ECLI:NL:RBGEL:2022:6282

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
05/337872-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling militair voor opzettelijk niet naleven van dienstvoorschrift met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 7 november 2022 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een militair die op 8 oktober 2021 in Badhoevedorp een schot heeft gelost met zijn dienstwapen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee aanwezige collega's. De verdachte, een wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee, werd beschuldigd van het opzettelijk niet naleven van een dienstvoorschrift (VS 7-511) en het veroorzaken van gemeen gevaar voor personen en goederen. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte niet de vereiste veiligheidsmaatregelen had genomen bij het onderhoud van zijn wapen, wat leidde tot het ongewild afvuren van een patroon. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat resulteerde in de amputatie van de middelvinger van slachtoffer 1 en gehoorschade (tinnitus) bij slachtoffer 2. De militaire kamer legde een taakstraf op van 80 uren en kende schadevergoedingen toe aan beide slachtoffers. De vordering van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de militaire kamer rekening hield met de ernst van de verwondingen en de impact op het leven van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/337872-21
Datum uitspraak : 7 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1988] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. D.C. Coppens, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, in ieder geval in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft
gehandeld met een bij hem in gebruik zijnd dienstwapen (te weten een [merk] ) als gevolg waarvan verdachte met dat wapen ongewild en/of ongecontroleerd een patroon heeft afgevuurd,
waarbij verdachte in afwijking van een dienstvoorschrift (VS 7-511) dat dienstwapen niet heeft ontladen bij een ontlaadpunt; geen acht heeft geslagen op de vraag van een collega of iedereen ontladen was; in strijd met een dienstvoorschrift geen veiligheidsmaatregelen heeft genomen alvorens wapen uiteen te nemen en handelingen aan dat wapen heeft voortgezet terwijl hij de slede niet verwijderd kreeg (wat verdachte er attent op had moeten maken dat het wapen gespannen was), waardoor het aan verdachtes schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben opgelopen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit voor die personen tijdelijke verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van is ontstaan, immers is die [slachtoffer 1] door zijn rechtermiddelvinger geschoten als gevolg waarvan die vinger grotendeels geamputeerd moest worden en/of heeft die [slachtoffer 2] (blijvende) gehoorschade (tinnitus) opgelopen;
2.
hij als militair, op of omstreeks 8 oktober 2021, te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig, een dienstvoorschrift niet heeft opgevolgd, te weten het dienstvoorschrift VS 7-511 (betrekking hebbende op het pistool type [merk] ), waarin onder 2. ‘Veiligheidsmaatregelen’ staat voorgeschreven dat de veiligheidsmaatregelen dienen te worden genomen bij (onder andere) het uiteennemen van het wapen en bij iedere inspectie van het wapen en waarin onder 3. ‘Algemene Veiligheidsregels’ staat voorgeschreven dat
  • personeel dat het pistool in gebruik of in beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd;
  • voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen het wapen behandeld dient te worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is;
  • wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin het wapen verkeert, hij in dat geval de veiligheidsmaatregelen moet nemen,
door in de wapenonderhoudsruimte op de Koningin Maxima Kazerne na afloop van een schietles met een door hem daarbij gebruikt pistool ( [merk] ) handelingen te verrichten (teneinde wapenonderhoud te plegen) zonder dat hij daarbij heeft gehandeld alsof het pistool geladen was en/of zonder daarbij de in dat dienstvoorschrift VS 7-511 genoemde veiligheidsregels en veiligheidsmaatregelen in acht te nemen, waarbij/waarna verdachte de trekker van het pistool heeft overgehaald, althans heeft beroerd, waarbij/waarna er door hem, verdachte, met dat wapen een schot werd gelost, althans uit dat wapen een patroon werd afgevuurd, terwijl daarvan/daardoor gemeen gevaar voor personen, te weten de zich in die
ruimte bevindende personen te weten verdachte zelf en/of zijn collega’s [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] is ontstaan, en/of gemeen gevaar voor zich in die ruimte bevindende goederen (waaronder elektronische apparatuur en/of meubilair en/of vloer/wandbekleding) is ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 oktober 2021 heeft verdachte, wachtmeester bij de KMar, in de wapenonderhoudsruimte op de Koning Maxima Kazerne te Badhoevedorp een schot gelost met zijn dienstwapen, een [merk] . [2]
In het dienstvoorschrift VS 7-511 is met betrekking tot Pistool [merk] van de Koninklijke Landmacht onder 2. Veiligheidsmaatregelen onder meer opgenomen dat veiligheidsmaatregelen dienen te worden genomen voor het uiteennemen van het wapen en voor iedere wapeninspectie. Onder 3. Algemene veiligheidsregels staat onder meer dat: [3]
  • personeel dat het pistool in gebruik of in beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd;
  • voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen het wapen behandeld dient te worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is;
  • wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin het wapen verkeert, hij in dat geval de veiligheidsmaatregelen moet nemen.
Verdachte heeft verklaard dat hij bekend was met het hierboven genoemde dienstvoorschrift en dat hij sinds 2009 wapendragend is en altijd de [merk] heeft gedragen als dienstwapen. [4] Het dienstwapen was daarnaast technisch in orde. [5]
Op het moment van het lossen van het schot waren er meerdere collega’s aanwezig in de onderhoudsruimte, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . De kogel heeft de rechtermiddelvinger van [slachtoffer 1] geraakt, als gevolg waarvan deze vinger grotendeels geamputeerd moest worden. [slachtoffer 2] heeft door het schot gehoorschade in de vorm van tinnitus opgelopen. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot het eerste feit is de officier van justitie van mening dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en er bij beide slachtoffers sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij slachtoffer [slachtoffer 2] . Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het dienstvoorschrift niet opzettelijk heeft overtreden, zodat hij van dit bestanddeel dient te worden vrijgesproken. Het bestanddeel ‘schuld’ kan naar de mening van de raadsman wel bewezen worden.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij na het voltooien van de schietoefeningen leeg van de schietbaan is vertrokken. De afgetopte magazijnen had hij in zijn broekzak gestoken. Hij was voornemens om vervolgens direct naar Schiphol te vertrekken en had de gewoonte bij de verplaatsing zijn wapen geladen bij zich te dragen. Daarop heeft hij onder het lopen een magazijn met patronen in zijn wapen geplaatst. Hij was onderweg naar de laad- en ontlaadbak om daar volledig te laden. [7] Verdachte heeft echter er toch voor gekozen om naar de onderhoudskamer te gaan. Wat heeft gemaakt dat hij van plan is veranderd kon verdachte ter zitting niet toelichten. Verdachte is vervolgens de onderhoudsruimte in gegaan waarna kort daarna, terwijl hij bezig was met zijn wapen, deze is afgegaan.
Het wapen is onderzocht door het Kenniscentrum Wapensystemen en Munitie
en er zijn geen afwijkingen aangetroffen aan dit wapen. Volgens onderzoekers is het zeer onaannemelijk dat dit wapen, in de huidige toestand, spontaan een schot kan laten gaan zonder dat daarbij de trekker actief wordt bediend. [8] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er geen uitrusting op de borst werd gedragen met uitstekende delen waardoor de trekker beroerd kan zijn. Naar het oordeel van de militaire kamer kan het niet anders dan dat verdachte met zijn vinger de trekker heeft beroerd.
De militaire kamer zal om haar moverende redenen eerst feit 2 behandelen, alvorens feit 1 te bespreken.
Ten aanzien van feit 2: Het dienstvoorschrift
Uit het dienstvoorschrift VS 7-511, welk voorschrift ziet op het pistool type [merk] zijnde het wapen waarmee verdachte is uitgerust, volgt dat verdachte voor het uiteennemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen moest uitvoeren.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij na afloop van een schietles, zonder de veiligheidsregels en -maatregelen hierbij in acht te nemen, handelingen heeft verricht om wapenonderhoud te verrichten. Zo heeft verdachte zijn wapen niet eerst ontladen bij de ontlaadbak en heeft hij verzuimd het wapen te behandelen alsof het geladen was. Daarnaast heeft hij, toen hij de slede niet verwijderd kreeg, nogmaals getracht de slede te verwijderen, waarna hij een schot heeft gelost. [9] Verdachte heeft daarmee het betreffende dienstvoorschrift VS 7-511 ten aanzien van het pistool [merk] niet opgevolgd.
Opzet
Verdachte heeft verklaard dat hij op de hoogte was van de veiligheidsvoorschriften, maar dat hij deze niet heeft opgevolgd. Als reden hiervoor heeft verdachte aangevoerd dat je ‘leeg’ bent als je van de schietoefening komt, dus dat je dan niet langs de ontlaadbak hoeft te lopen om je wapen te ontladen. Je kunt dan gelijk gaan schoonmaken. [10] De militaire kamer leidt uit deze verklaring af dat verdachte tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het overtreden van het dienstvoorschrift. Verdachte heeft er namelijk – hoewel hij wist dat de veiligheidsvoorschriften verplicht waren – voor gekozen om deze niet uit te voeren. Verdachte heeft door zo te handelen aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het dienstvoorschrift zou overtreden. Gelet hierop komt de militaire kamer tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘opzettelijk’.
Gemeen gevaar voor goederen en/of personen.
Verdachte bevond zich tijdens het lossen van het schot in de wapenonderhoudsruimte. De militaire kamer overweegt dat er op dat moment meerdere personen in deze ruimte aanwezig waren, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . In de ruimte bevonden zich daarnaast verschillende goederen, te weten tafels, een beamerscherm en achter een rood-wit gespannen lint stonden verschillende opklapstoelen en tafels. [11] De kogel heeft de vinger van [slachtoffer 1] getroffen en heeft vervolgens één van de tafels geraakt. [12] Daarnaast had de kogel kunnen ricocheren naar verdachte zelf, de overige aanwezige personen of de goederen die zich in de ruimte bevonden. De militaire kamer komt derhalve tot de conclusie dat er sprake was van gemeen gevaar voor personen en goederen.
Ten aanzien van feit 1: Schuld
Zoals hierboven reeds overwogen, is de militaire kamer van oordeel dat verdachte het dienstvoorschrift opzettelijk heeft overtreden. Dit betekent echter niet dat verdachte ook opzet heeft gehad op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel. Dit is ook niet ten laste gelegd. De vraag ten aanzien van feit 1 is, of het aan de schuld van verdachte te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel hebben opgelopen. Deze vraag beantwoordt de militaire kamer bevestigend. Het handelen van verdachte in de zin dat hij verzuimd heeft de veiligheidsmaatregelen op te volgen, heeft er immers voor gezorgd dat het ongewilde schot is gelost, waardoor het letsel van beide slachtoffers is veroorzaakt. Verdachte had zich aan de veiligheidsvoorschriften moeten houden en nu hij dit niet gedaan heeft, is de militaire kamer van oordeel dat verdachte ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ heeft gehandeld.
Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat hij ondanks dat hij de slede niet loskreeg door is gegaan met de poging het wapen uiteen te nemen, waarna het schot ongewild is afgegaan. Conform dienstvoorschrift VS 7-511 moet de slede 3 mm naar achteren worden getrokken om de slede te kunnen verwijderen. Als de slede te ver naar achteren (meer dan 3 mm) wordt teruggetrokken, wordt het wapen weer gespannen. De slede is dan niet van de kast te verwijderen. Verdachte heeft ter zitting verklaard de slede een paar centimeter naar achter te trekken. Verdachte heeft ook aangegeven te weten dat indien de slagpin is gespannen de slede niet kan worden verwijderd. [13] Door aldus de slede een paar centimeter naar achteren te trekken in plaats van de voorgeschreven 3 mm, heeft verdachte niet alleen de slagpin gespannen, maar naar het oordeel van de militaire kamer het wapen ook doorgeladen. In zijn verhoor geeft verdachte zelf ook aan dat hij denkt dat hij de eerste keer dat hij de slede naar achteren trok het wapen heeft doorgeladen. [14] Had verdachte de slede enkele millimeters in plaats van een paar centimeter naar achteren getrokken, dan was de slagpin mogelijk wel gespannen, maar was het wapen niet doorgeladen. Tot slot blijkt uit onderzoek dat de hand van [slachtoffer 1] direct door het schot is getroffen alvorens andere objecten te raken. [15] Daarmee staat volgens de militaire kamer ook vast dat op het moment dat verdachte de trekker beroerde het wapen niet in een veilige richting wees. Gelet op voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat verdachte naast het niet nemen van de veiligheidsmaatregelen ook andere fouten heeft gemaakt die tot het letsel hebben geleid.
Zwaar lichamelijk letsel
De militaire kamer overweegt dat [slachtoffer 1] door het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Door het schot was zijn middelvinger zodanig beschadigd dat medisch ingrijpen – in de zin van gedeeltelijke amputatie van de vinger – noodzakelijk was. De revalidatie van de handfunctie werd door de arts geschat op enkele weken tot maanden, maar ter terechtzitting is gebleken dat deze tot op heden niet geheel hersteld is.
Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 2] , overweegt de militaire kamer als volgt. Er is sprake van een zwaar geval van tinnitus welke zeer waarschijnlijk chronisch van aard is en in ieder geval een jaar na het tenlastegelegde nog volop aanwezig is. Ter zitting is daarnaast gebleken dat het slachtoffer grote psychische gevolgen ondervindt van zijn letsel en dat het een grote impact heeft op zijn leven. Gelet hierop komt de militaire kamer, anders dan de verdediging, tot het oordeel dat ook in het geval van [slachtoffer 2] sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op al het bovenstaande acht de militaire kamer het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Eendaadse samenloop
De bewezenverklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich in dezelfde periode en op dezelfde plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Gelet hierop is de militaire kamer van oordeel dat met betrekking tot de tenlastegelegde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks8 oktober 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
in ieder geval in Nederland, grovelijk, althansaanmerkelijk onvoorzichtig,
onachtzaam en/of nalatigheeft
gehandeld met een bij hem in gebruik zijnd dienstwapen (te weten een [merk] ) als gevolg waarvan verdachte met dat wapen ongewild en
/ofongecontroleerd een patroon heeft afgevuurd,
waarbij verdachte in afwijking van een dienstvoorschrift (VS 7-511) dat dienstwapen niet heeft ontladen bij een ontlaadpunt;
geen acht heeft geslagen op de vraag van een collega of iedereen ontladen was;in strijd met een dienstvoorschrift geen veiligheidsmaatregelen heeft genomen alvorens wapen uiteen te nemen en handelingen aan dat wapen heeft voortgezet terwijl hij de slede niet verwijderd kreeg (wat verdachte er attent op had moeten maken dat het wapen gespannen was), waardoor het aan verdachtes schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel
heeft/hebben opgelopen,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit voor die personen tijdelijke verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van is ontstaan,immers is die [slachtoffer 1] door zijn rechtermiddelvinger geschoten als gevolg waarvan die vinger grotendeels geamputeerd moest worden en
/ofheeft die [slachtoffer 2]
(blijvende)gehoorschade (tinnitus) opgelopen;
2.
hij als militair, op
of omstreeks8 oktober 2021, te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
in elk geval in Nederland,opzettelijk,
althans in ernstige mate nalatig,een dienstvoorschrift niet heeft opgevolgd, te weten het dienstvoorschrift VS 7-511 (betrekking hebbende op het pistool type [merk] ), waarin onder 2. ‘Veiligheidsmaatregelen’ staat voorgeschreven dat de veiligheidsmaatregelen dienen te worden genomen bij (onder andere) het uiteennemen van het wapen en bij iedere inspectie van het wapen en waarin onder 3. ‘Algemene Veiligheidsregels’ staat voorgeschreven dat
  • personeel dat het pistool in gebruik of in beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd;
  • voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen het wapen behandeld dient te worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is;
  • wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin het wapen verkeert, hij in dat geval de veiligheidsmaatregelen moet nemen,
door in de wapenonderhoudsruimte op de Koningin Maxima Kazerne na afloop van een schietles met een door hem daarbij gebruikt pistool ( [merk] ) handelingen te verrichten (teneinde wapenonderhoud te plegen) zonder dat hij daarbij heeft gehandeld alsof het pistool geladen was en
/ofzonder daarbij de in dat dienstvoorschrift VS 7-511 genoemde veiligheidsregels en veiligheidsmaatregelen in acht te nemen, waarbij/waarna verdachte de trekker van het pistool
heeft overgehaald, althansheeft beroerd, waarbij/waarna er door hem, verdachte, met dat wapen een schot werd gelost,
althans uit dat wapen een patroon werd afgevuurd,terwijl daarvan/daardoor gemeen gevaar voor personen, te weten de zich in die
ruimte bevindende personen te weten verdachte zelf en
/ofzijn collega’s [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] is ontstaan, en
/ofgemeen gevaar voor zich in die ruimte bevindende goederen (waaronder elektronische apparatuur en
/ofmeubilair
en/of vloer/wandbekleding) is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
en
als militair opzettelijk een dienstvoorschrift niet opvolgen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen en goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren. De officier van justitie heeft hierbij opgemerkt dat dit mogelijk gevolgen kan hebben voor de carrière van verdachte, maar dat gelet op de ernst van de feiten een lagere straf voor het Openbaar Ministerie geen optie is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de militaire kamer gevraagd om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten dat verdachte van het incident geleerd heeft en dat hij hier zelf ook de consequenties van ondervindt door de maatregelen van de commandant. Gelet hierop heeft de raadsman gevraagd om te volstaan met een straf geheel in de voorwaardelijke sfeer.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is een ervaren militair en hij was op de hoogte van de voorgeschreven veiligheidsregels die gelden ten aanzien van de [merk] . Verdachte heeft zich hier desondanks niet aan gehouden waardoor hij een ongewild schot gelost heeft, met alle gevolgen van dien. Dit schot heeft bij twee personen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg gehad en er was hierbij gemeen gevaar voor personen en goederen te duchten. Dit is een ernstig feit. Immers, de naleving van de veiligheidsvoorschriften is in het belang van de eigen veiligheid, de veiligheid van andere militairen en zelfs van het functioneren van de krijgsmacht als geheel. Militairen mogen binnen Defensie een veilige werkomgeving verwachten en daar dient iedere individuele militair ook aan bij te dragen. Daartoe dient elke militair, dus ook verdachte, de veiligheidsvoorschriften altijd en consequent na te leven. De militaire kamer neemt hierbij in aanmerking dat verdachte al twaalf jaar in dienst is bij Defensie, dat hij tijdens zijn werkzaamheden vrijwel continue een geladen pistool bij zich draagt en dat hij heeft verklaard dat hij zich bewust was van de veiligheidsvoorschriften, maar dat hij deze toch niet heeft opgevolgd.
In het voordeel van de verdachte weegt de militaire kamer mee dat verdachte van begin af aan de verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gemaakte fout en dat hij zelf ook de gevolgen ondervindt van het bewezenverklaarde feit.
Alles afwegende acht de militaire kamer een taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden. Dit is lager dan de eis van de officier van justitie nu de militaire kamer de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd in belangrijke mate heeft laten meewegen. Een geheel voorwaardelijke straf zoals betoogt door de verdediging, doet naar het oordeel geen recht aan de ernst van de strafbare feiten.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

A.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de bewezenverklaarde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 12.000,- aan smartengeld vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat onvoldoende is gebleken van een immaterieel nadeel in een omvang waardoor een vergoeding van € 12.000,- bij wijze van voorschot gerechtvaardigd is. De verdediging ziet zich geconfronteerd met meerdere vragen ten aanzien van de causaliteit en bovendien is niet gebleken van een vastgestelde of gediagnostiseerde psychische aandoening. Daarmee zegt de heer [verdachte] niet dat geen hinder en nadeel werd en wordt ervaren, maar de omvang daarvan en de als gevolg daarvan geleden schade laat zich in het kader van deze strafzaak niet goed vaststellen en vormt daarmee een onevenredige belasting van het strafproces.
Overweging van de militaire kamer
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de bewezenverklaarde feiten heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een grotendeels geamputeerde middelvinger opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De militaire kamer heeft hierbij acht geslagen op het feit dat er sprake is van een blijvend hinderlijke beperking en dat het verlies van de vinger een grote impact heeft gehad op het dagelijkse leven van de benadeelde partij. Door de advocaat van de benadeelde partij is expliciet verzocht het aan [slachtoffer 1] toe te kennen bedrag als voorschot aan te merken. Immers er zijn nog factoren die thans onduidelijk zijn doch die wel van invloed kunnen zijn op het door [slachtoffer 1] te ervaren leed. De militaire kamer ziet daarom reden om naar maatstaven van billijkheid als voorschot een bedrag van € 6000,- als immateriële schadevergoeding toe te kennen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij – gelet op het feit dat een deel van de schade van de benadeelde partij toekomstige schade betreft – voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 8 oktober 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de tenlastegelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.621,- aan materiële schade en € 7.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 5.621,-, bestaande uit de materiële inkomensschade als opgevoerd en een immateriële schadevergoeding van € 4.000,- voor de gediagnostiseerde tinnitus en de daarmee gepaard gaande gevolgen. Voor het overige dient de vordering te worden afgewezen.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen deze kostenpost en de omvang daarvan. De schadeposten komen de militaire kamer niet onredelijk voor zodat dit deel van de vordering voor toewijzing gereed ligt.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade ter hoogte van € 1.621,- kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de bewezenverklaarde feiten heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van tinnitus opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De militaire kamer weegt hierin mee dat het letsel een grote impact op het leven van de benadeelde partij heeft. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 8 oktober 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 36f, 55 en 308 van het Wetboek van Strafrecht;
- 4 en 136 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van het onderstaand bedrag aan materiële schade/smartengeld, en aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] als voorschot op de door hem geleden/te lijden immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] € 6.000,-voorschot) 8 oktober 2021
2. [slachtoffer 2] € 8.621,-oktober 2021
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 6.000,- 65 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 8.621,- 78 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. R.D. Leen, rechters, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Staf Commandant Koninklijke Marechaussee, kabinet/cluster integriteit, sectie interne onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27AZ / 21-400050, gesloten op 8 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 6.
3.Koninklijke Landmacht, Voorschrift VS 7-511 Pistool [merk] , druk 2, p. 59-60.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 99 en104.
5.Kenniscentrum Wapensystemen en Munitie, projectrapport Technisch onderzoek wapens, door KMAR aangeboden voor 2020, 2021 en 2022 Glock 1 BDSE242, p. 42.
6.Proces-verbaal van getuigenverhoor, p. 66; geneeskundige verklaring Offrany, p. 72; proces-verbaal van getuigenverhoor, p. 75; Centraal Militair Hospitaal, Polikliniek KNO naslag 1 december 2021, p. 1.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 101.
8.1Technisch onderzoek vuurwapen, p. 41.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, d.d. 24 oktober 2022.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, d.d. 24 oktober 2022.
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 20.
12.Proces-verbaal, p. 40.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, d.d. 24 oktober 2022.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 101.
15.Proces-verbaal, p. 40.