Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man uit Venlo. De man is veroordeeld voor het medeplegen van de exploitatie van een hennepkwekerij en het medeplegen van diefstal van stroom. De rechtbank heeft hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met een proeftijd van drie jaren, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. Tevens is de man verplicht om een bedrag van ruim achttienduizend euro aan Liander terug te betalen voor illegaal afgetapte stroom, en bijna dertigduizend euro aan de Staat als wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 453.323,68, maar na aanpassing van de vordering werd dit bedrag verlaagd naar € 431.853,95. De verdediging stelde dat de veroordeelde slechts € 30.000,- aan de hennepkwekerij had verdiend en dat het voordeel gedeeld moest worden met mededaders. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten van € 48.000,- uit vier oogsten, na aftrek van kosten van € 18.772,63, en stelde het te betalen bedrag vast op € 29.227,37.
De rechtbank verwierp het draagkrachtverweer van de verdediging, omdat niet voldoende onderbouwd was dat de veroordeelde nu en in de toekomst geen draagkracht zou hebben. De rechtbank bepaalde ook de duur van de gijzeling op maximaal 180 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank.