ECLI:NL:RBGEL:2022:6317

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
407289
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van eiser in vorderingen betreffende koopovereenkomst en nalatenschap

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de ontvankelijkheid van eiser in zijn vorderingen. Eiser, de kleinzoon van erflaatster, vordert dat de rechtbank verklaart dat er een onvoorwaardelijke koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot een bedrijfsruimte. Gedaagden, de ooms en tante van eiser, hebben verweer gevoerd en stellen dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen omdat hij niet alle relevante partijen heeft gedagvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen die gebaseerd zijn op een overeenkomst met erflaatster, omdat de executeur van de nalatenschap de enige is die bevoegd is om de erfgenamen te vertegenwoordigen in deze context. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser wel ontvankelijk is in zijn vorderingen die gebaseerd zijn op een overeenkomst met zijn vader, ooms en tante. De zaak is verwezen naar de rol van 23 november 2022 voor verdere behandeling. De rechtbank heeft partijen opgedragen hun verhinderdata op te geven voor de periode van december 2022 tot en met maart 2023. De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van de juiste procesvoering en de noodzaak om alle relevante partijen te betrekken bij rechtszaken die betrekking hebben op nalatenschappen en overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/407289 / HZ ZA 22-242
Vonnis van 9 november 2022
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. E.H. Steentjes te Lichtenvoorde,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. A.J. Boer te Doetinchem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van mr. Boer van 27 september 2022, waarin zij verzoekt te beslissen op de ontvankelijkheidsweren alvorens een mondelinge behandeling te bepalen
- de antwoordakte van eiser.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden en hun [betrokken broer] (hierna ook [betrokken broer] ) zijn de kinderen van [erflater] (hierna ook erflater) en [erflaatster] (hierna ook (groot)moeder of erflaatster). Op 12 juli 2013 is erflater overleden. In zijn testament van 30 juli 1975 heeft hij alles nagelaten aan zijn echtgenote als langstlevende. De kinderen hebben ieder een vordering op erflaatster gekregen, opeisbaar na haar overlijden.
2.2.
Erflaatster heeft in haar testament van 7 december 2011 haar kinderen tezamen en ieder voor gelijke delen tot erfgenaam benoemd. Aan haar zoon [betrokken broer] heeft zij, niet vrij van kosten en rechten, ten laste van haar gezamenlijke erfgenamen gelegateerd het (verhuurde) woonpand aan de [adres 1] en de werkplaats aan de [adres 2] . Zij heeft bepaald dat de waarde van deze panden in onderling overleg wordt vastgesteld en dat de legataris het legaat pas hoeft te aanvaarden na de vaststelling van de waarde daarvan. Haar zonen [betrokken broer] en [gedaagde 1] , gedaagde sub 1 (hierna ook [gedaagde 1] ), heeft zij benoemd tot executeurs. Zijn er twee executeurs dan kan ieder van hen alle werkzaamheden zelfstandig verrichten. Bij verschil van mening tussen de executeurs beslist de kantonrechter, zo bepaalt het testament.
2.3.
Op 19 maart 2012 heeft erflaatster een levenstestament opgesteld waarin zij haar zonen [betrokken broer] en [gedaagde 1] heeft aangewezen als gevolmachtigden, waarbij zij uitsluitend samen bevoegd zijn haar te vertegenwoordigen.
2.4.
Erflaatster is op 29 mei 2021 overleden. Haar erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.5.
Met een tegen [betrokken broer] gericht verzoekschrift van 7 december 2021 hebben gedaagden de kantonrechter in deze rechtbank, locatie Zutphen, verzocht een schatter aan te wijzen om de panden aan de [adres 1] en [adres 2] voor partijen bindend vast te stellen tegen de waarde in het economisch verkeer en te bepalen dat [betrokken broer] zijn keuze tussen verwerping en aanvaarding van het legaat moet maken. [betrokken broer] heeft in deze procedure verweer gevoerd. De kantonrechter heeft nog niet op het verzoek beslist.
2.6.
Eiser is de zoon van [betrokken broer] en dus de kleinzoon van erflaters. Gedaagden zijn zijn ooms en tante.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert -samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht verklaart dat er tussen eiser enerzijds en zijn vader en gedaagden anderzijds althans tussen hem en zijn grootmoeder een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres 2] ,
2. gedaagden ieder afzonderlijk veroordeelt om op eerste verzoek mee te werken aan de levering van de bedrijfsruimte aan de [adres 2] aan hem voor een koopsom van € 35.000,00 op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Eiser baseert deze vordering in het licht van de vaststaande feiten op het volgende. Hij heeft op 14 augustus 2021 in een e-mail aan zijn ooms en tante geschreven:
“Hallo ooms en tante,
bij deze wil ik een bod uitbrengen op [adres] zoals besproken op 19 juni, €190.000 onder de voorwaarde dat pa de eigenaar wordt van de werkplaats, €155.000 voor [adres] en €35.000 voor de werkplaats. (…)”
Zijn oom [gedaagde 1] heeft op 15 augustus 20212 mede namens de andere ooms en tante dit bod aanvaard. Zijn vader was al akkoord gegaan. Daarmee is een koopovereenkomst tot stand gekomen primair tussen eiser en de vijf toekomstige erfgenamen, subsidiair tussen eiser en erflaatster, rechtsgeldig vertegenwoordigd door oom [gedaagde 1] en vader [betrokken broer] . Omdat zijn ooms en tante weigeren mee te werken aan de levering van de werkplaats aan hem, is hij genoodzaakt nakoming van de overeenkomst in rechte af te dwingen.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Zij hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van eiser, dan wel tot afwijzing van diens vorderingen, met veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet aanleiding allereerst te beoordelen of eiser ontvankelijk is in zijn vorderingen, wat gedaagden weerspreken. Zij hebben aangevoerd dat eiser (een van) de executeurs had moeten dagvaarden, omdat het gaat om de levering van een tot de nalatenschap behorend registergoed en (alleen) de executeur de nalatenschap gedurende de executele kan vertegenwoordigen. Een verklaring voor recht kan alleen gegeven worden als alle contractspartijen zijn gedagvaard en dat is hier niet het geval. [betrokken broer] , de vader van eiser, had als (mede-)contractspartij en als deelgenoot in de nalatenschap van erflaatster gedagvaard moeten worden, maar dat is niet gebeurd. Een verklaring van recht die niet tegen alle contractspartijen of deelgenoten is uitgesproken heeft geen rechtsgevolgen, aldus gedaagden.
4.2.
Eiser heeft aangevoerd dat de executeurs de nalatenschap dienen te beheren, maar dat alleen de erfgenamen daarover mogen beschikken. De executeur mogen alleen goederen van de nalatenschap verkopen als dat nodig is om schulden van de nalatenschap te betalen, maar dat is hier niet aan de orde. Het leveren van de werkplaats is niet bedoeld om de schulden te bestrijden, maar om de opbrengst te verdelen onder de erfgenamen. Daarom zijn naast [gedaagde 1] ook de andere onwillige erfgenamen gedagvaard.
[gedaagde 1] wordt geacht te zijn gedagvaard als erfgenaam en in zijn hoedanigheid van executeur. Weliswaar staat in de dagvaarding niet expliciet benoemd in welke hoedanigheid hij is opgeroepen, maar doorslaggevend is of het voor partijen duidelijk is welke hoedanigheden men heeft ten opzichte van de nalatenschap. Als dat zo is, dan zijn gedaagden niet in hun procesbelang geschaad door het niet expliciet vermelden van de hoedanigheid van een partij. Omdat zijn vader, [betrokken broer] , de koopovereenkomst met hem erkent staat tussen hen de rechtsverhouding wat dat betreft vast, aldus eiser.
Er is geen sprake van een ondeelbare rechtsverhouding. Het gaat hier om levering van een registergoed die tot de nalatenschap behoort en niet om een vordering tot boedelbeschrijving of verdeling van een nalatenschap. Volgens eiser bestaat er om die redenen geen aanleiding zijn vader te dagvaarden.
4.3.
Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van eiser moet een onderscheid gemaakt worden tussen de vorderingen die gebaseerd zijn op de stelling dat hij met erflaatster een overeenkomst heeft gesloten en die gebaseerd op de stelling dat met zijn vader, ooms en tante gecontracteerd is.
Voor de vorderingen gebaseerd op een overeenkomst met erflaatster geldt als uitgangspunt dat gedurende de executele de executeur de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt. Vast staat dat die executele nog niet is geëindigd. De vordering voor recht te verklaren dat met erflaatster een koopovereenkomst tot stand is gekomen, moet daarom tegen de executeur aanhangig gemaakt te worden en niet tegen de erfgenamen.
4.4.
Zou komen vast te staan dat met erflaatster een rechtsgeldige koopovereenkomst is gesloten, dan is alleen de executeur bevoegd tot levering van het registergoed.
Anders dan eiser heeft betoogd is hier geen sprake van verkoop van het goed om de opbrengst daarvan onder de erfgenamen te verdelen, maar van het voldoen van een schuld van de nalatenschap. Het voldoen van schulden van de nalatenschap behoort gedurende de executele tot de uitsluitende bevoegdheid van de executeur.
Beide vorderingen voor zover gebaseerd op een met erflaatster gesloten overeenkomst, hadden dus tegen uitsluitend de executeur ingesteld moeten worden. Voor zover ingesteld tegen erfgenamen kan eiser daarin niet ontvangen worden.
4.5.
Volgens eiser moet [gedaagde 1] geacht worden te zijn gedagvaard in twee verschillende hoedanigheden, die van executeur en die van erfgenaam. Met het feit dat [gedaagde 1] niet is gedagvaard in zijn hoedanigheid van executeur moet soepel en praktisch worden omgegaan, zo heeft eiser met verwijzing naar jurisprudentie aangevoerd.
De rechtbank ziet daartoe in dit geval echter geen aanleiding.
Bij de vermelding van de gedaagde partijen staat niet dat [gedaagde 1] wordt gedagvaard in zijn hoedanigheid van executeur en de inhoud van de dagvaarding bevat geen enkele aanwijzing dat [gedaagde 1] ook als executeur wordt aangesproken. De situatie dat hij enig erfgenaam en executeur is, doet zich hier niet voor. [gedaagde 1] is samen met andere erfgenamen gedagvaard. Het mag dan voor alle partijen duidelijk zijn welke hoedanigheid iedereen heeft ten opzichte van de nalatenschap, dat betekent nog niet dat het voor alle partijen ook duidelijk is in welke hoedanigheid men in rechte wordt aangesproken. Omdat niet duidelijk is dat [gedaagde 1] als executeur wordt aangesproken, wordt hij in zijn procesbelang geschaad. Er bestaat daarom geen aanleiding ervan uit te gaan dat de vorderingen geacht worden ook te zijn ingesteld tegen [gedaagde 1] in zijn hoedanigheid van executeur en daarom zal eiser in die vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard zoals gemeld in het dictum.
4.6.
Dit alles betekent dat eiser wel ontvankelijk is in zijn vorderingen voor zover gebaseerd op een volgens hem met zijn vader, ooms en tante gesloten overeenkomst. De zaak zal naar de rol van 23 november 2022 worden verwezen voor vonnis mondelinge behandeling.
Partijen dienen daartoe vóór 23 november 2022 hun verhinderdata over de periode december 2022 tot en met maart 2023 op te geven.
4.7.
Bij de nog te bepalen mondelinge behandeling zullen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde worden gesteld.
  • Waren gedaagden beschikkingsbevoegd bij het sluiten van de koopovereenkomst, in het licht van het feit dat (groot)moeder nog leefde? Waarop baseert eiser die beschikkingsbevoegdheid? Indien de overeenkomst voorwaardelijk is gesloten dient hiervan bewijs te worden overgelegd.
  • Waaruit blijkt dat met gedaagden een onvoorwaardelijke koopovereenkomst is gesloten over [adres 1] en [adres 2] ? In zijn e-mail staat [adres] .
  • Beschikt eiser over meer bewijsmiddelen dan de e-mailcorrespondentie van 14 en 15 augustus 2021?
  • Hoe moet ‘de voorwaarde dat pa de eigenaar wordt van de werkplaats’ worden begrepen, onder meer in licht van het legaat van [adres 1] en [adres 2] aan vader?
  • Zijn gedaagden in staat te leveren zolang de nalatenschap niet is afgewikkeld zeker in het licht van de wetenschap dat die afwikkeling afgifte van het legaat kan inhouden?
Zoals de zaak zich thans laat aanzien, en dus voorlopig oordelend, zijn de vorderingen van eiser jegens gedaagden niet voor toewijzing vatbaar.
4.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen, voor zover gebaseerd op de stelling dat hij met erflaatster een koopovereenkomst over de [adres 2] heeft gesloten,
5.2.
verwijst voor het overige de zaak naar de rol van 23 november 2022 voor vonnis mondelinge behandeling,
5.3.
bepaalt dat partijen vóór 23 november 2022 hun verhinderdata dienen op te geven.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op
9 november 2022.
Ap/ms