aan het bewijsminimum en dat de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn. Zij heeft vrijspraak gevorderd voor feit 1 van laatstgenoemd parketnummer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit. Ten aanzien van alle feiten heeft de raadsvrouw betoogd dat de belastende verklaringen afkomstig zijn uit één bron, namelijk telkens van de drie aangeefsters. Er is in het dossier onvoldoende steunbewijs voorhanden op basis waarvan tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Er is daarom niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat de verklaringen van de aangeefsters als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 05/301021-21 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake was van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 05/301021-21 is voorts aangevoerd dat het aanraken van de zijkant van de borsten en bovenkant van de billen tijdens een massage niet gekwalificeerd kan worden als ontuchtige handelingen.
Beoordeling door de rechtbank
Opmerking vooraf: het gaat om beschuldigingen die zijn geuit door twee stiefdochters van verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zij zijn, net als hun zus [getuige 3] , dochter van verdachtes huidige partner. De derde aangeefster is [slachtoffer 3] , dochter van verdachte uit een vorige relatie.
Verdachte heeft ontkend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, waarvan aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangifte hebben gedaan. De vragen die nu voorliggen aan de rechtbank, is of de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn en zo ja, of deze verklaringen op bepaalde punten bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen.
Parketnummer 05/301021-21 [1]
feiten 1 tot en met 3 – [slachtoffer 1]
, geboren [geboortejaar 1998] , heeft aangifte gedaan tegen haar stiefvader. Zij heeft verklaard dat zij vanaf haar 10e seksueel is misbruikt door hem. Zij waren verhuisd naar Afferden en sindsdien zat hij aan haar borsten Het begon met zoenen toen ze 10 jaar oud was. Toen ze 10 of 11 jaar oud was heeft verdachte haar voor het eerst gebeft. Ze lag op bed, er werd eerst gezoend. Verdachte begon haar te vingeren en toen te likken. Ze kreeg toen voor het eerst een orgasme en vond dat een fijn gevoel. Ongeveer één of twee keer per maand ging dit een aantal jaren zo door. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij ook wel eens het initiatief nam door het hoofd van verdachte naar beneden te duwen, omdat ze het een fijn gevoel vond. In die periode trok ze verdachte ook af. Op een gegeven moment pakte verdachte haar hand vast en legde die op zijn geslachtsdeel terwijl hij zijn onderbroek aanhad. Dat ging steeds verder. Verdachte legde uit wat [slachtoffer 1] moest doen en deed ook voor hoe het moest door het bij zichzelf voor te doen. Ze heeft in de periode dat ze 10 tot 13 jaar oud was verdachte één keer gepijpt.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat ze op haar 13e of 14e een vriendje kreeg, [getuige 1] . Ze heeft hem verteld dat haar stiefvader tijdens het masseren ook wel eens haar kont masseerde en dat ze dit niet fijn vond. Ze zijn toen naar haar moeder gegaan en hebben haar hierover verteld. Verdachte was bij dat gesprek aanwezig. [slachtoffer 1] vertelde niet over de andere seksuele handelingen die hadden plaatsgevonden. Haar moeder, de partner van verdachte, werd boos over deze beschuldiging, waarna [slachtoffer 1] huisarrest kreeg. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte voorstelde om seks te hebben, om het weer goed te maken. [slachtoffer 1] was toen 13 of 14 jaar oud. Na de eerste keer seks kregen ze een relatie. In de jaren daarna hebben ze ontelbare keren seks gehad, waarbij onder meer sprake was van vaginale en orale seks (met penetratie). Toen [slachtoffer 1] net wel of net niet meerderjarig was vond er ook anale seks plaats. Tot slot heeft [slachtoffer 1] verklaard dat een van haar vriendjes, [getuige 2] , seksuele berichtjes heeft gezien op haar telefoon tussen haar en haar stiefvader. Dat haar stiefvader schreef dat hij wel zin in haar had en dat zij reageerde dat zij ook zin had. [2]
Betrouwbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen en overweegt daartoe als volgt. [slachtoffer 1] heeft op drie momenten een verklaring afgelegd over de door verdachte gepleegde seksuele handelingen. Op 26 mei 2021 vond een informatief gesprek plaats, op 23 juni 2021 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan en op 22 juli 2022 is zij verhoord door de rechter-commissaris. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] consistent is in hetgeen zij over de gebeurtenissen heeft verklaard, zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Dit ondanks dat er ruim een jaar tussen haar eerste en laatste verklaring zit. Tevens zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] op onderdelen voldoende gedetailleerd. Ook acht de rechtbank de verklaringen authentiek. Zo geeft [slachtoffer 1] zelf aan dat zij ook het initiatief heeft genomen tot seksuele handelingen en dat er ook momenten waren dat zij ervan genoot.
De rechtbank is van oordeel dat er geen indicaties uit het dossier blijken dat [slachtoffer 1] niet de waarheid heeft gesproken. Aan de betrouwbaarheid van de aangifte draagt bij dat de zusjes van aangeefster hebben verklaard dat ze [slachtoffer 1] naakt hebben gezien in aanwezigheid van verdachte [3] en dat delen van haar verklaring worden bevestigd door andere getuigen, zoals hierna uit de doeken wordt gedaan. De rechtbank acht daarom de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar.
Bewijsminimum
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Kenmerkend voor veel zedenzaken is dat het veelal gaat om zaken waarin de feiten zich in het verborgene afspelen en het in de kern gaat om het woord van de aangever tegen dat van verdachte. Volgens de Hoge Raad is niet vereist dat het misbruik of de betrokkenheid van verdachte daarbij, steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar kan het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van de aangever in andere bewijsmiddelen, mits afkomstig van een andere bron, eveneens afdoende zijn. Er mag geen te ver verwijderd verband bestaan tussen de aangifte en het overige gebezigde bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan het bewijsminimum. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de volgende bewijsmiddelen, afkomstig uit andere bronnen.
[slachtoffer 2] , de zus van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat ze een keer thuis kwam en dat ze [slachtoffer 1] naakt op de bank zag zitten en dat verdachte er gekleed naast zat. [4] Verder heeft ze verklaard dat verdachte elke zondagochtend gelijk als hij wakker werd twee uren bij [slachtoffer 1] op de kamer was. [5]
[getuige 3] , het andere zusje van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat verdachte ’s ochtends vroeg bij [slachtoffer 1] op de kamer kwam en dat ze dan uren in bed lagen samen. Verdachte had dan altijd alleen een onderbroek aan. Als zij en [slachtoffer 2] binnenkwamen zonder te kloppen werd verdachte ontzettend boos. Ze heeft gezien dat [slachtoffer 1] dan naakt op bed lag. [getuige 3] zag een andere keer dat [slachtoffer 1] naakt op bed lag, zonder deken over zich heen, terwijl verdachte op zijn knieën bij het bed zat, een beetje bij het bovenlichaam van [slachtoffer 1] . [getuige 3] kon zien dat de borsten van [slachtoffer 1] nat waren. [6] [getuige 3] is ook door de rechter-commissaris gehoord. Daar heeft ze tevens verklaard dat zij ’s ochtends geluiden hoorde vanuit de kamer van [slachtoffer 1] . Ze hoorde soms gekreun, gelach en gekraak van het bed. [7] Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij regelmatig bij [slachtoffer 1] in bed is gaan liggen. [8]
Het toenmalige vriendje van [slachtoffer 1] , [getuige 1] , heeft verklaard dat hij heeft gezien dat het contact tussen verdachte en [slachtoffer 1] intiemer was dan je zou verwachten. Verdachte raakte [slachtoffer 1] aan als zij naast elkaar zaten. Hij streelde dan over haar rug tot op haar billen. Het gebeurde bijna iedere keer dat hij bij hen thuis was, waarbij hij aan [slachtoffer 1] kon zien dat zij er last van had. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat [slachtoffer 1] aan haar moeder hierover heeft verteld, maar dat [slachtoffer 1] zich niet begrepen voelde en het gevoel kreeg dat ze het maar moest accepteren en dat het normaal was. Hierop heeft [getuige 1] informatie ingewonnen bij de zedenpolitie. Dit heeft hij aan [slachtoffer 1] verteld. Later kreeg hij dreigende appjes van verdachte waarin stond dat hij alle botten van [getuige 1] zou breken als hij verder zou gaan met de politie. [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte foto's van een penis naar [slachtoffer 1] had gestuurd. [9]
Toen [slachtoffer 1] 15 of 16 jaar oud was had ze een relatie met [getuige 2] . Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] veel aan het appen was met haar stiefvader, dat hij dan niet mocht zien wat ze appte en dat hij dit vreemd vond. Hij heeft een keer stiekem in haar telefoon gekeken. Hij zag toen de gesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte en dat deze best wel seksueel getint waren. Er werden over en weer berichten gestuurd als ‘ik ben zo geil’, ‘ik wil je piemel zien’ en ‘ik heb zin in seks’. [10]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn partners telefoon wel eens kapot was en dat zij dan tijdelijk de telefoon van [slachtoffer 1] gebruikte. Appjes als ‘ik heb zin in seks’ verstuurde hij niet naar [slachtoffer 1] , maar wel naar zijn vrouw. De rechtbank acht deze lezing van verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank acht het zeer onaannemelijk dat verdachte dergelijke expliciete berichten, bedoeld voor zijn partner, heeft gestuurd naar een van zijn minderjarige stiefdochter geleende telefoon.
De telefoon van [slachtoffer 1] is door de politie onderzocht. Op de telefoon trof de politie screenshots van chatberichten tussen [slachtoffer 1] en verdachte aan. In die chatberichten wordt het volgende gezegd:
Verdachte: ja wat anders. Ik heb zo vaak gezegd dat we naar buiten moesten treden maar jij wilde dat niet. En nu zou je het wel doen?
[slachtoffer 1] : nee, dit is niet gezond
[slachtoffer 1] : als we dat ooit hadden gedaan, had ik nooit een normaal leven kunnen leiden.
[slachtoffer 1] : en hoe meer ik erover nadenk, het is nooit gezond geweest
Verdachte: daar hoefde je niet lang over na te denken. Dat wisten we jaren geleden ook al
[slachtoffer 1] : klopt, en volgens mij heb ik al vaker de stekker eruit proberen te trekken
Verdachte: ja ik ook en toch kwamen we er samen weer uit. [11]
Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat [slachtoffer 1] verliefd was op hem en dat dit chatgesprek daarover ging. Naar het oordeel van de rechtbank past dit chatbericht evenwel beter bij de verklaring van aangeefster dat zij na de eerste keer seks met verdachte een relatie met hem kreeg. Het past niet bij de verklaring van verdachte dat er slechts sprake was van een verliefdheid vanuit aangeefster.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] regelmatig masseerde. Er heeft een keer een gesprek plaatsgevonden tussen verdachte, [slachtoffer 1] en haar moeder, waarbij [slachtoffer 1] aangaf het niet fijn te vinden hoe verdachte haar aanraakte. Verder heeft verdachte verklaard dat hij wel eens bij [slachtoffer 1] in bed ging liggen, om te praten. [12]
Conclusie
Op grond van deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1, primair, 2 primair en 3 primair wettig en overtuigend bewezen zijn.
Gelet op de lange periode van het misbruik en de jonge leeftijd waarop het misbruik is begonnen, acht de rechtbank het begrijpelijk dat het voor [slachtoffer 1] moeilijk is om precies in de tijd aan te geven wanneer bepaalde seksuele handelingen zijn gepleegd. De rechtbank twijfelt echter niet dat de door haar beschreven handelingen, zoals hiervoor aangehaald, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 3, primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van dwang.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, dient te worden vastgesteld dat verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat geen sprake is geweest van geweld, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid. De vraag resteert dan of sprake is geweest van “andere feitelijkheden” waardoor verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
De feitelijkheden hebben in deze zaak bestaan uit het volgende. De door [slachtoffer 1] omschreven handelingen vonden plaats tegen de achtergrond van de familierelatie tussen [slachtoffer 1] en verdachte. Verdachte is haar stiefvader. Ook was sprake van een afhankelijkheidsrelatie van [slachtoffer 1] ten opzichte van verdachte. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte zowel geestelijk als fysiek overwicht had op [slachtoffer 1] , en dat verdachte zich hiervan ook bewust was. Het misbruik is op jonge leeftijd begonnen, toen [slachtoffer 1] ongeveer 10 jaar oud was en hield jarenlang aan, waardoor zij niet anders wist dan dat dit normaal was voor haar. Pas later is zij in gaan zien dat het niet normaal is. Zij heeft geprobeerd de ‘relatie’ te verbreken, maar door spanningen in huis ging ze toch weer overstag.
Hiervan heeft verdachte misbruik gemaakt. Door binnen die familie- en afhankelijkheidsrelatie seksuele handelingen te verrichten heeft hij voor [slachtoffer 1] een zodanig bedreigende sfeer doen ontstaan dat het voor haar zo moeilijk was om zich aan de seksuele handelingen van verdachte te onttrekken, dat kan worden gesproken van dwang.
Parketnummer 05/301021-21
feit 4 – [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortejaar 2001] , heeft eveneens aangifte gedaan tegen verdachte. Zij woonde in Afferden met haar stiefvader (verdachte), moeder en twee zussen. [slachtoffer 2] voetbalde in het team dat door haar stiefvader werd gecoacht. In dat kader masseerde hij vaak haar rug. Dat werd uiteindelijk steeds meer. Toen zij tussen de 12 en 14 jaar oud was, masseerde hij haar op zijn slaapkamer. Hij trok haar bh los en deed haar sportbroekje en onderbroek uit. Bij het masseren ging hij steeds meer naar haar borsten toe en masseerde ook haar billen. Daarbij zei hij dat dit nodig was omdat hij zo beter haar onderrug mee kon nemen. Ze geloofde dat niet, omdat hij niet doorging tot aan de rug, maar op haar billen bleef focussen. Ze vond het niet prettig wat hij deed, maar durfde er niets van te zeggen. Als ze op haar rug lag, masseerde hij haar borsten. Als ze op haar buik lag, masseerde verdachte vanaf haar benen steeds meer richting haar vagina, waarbij hij steeds meer naar haar schaamlippen toeging. Hij raakte daarbij haar binnen- en buitenschaamlippen aan. Dat is één keer gebeurd. [slachtoffer 2] heeft daarnaast verklaard over een ander incident toen zij 13 of 14 jaar oud was. Ze was overstuur en verdachte kwam haar troosten. Hij trok heel langzaam haar broek en onderbroek naar beneden en ging haar billen masseren. Verdachte heeft toen ook vol bij haar vagina gezeten. Daarbij heeft hij haar niet alleen betast aan haar schaamlippen, maar ook aan haar clitoris. [13]
Betrouwbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn. [slachtoffer 2] heeft op drie momenten een verklaring afgelegd over de door verdachte gepleegde handelingen. Op 28 juli 2021 vond een informatief gesprek plaats, op 4 augustus 2021 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan en op 25 juli 2022 is zij verhoord door de rechter-commissaris. Zij is daarbij consistent geweest in hetgeen zij over de gebeurtenissen heeft verklaard, zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Dit ondanks het feit dat er bijna een jaar tussen haar eerste en laatste verklaring zit. Tevens zijn de verklaringen van [slachtoffer 2] op onderdelen voldoende gedetailleerd. De rechtbank is van oordeel dat er geen indicaties uit het dossiers blijken dat [slachtoffer 2] niet de waarheid heeft gesproken. Aan de betrouwbaarheid van de aangifte draagt bij dat de moeder van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar dochters naakt zijn als zij door verdachte worden gemasseerd. [14] Dat betekent dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar en bruikbaar acht voor het bewijs en dat zij deze als uitgangspunt neemt.
Bewijsminimum
In aanvulling op hetgeen de rechtbank reeds ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat ook ten aanzien van hetgeen verdachte onder feit 4 wordt verweten gestaafd wordt door voldoende wettig en overtuigend steunbewijs.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft gemasseerd toen zij jong was. [15]
De partner van verdachte en moeder van [slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 2] helemaal naakt was als zij door verdachte werd gemasseerd. [16]
Voorts dient de verklaring van [slachtoffer 1] tot steunbewijs. De verklaringen van beide stiefdochters van verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , vertonen namelijk op essentiële punten overeenkomsten en de verklaringen duiden op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte en de omstandigheden waaronder de handelingen van verdachte zijn verricht. Beide beschrijven dat (een deel van) de seksuele handelingen plaatsvonden onder het mom van massages.
Conclusie
De rechtbank acht de genoemde bewijsmiddelen en overwegingen - in onderling verband en samenhang beschouwd - voldoende redengevend voor het oordeel dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank acht bewezen, uitgaande van de aangifte, dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij zijn minderjarig stiefkind die bestaan uit het betasten van haar borsten, billen en schaamlippen en de vagina. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze aanrakingen zonder meer aan te merken als ontuchtig en was er sprake van opzet.
Parketnummer 05/011432-22 [17]
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De biologische dochter van verdachte, [slachtoffer 3] , heeft ook aangifte tegen verdachte gedaan. In haar aangifte beschrijft zij veelvuldig en ernstig seksueel misbruik dat plaatsvond vanaf haar 5e tot haar 12e levensjaar, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen. Naast de aangifte bevat het dossier echter geen ondersteunend bewijs. Ze heeft niemand ten tijde van het misbruik hierover verteld. Aangezien het misbruik dat door [slachtoffer 3] wordt omschreven van een andere aard is, zowel de wijze waarop en de omstandigheden waaronder het misbruik plaatsvond als de mate van dwang en geweld, kunnen de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet als steunbewijs dienen. De rechtbank zal verdachte daarom bij gebrek aan voldoende wettig bewijs vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 12 jarige leeftijd door verdachte aan haar borsten is betast. Dat gebeurde in verdachtes woning in Culemborg. Ze heeft het aan haar moeder verteld [18] en aan de medewerker van jeugdzorg. [19]
Betrouwbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring van [slachtoffer 3] te twijfelen en overweegt daartoe als volgt. [slachtoffer 3] heeft op drie momenten een verklaring afgelegd over de door verdachte gepleegde handelingen. Op 6 december 2021 vond een informatief gesprek plaats, op 10 januari 2022 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan en op 21 juli 2022 is zij verhoord door de rechter-commissaris. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] consistent is in haar verklaringen, ondanks het feit dat er ruim een half jaar tussen haar eerste en laatste verklaring zit. Hoewel haar verklaring niet erg gedetailleerd is, kan dit ook niet worden verwacht van een meisje van ongeveer 10 jaar oud. Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 3] draagt bij de omstandigheid dat zij al in 2010 of 2011 aan verschillende personen heeft verteld dat dit misbruik plaatsvond. Dat betekent dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 3] betrouwbaar en bruikbaar acht voor het bewijs en dat zij deze als uitgangspunt neemt.
Bewijsminimum
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan het bewijsminimum. De verklaring van [slachtoffer 3] wordt ondersteund door de volgende bewijsmiddelen.
[getuige 4] , de moeder van [slachtoffer 3] , bevestigt dat [slachtoffer 3] haar in 2010 of 2011 heeft verteld dat verdachte aan haar borsten had gezeten. Nadat zij en verdachte hun relatie hadden beëindigd, gingen [slachtoffer 3] en haar broertje elke twee weken een weekend naar verdachte. Het viel [getuige 4] op dat [slachtoffer 3] niet graag naar haar vader ging. Vanwege de verdenking dat verdachte het broertje van [slachtoffer 3] mishandelde werd Jeugdzorg betrokken bij het gezin. [slachtoffer 3] heeft in het bijzijn van [getuige 4] tegenover de jeugdbeschermer verklaard dat zij door verdachte werd betast. [20]
[getuige 5] , de schoonzus van verdachte, heeft verklaard dat zij één dag in de week op [slachtoffer 3] en haar broertje paste. Op een gegeven moment waren ze koekjes aan het
bakken en toen vertelde [slachtoffer 3] dat ze een heel groot geheim had, maar dat ze het niet mocht vertellen. Toen [slachtoffer 3] ongeveer 10 of 11 jaar oud was vertelde [slachtoffer 3] haar dat verdachte aan haar borsten had gezeten. [slachtoffer 3] vertelde dat verdachte had gevoeld aan haar borsten of deze al groeiden. [21]
In het dossier bevindt zich een verslag van Bureau Jeugdzorg, opgemaakt op 4 januari 2012. In dit verslag staat in het kort samengevat dat [slachtoffer 3] iets aan haar moeder had verteld. Als de jeugdbeschermer daarover begint, kruipt [slachtoffer 3] weg bij haar moeder en wil het er niet over hebben. Uiteindelijk zegt zij haast onverstaanbaar dat zij niet wil dat haar papa verder gaat. De jeugdbeschermer vraagt wat zij daarmee bedoelt. [slachtoffer 3] geeft aan dat haar vader aan haar borstjes heeft gezeten. Hij had haar een knuffel gegeven toen hij met [naam 1] in gesprek zat en later kwam hij weer bij [slachtoffer 3] en stond hij achter haar en toen raakte hij haar borstjes aan. [22]
De rechtbank acht de genoemde bewijsmiddelen en overwegingen - in onderling verband en samenhang beschouwd - voldoende redengevend voor het oordeel dat verdachte zijn dochter [slachtoffer 3] ontuchtig heeft betast aan haar borsten. De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor de overige ontuchtige handelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 05/301021-21 onder 1, primair, 2, primair, 3, primair en 4 en onder parketnummer 05/011432-22 onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/301021-21
1, primair
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 28 september 2008 tot en met 27 september 2010 te Afferden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , zijnde de stiefdochter van verdachte, althans een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
en/of zijnde een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meerhandelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/of
het likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/of
het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1]
en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1];
2, primair
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 28 september 2010 tot en met 27 september 2014, te Afferden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , zijnde de stiefdochter van verdachte, althans een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
en/of zijnde een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/of
het likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/of
het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina
en/of in de anusvan die [slachtoffer 1] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond en
/ofin de vagina
en/of in de anusvan die [slachtoffer 1] ;
3, primair
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 29 september 2014 tot en met 1 mei 2021, te Afferden, in elk geval in Nederland,
(telkens
)door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1998] , beeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/of
het likken van de clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/of
het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 1] en
/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis
in de mond en/ofin de vagina en
/ofin de anus van die [slachtoffer 1] ,
welk
egeweld en/of een anderefeitelijkheid
en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft
/hebbenbestaan dat
verdachte
(telkens)opzettelijk, misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn geestelijke overwicht over die [slachtoffer 1] en
/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer 1] en
/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes vertrouwensband met die [slachtoffer 1] en
/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie van die [slachtoffer 1] en
/of
misbruik/gebruik heeft gemaakt van de, door de lange duur van het misbruik, ontstane verknipte beeldvorming omtrent seksualiteit bij die [slachtoffer 1] ;
4.
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 13 januari 2014 tot en met 12 januari
2016, te Afferden, in elk geval in Nederland,
(telkens)ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer 2] , geboren op [geboortejaar 2001] , door het betasten van en
/ofwrijven over en
/ofknijpen in de borsten en
/ofde billen van de [slachtoffer 1] en
/ofhet betasten van en
/ofwrijven over de schaamlippen en
/ofde vagina en
/ofde schaamstreek van die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 05/011432-22
2.
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 23 december 2005 tot en met 22 december 2012, te Culemborg en/of te Afferden, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 3] , geboren op [geboortejaar 2000] , door
(telkens) overde borsten
en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 3] te wrijven, althans de borsten en/of de billen en/of de vaginavan die [slachtoffer 3] te betasten
en/of de hand(en) van die [slachtoffer 3] vast te pakken en op zijn, verdachtes, penis te leggen en/of te houden en/of (vervolgens) daarmee zichzelf af te trekken en/of zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer 3] te duwen/brengen en waarbij hij, verdachte, één of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale tekenen van verzet van die [slachtoffer 3].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/301021-21
feit 1, primair:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin/een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 2, primair:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin/een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3, primair:
Verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 4:
Ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd;
Parketnummer 05/011432-22
feit 2:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, in geval van bewezenverklaring, geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Eventueel kan daarnaast nog een taakstraf worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich langdurig en veelvuldig schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van twee stiefdochters en zijn eigen dochter. Het misbruik van [slachtoffer 1] heeft ruim 12 jaren geduurd en begon toen zij pas 10 jaar was. De seksuele handelingen bestonden mede uit het veelvuldig seksueel binnendringen van haar lichaam op alle mogelijke manieren. Het misbruik met [slachtoffer 2] is bewezenverklaard voor een periode van 3 jaren, terwijl zij toen pas 13 jaar oud was. Bij [slachtoffer 2] bestonden de handelingen uit het betasten van haar borsten, billen en schaamlippen. Daarnaast heeft hij zijn dochter [slachtoffer 3] ontuchtig betast aan haar borsten toen zij jonger was dan 12 jaar.
Hiermee heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn (stief)dochters en hun seksuele ontwikkeling ernstig verstoord. Dit seksueel misbruik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vond plaats in hun woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig hadden moeten voelen in de nabijheid van hun moeder en stiefvader, die geacht werden hen te beschermen en te begeleiden op weg naar volwassenheid. In plaats daarvan werden zij blootgesteld aan de wellust van verdachte, die zo lijkt uit het dossier te volgen, geobsedeerd was door seks. De meisjes waren geen moment veilig voor hem en vonden geen enkel gehoor voor deze problemen bij hun eigen moeder.
Verdachte heeft aldus op grove wijze misbruik gemaakt van zijn morele en fysieke overmacht op zijn (stief)dochters en daarbij in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat zijn (stief)dochters in hem als (stief)vader mochten stellen. Verdachte heeft bevrediging gezocht van zijn eigen seksuele verlangens en is daarbij volledig voorbijgegaan aan onder meer de psychische schade die hierdoor aan zijn (stief)dochters kon worden toegebracht. De ervaring leert dat een dergelijk seksueel misbruik nadelige psychische gevolgen van veelal lange duur met zich meebrengt. De rechtbank acht aannemelijk dat deze nadelige psychische gevolgen worden versterkt door de proceshouding van verdachte, die de beschuldigingen stelselmatig en op calculerende wijze ontkent en zijn (stief)dochters daarbij kwalificeert als leugenachtig, verward en psychisch niet in orde. Verdachte heeft op geen enkele wijze berouw getoond of verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Persoon van verdachte
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder
onherroepelijkis veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank heef kennisgenomen van de pro justitia rapportage van 17 februari 2022 opgemaakt door psycholoog W.J.P. Gaertner, waaruit blijkt dat geen volledig onderzoek heeft kunnen plaatsvinden, vanwege de proceshouding van de verdachte en het gegeven dat bepaalde informatie en vragenlijsten niet tijdig door de psycholoog zijn ontvangen. De psycholoog heeft geen aanwijzingen gevonden die duiden op psychopathologie. Wel acht de psycholoog het zorgelijk dat verdachte voor een tweede keer in aanraking komt met de politie wegens verdenking van een ernstig zedenfeit met minderjarigen. Er is niet goed een risicoanalyse te maken omdat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, maar omdat de slachtoffers nu meerderjarig zijn, er geen minderjarige kinderen in zijn huis wonen, hij ook beroepshalve geen structurele bemoeienis met minderjarigen heeft en voor zover bekend ook anderszins geen contacten met minderjarigen heeft, schat de psycholoog het recidiverisico laag in. In de aanvullende rapportage van 11 mei 2022 adviseert de psycholoog om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren en een deels voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daarin opgenomen reclasseringstoezicht en een verplicht behandelcontact bij een forensische polikliniek.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 3 maart 2022, waaruit volgt dat de reclassering geen delictgerelateerde of beschermende factoren kan aanmerken, gelet op de proceshouding van verdachte. Ook het recidiverisico is niet in te schatten. Gelet op de eerdere veroordeling voor een zedendelict, die nog niet onherroepelijk is, acht de reclassering een zedenbehandeling noodzakelijk. In het aanvullende advies van 28 juli 2022 heeft de reclassering geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en eventueel een contact/locatieverbod als de slachtoffers dat wensen.
Op te leggen straf
Alles overwegende en rekening houdende met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de duur en de frequentie van het seksueel misbruik, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de schadelijke gevolgen die het misbruik voor hen heeft gehad, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht conform de eis van de officier van justitie. Oplegging van een voorwaardelijk strafdeel is gelet op art. 14a lid 2 Sr niet mogelijk, nog afgezien van het feit dat zulks weinig zinvol lijkt nu verdachte de feiten blijft ontkennen en alle schuld bij de aangeefsters legt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering van [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de feiten 1, 2, en 3 van parketnummer 05/301021-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 40.929,53 aan materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
Reiskosten 306,06
Medische kosten 770,00
Verblijfskosten 2.853,47
Studievertraging 37.000,00
Daarnaast vordert zij € 8.250,00 aan smartengeld. Tevens vordert zij wettelijke rente over genoemde bedragen en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering voor zover deze ziet op de reiskosten naar haar werk, de kosten voor het verblijf bij [naam 2] en de kosten voor studievertraging. Voorts heeft zij verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op reiskosten van haar verblijfplaats naar haar werk, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien dit geen rechtstreekse schade betreft. De overige reiskosten betreffen proceskosten.
De rechtbank acht de verzochte kosten voor het eigen risico ten behoeve van de behandeling bij een GGZ instelling voor toewijzing vatbaar. Zij zal deze kosten toewijzen tot een bedrag van € 605,39, nu deze kosten in deze omvang voldoende zijn onderbouwd met facturen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige verzochte medische kosten wegens het ontbreken van onderbouwing.
De benadeelde partij heeft gedurende een periode verbleven in een opvanghuis, waarvoor zij een eigen bijdrage heeft betaald. Hoewel deze kosten in direct verband staan tot het bewezen verklaarde feit, is duidelijk dat de benadeelde partij vergelijkbare kosten voor verblijf gemaakt zou hebben als zij niet noodgedwongen in een opvanghuis zou hebben verbleven. Zij was immers volwassen op het moment dat zij deze kosten maakte, zodat het aannemelijk is dat zij ook zonder het bewezen verklaarde feit bijvoorbeeld op kamers zou zijn gaan wonen. De kosten die zij heeft bespaard zijn hoger dan de betaalde eigen bijdrage, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de door de benadeelde partij overgelegde stukken, waaronder de brief van haar trajectbegeleider, een causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde studievertraging voldoende is komen vast te staan. De schade die daarvan het gevolg is komt derhalve voor rekening van verdachte. De rechtbank gaat daarbij uit van studievertraging voor de duur van één jaar en zal voor het bepalen van de hoogte van de schade aansluiting zoeken bij de ‘Letselschade Richtlijn studievertraging’, zodat deze kosten worden geschat op € 18.500,00. Nu de studievertraging van meer dan één jaar onvoldoende is onderbouwd, zal de rechtbank de overige verzochte kosten ten aanzien van studievertraging niet-ontvankelijk verklaren.
Smartengeld
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag van € 8.250,00.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft kosten gemaakt ten behoeve van haar verhoor bij de politie, het gesprek met de officier van justitie, het bezoek aan haar advocaat en het onderzoek ter terechtzitting. Deze kosten bedragen € 35,56 en zullen worden toegewezen. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Conclusie
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 27.390,95, bestaande uit € 19.105,39 aan materiële schade, € 8.250,- aan immateriële schade en € 35,56 aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015, een datum die in het midden ligt van de in totaal bewezen verklaarde delictsperiodes. Dat is een redelijke en praktisch uitvoerbare beslissing.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van de civiele vordering van [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 4 van parketnummer 05/301021-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 40.439,03 aan materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
Reiskosten 54,03
Medische kosten 385,00
Verblijfskosten 3.000,00
Studievertraging 37.000,00
Daarnaast vordert zij € 3.000,00 aan smartengeld. Tevens vordert zij wettelijke rente over genoemde bedragen en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van de reiskosten kan worden toegewezen en heeft verzocht om schatting van de kosten van het eigen risico, de kosten van verblijf en de studievertraging. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie eveneens verzocht om de kosten te schatten en deze te bepalen op € 1.500,00. De toe te wijzen vergoeding dient met de wettelijke rente te worden verhoogd. Tevens vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan materiële en immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering voor zover deze ziet op de kosten voor het verblijf elders en de kosten voor studievertraging. Voorts heeft zij verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding verzocht van nog te maken medische kosten betreffende het wettelijk eigen risico. Dit verzoek is onderbouwd met een recente verwijsbrief van haar huisarts naar de basis GGZ. Hoewel de kosten nog niet zijn gemaakt, acht de rechtbank aannemelijk dat deze kosten gemaakt zullen gaan worden en daarmee voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij heeft gedurende een periode verbleven in de woning van de ouders van een vriendin, waarvoor zij huur heeft betaald. Hoewel deze kosten in direct verband staan tot het bewezen verklaarde feit, is aannemelijk dat deze kosten voor verblijf ook gemaakt zouden zijn als zij niet noodgedwongen het ouderlijk huis zou hebben verlaten. Zij was immers volwassen op het moment dat zij deze kosten maakte, zodat het aannemelijk is dat zij ook zonder het bewezen verklaarde feit bijvoorbeeld op kamers zou zijn gaan wonen. De kosten die zij heeft bespaard zijn hoger dan de betaalde huur, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
Ten aanzien van de kosten voor studievertraging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde feit. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Smartengeld
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,00.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De benadeelde partij heeft kosten gemaakt ten behoeve van haar verhoor bij de politie, het gesprek met de officier van justitie, het bezoek aan haar advocaat en het onderzoek ter terechtzitting. Deze kosten bedragen € 54,03 en zullen worden toegewezen. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Conclusie
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.939,03, bestaande uit € 385,00 aan materiële schade, € 1.500,- aan immateriële schade en € 54,03 aan proceskosten.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen over de schade met ingang van 13 januari 2014, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

10.De beoordeling van de civiele vordering van [slachtoffer 3]

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 1 en feit 2 van parketnummer 05/011432-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd gelet op de door haar gevorderde vrijspraak tot een bedrag van € 1.000,00, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op het feit dat de onderbouwing van de vordering zich voornamelijk richt op de gedragingen die ten laste zijn gelegd onder feit 1 en dat de rechtbank verdachte van dat feit zal vrijspreken, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen over de schade met ingang van 23 december 2005, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

11.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen laptop [merk] (goednummer 2560477) wordt onttrokken aan het verkeer. Bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is onder meer de aan verdachte toebehorende [merk] laptop aangetroffen, inbeslaggenomen en onderzocht. Op de laptop zijn kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen, zodat het goed van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het verwijderen van de kinderpornografische afbeeldingen acht de rechtbank geen redelijk alternatief, gelet op de werkbelasting voor de politie die dit met zich zou brengen en het risico dat de afbeeldingen niet dusdanig verwijderd worden dat het niet langer mogelijk is om deze weer te herstellen.

12.De toegepaste wettelijke bepalingen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 57, 60a, 242, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

13.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder 1, 2 en 3 van parketnummer 05/301021-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , in verband met het feit onder 4 van parketnummer 05/301021-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] en in verband met feit 2 van parketnummer 05/011432-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van de volgende bedragen aan materiële en immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten die de benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen;
Benadeelde partij Bedrag schadevergoeding Proceskosten Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] € 27.355,39januari 2015
2. [slachtoffer 2] € 1.885,00januari 2014
3. [slachtoffer 3] € 1.000,00nihil 23 december 2005
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële en immateriële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 27.355,39171 dagen
2. [slachtoffer 2] € 1.885,00dagen
3. [slachtoffer 3] € 1.000,00dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de laptop [merk] (goednummer 2560477).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2022.
Mrs. Steenweg en Braaksma zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisantN. [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021225823 en PL0600-2021337530, gesloten op 17 november 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Processen-verbaal van informatief gesprek en van aangifte [slachtoffer 1] , p. 73-86.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, p. 4 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 111 en 117.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, p. 4.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 93.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 111 en 117.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris, p. 3.
8.Verklaring verdachte ter zitting.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 99-103.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 104-107.
11.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon slachtoffer), p. 136.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 oktober 2022.
13.Processen-verbaal van informatief gesprek en van aangifte [slachtoffer 2] , p. 87-97.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris, p. 5
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 oktober 2022.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris, p. 5
17.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisantT. [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021568799, gesloten op 21 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
18.Proces-verbaal informatief gesprek, p. 13 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 26 en 28.
19.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 50-51 en bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 26 en 28
21.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , p. 149-150.
22.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 37.