ECLI:NL:RBGEL:2022:6322

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
7949385
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over eigendomsgeschil van een BMW na bewijslevering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de eigendom van een BMW. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Melissen, stelde dat hij de auto in 2002 in Duitsland had gekocht en dat hij de eigenaar was. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. A.J. Meijer, betwistte dit en claimde dat hij de auto had gekocht en op zijn naam had gezet. De procedure omvatte getuigenverhoren en bewijslevering, waarbij verschillende getuigen verklaarden over de aankoop en restauratie van de auto. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende bewijs had geleverd van zijn eigendom, terwijl de verklaringen van de gedaagde partij niet overtuigend waren. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij onrechtmatig had gehandeld door de auto zonder toestemming van de eisende partij op zijn naam te zetten. De eisende partij kreeg een schadevergoeding van € 25.000 toegewezen, evenals de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 7949385 \ CV EXPL 19-3572
Grosse aan: mr. Melissen
Afschrift aan: mr. Meijer
Verzonden d.d.:
Vonnis d.d. 16 maart 2022 van de kantonrechter
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.J.M. Melissen,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.J. Meijer
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 mei 2020 en de daarin genoemde processtukken;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant van [eisende partij], gehouden op 10 december 2020;
- de akte depot van de kant van [eisende partij] van 10 december 2020;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant [eisende partij] van 1 juli 2021;
- de rolbeschikking van 4 augustus 2021;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant [eisende partij] van 7 december 2021;
- de mededeling van [gedaagde partij] dat hij afziet van een tegengetuigenverhoor;
- de conclusie na getuigenverhoor aan de kant van [eisende partij];
- de conclusie na getuigenverhoor aan de kant van [gedaagde partij].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 6 mei 2020. In dat vonnis heeft de kantonrechter [eisende partij] opdragen de originele koopakte te deponeren. Daarnaast heeft de kantonrechter [eisende partij] bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [eisende partij] eigenaar was van de BMW.
2.2.
[eisende partij] heeft de originele koopakte gedeponeerd en voorts, om aan de bewijsopdracht te voldoen, zichzelf, [betrokkene 1] (zijn echtgenote), [betrokkene 2], [betrokkene 3] (zijn broer), [betrokkene 4] (zijn zoon), [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [gedaagde partij], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [betrokkene 10] als getuigen laten horen.
2.3.
Uit de verklaringen van de getuigen, in onderling verband bezien en in het licht van de overige processtukken, volgt dat [eisende partij] is geslaagd in het hem opgedragen bewijs. Hiervoor is het volgende redengevend.
Getuige [eisende partij] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij de auto heeft gekocht in Duitsland in het bijzijn van [betrokkene 5]. [eisende partij] heeft de auto daarna gestald bij [betrokkene 11] op een industrieterrein in een auto-hal. Daarna is de auto naar [betrokkene 10] verplaatst. Daar is de auto lopend en spuitklaar gemaakt. De auto is vervolgens bij [betrokkene 7] gespoten, waarna de auto verder is opgebouwd bij [betrokkene 10]. Inmiddels had [eisende partij] [gedaagde partij] leren kennen en uiteindelijk heeft [eisende partij] de auto, samen met een nog een aantal oldtimers, in de schuur bij [gedaagde partij] gezet. [eisende partij] had een sleutel van de schuur [gedaagde partij]. Alle handelingen en reparaties die aan de auto hebben in opdracht van [eisende partij] plaatsgevonden en zijn door [eisende partij] betaald.
Getuige [betrokkene 1] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij nog weet dat [eisende partij] de auto ging kopen in 2002. Zij heeft verklaard dat nog goed te weten omdat het tijdens carnaval was. Zij wilde carnaval vieren en was boos dat [eisende partij] naar Duitsland ging om een auto te kopen. Zij heeft verder verklaard nog te weten dat [eisende partij] samen met [betrokkene 5] de auto is gaan bekijken en dat [eisende partij] € 1.600,00 voor de auto heeft betaald. Verder heeft zij verklaard dat [eisende partij] de auto heeft gerestaureerd met behulp van anderen, maar niet met de hulp van [gedaagde partij]. Zij heeft wel verklaard nog te weten dat de auto in de schuur van [gedaagde partij] stond.
[betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat [eisende partij] voor de auto banden heeft gekocht bij de firma waar hij werkt, namelijk Oosterink banden. [betrokkene 2] weet zeker dat de banden die [eisende partij] bij Oosterink heeft gekocht voor de BMW waren. Met betrekking tot de factuur die als productie vijf bij de stukken zit, heeft [betrokkene 2] verklaard dat de bandenmaat die op de factuur is genoemd, overeenkomt met de bandenmaat van de BMW.
[betrokkene 3], de broer van [eisende partij], heeft verklaard dat zijn broer de auto heeft gehad, waarmee hij bedoelt dat de auto van [eisende partij] was en dat hij [gedaagde partij] nooit in de auto heeft zien rijden.
[betrokkene 4], de zoon van [eisende partij], heeft verklaard dat de auto van [eisende partij] was. Hij weet ook dat de auto is gerestaureerd. [betrokkene 4] heeft verklaard dat hij dat nog weet omdat erover is gesproken. Verder kan hij zich herinneren de auto op de aanhanger te hebben gezien.
[betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5]) heeft verklaard dat hij de auto destijds samen met [eisende partij] heeft opgehaald in Duitsland met een auto-ambulance. [betrokkene 5] heeft verklaard dat hij ook nog weet dat de auto daarna is gestald bij [betrokkene 11] en dat de auto daar is gerestaureerd. [betrokkene 5] heeft verklaard dat [eisende partij] jaren bezig is geweest met de restauratie van de auto.
[betrokkene 6] (zwager van [eisende partij]) heeft verklaard dat hij samen met [eisende partij] de garagebox van [eisende partij] heeft opgeruimd. In die garagebox stond de BMW. Er stonden geen andere auto’s.
[betrokkene 7] heeft verklaard dat [betrokkene 10] aan hem heeft gevraagd of hij een BMW kon spuiten waarbij [betrokkene 10] hem vertelde dat hem om de BMW van [eisende partij] ging. [betrokkene 7] is daarvoor naar de het huis van [betrokkene 10] gegaan waar de BMW toen was gestald. [eisende partij] heeft contant betaald voor het spuitwerk. [betrokkene 7] heeft verklaard dat hij het geld uit handen van [eisende partij] heeft ontvangen.
[gedaagde partij] heeft verklaard dat het onjuist is dat [eisende partij] de auto heeft gekocht, omdat hij de auto heeft gekocht. [gedaagde partij] heeft de auto gekocht van een particulier in Düsseldorf. Daarvoor is [gedaagde partij] met een autoambulance naar Düsseldorf gereden. De autoambulance was van [autobedrijf]. [gedaagde partij] heeft de auto vervolgens in zijn eigen schuur in [woonplaats] gestald. Het was een goede auto waaraan niets hoefde te gebeuren. [gedaagde partij] heeft er wel nieuwe banden opgezet. [gedaagde partij] heeft de auto ingevoerd in Arnhem en een paar jaar later is de auto op zijn naam gezet. [gedaagde partij] heeft iedere week wel een paar keer met de auto gereden.
[betrokkene 8] (hierna: [betrokkene 8]) heeft verklaard dat hij de auto bij [gedaagde partij] op het erf heeft zien staan en [gedaagde partij] in de BMW heeft zien rijden. Zelf heeft hij ook een keer als passagier meegereden in de BMW. Ook de vriendin van [gedaagde partij] heeft hij in de auto zien rijden. Dit was ongeveer zeven, acht of negen jaar geleden. [betrokkene 8] heeft voorts verklaard dat hij weet dat [gedaagde partij] de auto heeft geïmporteerd uit Duitsland.
[betrokkene 8] heeft ten slotte verklaard dat hij de auto gedurende een periode van een aantal maanden heeft zien rijden met [gedaagde partij] en/of de vriendin van [gedaagde partij]. [betrokkene 8] schat de periode op een half jaar.
[betrokkene 9] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat [gedaagde partij] met de BMW op de auto ambulance bij hem is gekomen, wat volgens hem bij deze auto onwaarschijnlijk is. [betrokkene 9] zou het geweten hebben als [gedaagde partij] met de auto ambulance bij zijn bedrijf zou zijn geweest.
[betrokkene 10] heeft verklaard dat hij de auto waar het in dit geding om gaat goed kent. Ongeveer acht of tien jaar geleden is [eisende partij] bij hem gekomen met de auto omdat de auto motorisch niet goed liep. De auto heeft twee maanden bij mijn gestaan voordat de motor liep. Ik heb de auto toen zelf opgehaald in [woonplaats] op een aanhanger. [eisende partij] kwam in die periode geregeld langs en heeft geholpen. Toen de auto weer in orde was, heeft hij [eisende partij] in contact gebracht met iemand die de auto kon spuiten. [betrokkene 10] heeft de onderdelen van de auto die gespoten moesten worden, gedemonteerd en naar de spuiter gebracht. [eisende partij] heeft tegen hem gezegd dat hij de auto in Duitsland heeft gekocht en al een tijdje bij hem in de schuur stond.
2.4.
Zowel [eisende partij] als [betrokkene 5] hebben verklaard dat [eisende partij] de auto in 2002 in Duitsland heeft gekocht. [betrokkene 5] is niet bij het ondertekenen van het koopcontract geweest, maar is wel met hem naar Duitsland geweest om de auto te gaan kopen, aldus de verklaring van [betrokkene 5], die geen familie is van [eisende partij]. Verder hebben zowel [eisende partij] en [betrokkene 5] verklaard dat de auto kort na de koop is overgebracht naar [betrokkene 10] waar de auto is gerestaureerd. Deze verklaringen komen overeen met de verklaring van [betrokkene 10] en [betrokkene 7], die dat ook beiden hebben verklaard. [betrokkene 2] en [betrokkene 7] hebben beiden verklaard dat [eisende partij] hen opdracht heeft gegeven voor werkzaamheden aan de auto en dat [eisende partij] hen daarvoor heeft betaald. Hiertegenover staat de verklaring van [gedaagde partij] dat hij de auto heeft gekocht in Duitsland. Aan deze verklaring wordt door de kantonrechter minder waarde gehecht. Allereerst omdat [gedaagde partij] partij is in de procedure en als enige heeft verklaard dat hij de auto heeft gekocht. Over concrete gegevens ten aanzien van de koop, zoals in welk jaar en op welke dag en op welk adres in Düsseldorf hij de auto heeft gekocht, heeft [gedaagde partij] niet verklaard. Voorts ontbreekt een deugdelijke onderbouwing ten aanzien van de verklaring van [gedaagde partij]. Dat [betrokkene 9] heeft verklaard dat [gedaagde partij] een autoambulance van hem heeft geleend om een auto op te halen, brengt op zichzelf niet mee dat het om de BMW in kwestie gaat. Te minder omdat [betrokkene 9] heeft verklaard dat [gedaagde partij] vaker een autoambulance van hem leende. Voorts heeft [gedaagde partij] geen overtuigende verklaring afgelegd over het feit dat de auto de dag voor de diefstal, eerst in [woonplaats] op de autoambulance is gereden, om vervolgens naar Emmerich te rijden en de dag erna met de auto op de autoambulance weer terug te rijden naar [woonplaats] waar de auto gerepareerd of gekeurd moest worden. Ook het feit dat [gedaagde partij] heeft verklaard dat hij wekelijks in de auto heeft gereden, kan niet tot de conclusie leiden dat [eisende partij] geen eigenaar van de auto was. Zoals [betrokkene 8] immers heeft verklaard, heeft hij [gedaagde partij] slechts gedurende een half jaar regelmatig in de auto zien rijden. Dit komt niet overeen met de verklaring van [gedaagde partij], maar strookt wel met het feit dat [eisende partij] de auto op enig moment in de schuur van [gedaagde partij] heeft gestald, waardoor [gedaagde partij] met de auto kon rijden, omdat (zoals [eisende partij] tijdens de mondelingen behandeling heeft verklaard) de sleutel van de auto in het dashboardkastje van de auto lag. [gedaagde partij] heeft verklaard dat hij beschikt over de enige sleutel van de BMW maar heeft nagelaten deze sleutel te tonen.
2.5.
[gedaagde partij] heeft nog aangevoerd dat hij de BMW heeft ingevoerd in Nederland, als eigenaar bij RDW geregistreerd staat en dat de BMW door hem is verzekerd de verzekeringspremies door hem zijn betaald. [eisende partij] heeft echter onbetwist aangevoerd dat hij de sleutels en papieren van de BMW in het dashboardkastje van de auto heeft laten liggen, toen hij de auto in de schuur bij [gedaagde partij] heeft gestald. Dat betekent dat [gedaagde partij] met de enkele stelling dat hij de auto heeft ingevoerd en verzekerd, onvoldoende heeft betwist dat [eisende partij] eigenaar was van de BMW. Dit omdat [gedaagde partij], in het midden latend of dit ook daadwerkelijk is gebeurd, de mogelijkheid had om de BMW zonder toestemming en medeweten van [eisende partij] op zijn naam te zetten en te verzekeren.
Voor zover [gedaagde partij] een beroep heeft gedaan op de bewijsvermoedens van de artikelen 3:109 en 3:119 BW, wordt nog als volgt overwogen. [gedaagde partij] heeft zich op het standpunt gesteld dat niet [eisende partij] maar hij vanaf het begin de eigenaar van de BMW is geweest, zodat op hem niet de bewijslast rust van de stelling dat hij eigenaar is van de auto. Slechts indien [gedaagde partij] zich op het standpunt had gesteld dat [eisende partij] ooit eigenaar is geweest van de BMW maar dat hij inmiddels de eigendom van de BMW toekomt, zouden de stelplicht en bewijslast van dit bevrijdende verweer op [gedaagde partij] rusten.
2.6.
Ten aanzien van de getuigenverklaringen die [eisende partij] bij dagvaarding heeft overgelegd, waarin staat dat de auto voor de helft eigendom was van [gedaagde partij], wordt als volgt overwogen. De verklaring is opgesteld door [eisende partij]. [eisende partij] heeft als verklaring voor het feit dat daarin staat dat hij en [gedaagde partij] samen eigenaar waren van de BMW aangevoerd dat [gedaagde partij] met zijn halfzus getrouwd is en hij en [gedaagde partij] in die periode ‘als broers’ waren en [gedaagde partij] in de BMW mocht rijden. Zij deden in die periode veel dingen samen en waren samen eigenaar van een appartement in Duitsland. [betrokkene 3] en [betrokkene 4], hebben verklaard dat [eisende partij] met de verklaring bij hen is gekomen en dat zij de verklaring zonder deze goed te lezen hebben ondertekend. Onder deze omstandigheden zal aan de inhoud van deze verklaringen geen doorslaggevende betekenis zal worden toegekend, in die zin dat daaruit de juridische eigendom van de BMW volgt.
2.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat in rechte vast is komen te staan dat [eisende partij] eigenaar was van de BMW. Omdat ook vast staat dat [gedaagde partij] de auto - zonder toestemming van [eisende partij] - op zijn naam heeft gezet, heeft [gedaagde partij] onrechtmatig jegens [eisende partij] gehandeld. De schade die [eisende partij] hierdoor heeft geleden, moet [gedaagde partij] aan [eisende partij] vergoeden.
Vast staat dat de BMW in maart 2012 is gestolen, althans is verdwenen en dat [gedaagde partij] de BMW, waarvan hij zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij er de eigenaar van was, daardoor niet aan [eisende partij] heeft teruggeven of kan teruggeven. [eisende partij] heeft aangevoerd dat de vervangingswaarde van de BMW is getaxeerd op € 35.000,00, maar heeft zijn vordering beperkt tot een bedrag van € 25.000,00. [gedaagde partij] heeft de hoogte van de schade niet betwist. De vordering van [eisende partij] zal dan ook worden toegewezen.
2.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal [gedaagde partij] worden veroordeeld in de kosten van de procedure en in de nakosten.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om bij wijze van schadevergoeding aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 25.000,00;
3.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de kant van [eisende partij] vastgesteld op:
€ 101,05 aan explootkosten;
€ 486,00 aan griffierecht;
€ 2.490,00 aan salaris gemachtigde (5 punten x € 498,00);
€ 400,00 aan taxe getuigen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de kosten van betekening van het vonnis, indien betekening heeft plaatsgevonden;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022.
mt