ECLI:NL:RBGEL:2022:6267

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
05.195410.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het medeplegen van de exploitatie van een hennepkwekerij en diefstal van stroom

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 54-jarige man uit Venlo, die werd beschuldigd van het medeplegen van de exploitatie van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk hennepplanten had geteeld in een pand in Nijmegen, waar 857 hennepplanten werden aangetroffen. Daarnaast had hij zich schuldig gemaakt aan het illegaal afnemen van elektriciteit door de elektriciteitsmeter te manipuleren. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en de diefstal van stroom bewezen, mede op basis van zijn eigen verklaringen en het proces-verbaal van de politie. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 120 uren. Tevens werd hij veroordeeld tot het terugbetalen van een bedrag van ruim achttienduizend euro aan Liander N.V. voor de illegaal afgetapte stroom, en een wederrechtelijk verkregen voordeel van bijna dertigduizend euro aan de Staat. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.195410.21
Datum uitspraak : 4 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. E. Gorsselink, advocaat in Venlo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
6 juni 2022 en 21 oktober 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van twee vorderingen tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 857 planten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
een of meerdere onbekend gebleven persoon/personen, op of omstreeks 12 mei 2021 te Nijmegen, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 857 planten, althans (telkens) een groot aantal hennep planten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 12 mei 2021 te Nijmegen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- de kwekerij in te richten en te onderhouden, en/of
- de planten water te geven;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 12 mei 2021 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiair
een of meerdere onbekend gebleven personen in of omstreeks de pleegperiode van 26 mei 2020 tot en met 12 mei 2021 te Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., waarbij deze persoon/personen zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 12 mei 2021 te Nijmegen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- de kwekerij in te richten en/of
- de elektriciteit hiervoor te hebben ingericht/omgeleid/aangepast/gewijzigd/verbroken, en/of
- hierbij enige zegels te hebben verbroken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 primair:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 3-7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2022.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verschillende personen. De rechtbank acht het, gelet op de werksituatie van verdachte, de omvang van aangetroffen hennepkwekerij en het bij verdachte ontbreken van specifieke kennis over het opzetten en in stand houden van een hennepkwekerij, waarbij bovendien gebruik is gemaakt van toevoeging van CO2 niet aannemelijk dat verdachte de hennepkwekerij alleen heeft opgezet en onderhouden. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring die verdachte op de terechtzitting heeft afgelegd en niet van de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank gaat uit van het volgende. Verdachte is de huurder van het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij een deel van de hennepkwekerij heeft gebouwd en dat hij werd gebeld als hij de hennepplanten water moest geven. [2] Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en onbekend gebleven anderen die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van feit 2 primair:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 12 mei 2021 is in een pand aan de [adres] een hennepkwekerij aangetroffen met 857 planten. [3] De elektriciteitsmeter van het pand was dusdanig gemanipuleerd dat de ten behoeve van de kwekerij afgenomen elektriciteit niet werd geregistreerd (en dus niet betaald). Hiertoe waren onder meer de zegels van de hoofdaansluitkast verbroken. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich als pleger schuldig heeft gemaakt aan feit 2 primair gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. Ter zitting heeft de officier van justitie de redengevende bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De fraudespecialist van Liander heeft op 12 mei 2021 ter plaatse geconstateerd dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij buiten de elektriciteitsmeter om illegaal werd afgenomen. De zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en het deksel van de aansluitkast was verwijderd. Aan de onderzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt. [5]
De rechtbank gaat ervan uit dat de hennepkwekerij van verdachte en een onbekend aantal andere personen is geweest. Verdachte heeft zelf ook uitvoeringshandelingen in de kwekerij verricht. Weliswaar kan niet worden vastgesteld dat verdachte zelf de illegale stroomaansluiting heeft aangelegd, hij heeft wel geprofiteerd van de kostenbesparing die daarvan het gevolg was. Hij heeft de stroom immers wel afgenomen en met de onbekend gebleven personen afspraken gemaakt over verdeling van de kosten. [6] Bovendien was duidelijk zichtbaar dat er geknoeid was met de bedrading. [7] Daarnaast heeft verdachte op de zitting verklaard dat hij op de hoogte was van de illegale stroomvoorziening. [8] Gelet op de door de rechtbank vastgestelde betrokkenheid van verdachte bij het exploiteren van de hennepkwekerij en het feit dat verdachte op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks12 mei 2021 te Nijmegen
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]
)een hoeveelheid van
(in totaal
) ongeveer857
planten, althans (telkens) een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. primair
hij in
of omstreeksde periode van 26 mei 2020 tot en met 12 mei 2021 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/ofhet weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
  • een taakstraf voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan hennepteelt en daarmee bijgedragen aan het in stand houden van het illegale hennepcircuit. Het is algemeen bekend dat grootschalige hennepteelt en de organisatie daaromheen leiden tot grote nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en voor de maatschappij, zoals zware criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Ook was sprake van een illegale stroomvoorziening, wat naast het duperen van de energieleverancier ook grote veiligheidsrisico’s met zich brengt. Verdachte heeft zich om deze risico’s niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen belang. Ter terechtzitting heeft
verdachte verklaard dat hij met de opbrengsten van de hennepkwekerij schulden wilde aflossen.
De rechtbank houdt rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij voor de pleegdatum van de huidige zaak niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt dat de landelijk vastgestelde oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) uitgaan van een taakstraf van 180 uur en twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf bij het kweken van een hoeveelheid van 500 tot 1.000 hennepplanten. Daarnaast is sprake geweest van diefstal van stroom. Gelet op het aandeel van verdachte in de hennepkwekerij, ziet de rechtbank aanleiding om van dit uitgangspunt in het voordeel van verdachte af te wijken. De rechtbank houdt rekening met de werksituatie van verdachte en zal daarom een lagere taakstraf opleggen. Deze verlaging zal de rechtbank verdisconteren in een voorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur. Vanwege de financiële situatie van verdachte (het bestaan van aanzienlijke schulden) acht de rechtbank het wenselijk om een proeftijd van 3 jaren te koppelen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat het voorwaardelijke deel langere tijd als stok achter de deur zal dienen.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 120 uren passend en geboden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij Liander N.V. heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 21.469,73 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank gaat uit van vier eerdere oogsten in beide kweekruimtes.
Uit de aangifte van Liander N.V. volgt hoe het ongeregistreerde verbruik is berekend. De rechtbank neemt deze berekeningsmethode over, maar houdt daarbij in het voordeel van verdachte rekening met afrondingsverschillen. De rechtbank hanteert hierbij de volgende berekening.
Kweekruimte A
Verbruik per kweek is 27.605 kWh x 4 kweken =110.420 kWh
Verbruik huidige kweek: 5.005 kWh
Totaal verbruik kweekruimte A: 115.425 kWh
Kweekruimte B
Verbruik per kweek is 27.747 kWh x 4 kweken =110.986 kWh
Verbruik huidige kweek : 34.823 kWh
Totaal verbruik kweekruimte B: 145.809 kWh
Totaal verbruik kweekruimte A en kweekruimte B is 115.425 + 145.809 = 261.234 kWh.
Uit de factuur van Liander N.V. blijkt dat wordt gerekend met een bedrag van € 60,- per 1.000 kWh. Per 1 kWh komt dit neer op € 0,06.
Het ongeregistreerde verbruik komt dan op 261.234 kWh x € 0,06 = € 15.674,04.
De overige posten op de factuur van 27 mei 2021 (€ 3.098,59) zijn door verdachte niet betwist en komen de rechtbank redelijk voor.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling aan Liander N.V van € 18.772,63 (kosten stroomverbruik € 15.674,04 + overige kosten € 3.098,59). Dit bedrag is lager dan gevorderd door Liander N.V. Het verschil wordt hoofdzakelijk verklaard doordat de rechtbank uitgaat van een lager aantal kweken.
Buitengerechtelijke incassokosten
Liander N.V. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is op deze vordering van toepassing. Liander N.V. heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Liander N.V. heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Op grond van het bepaalde in het Besluit, wijst de rechtbank een bedrag van € 962,73 toe. Dit bedrag is lager dan Liander N.V. vordert, dit komt omdat de rechtbank voor de berekening aansluit bij het bedrag dat wordt toegewezen.
Verdachte is vanaf 15 juni 2021 wettelijke rente over het bedrag (€ 18.772,63) van de energiefraude verschuldigd. Verdachte is vanaf 9 juli 2021 wettelijke rente over het bedrag (€ 962,73) van de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
De rechtbank ziet af van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Deze maatregel beoogt slachtoffers van misdrijven het werk uit handen te nemen dat gemoeid is met het incasseren van het geld bij de dader, als de dader niet uit zichzelf betaalt. Aangezien de benadeelde partij een rechtspersoon is, gaat de rechtbank ervan uit dat in deze zaak geen extra inspanning van de Staat nodig zal zijn.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 47, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van
120 (honderdtwintig)uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
Vordering benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
Liander N.V.van
€ 18.772,63 aan materiële schade, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 15 juni 2021tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. G. Edelenbos en mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2022.
mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. A.L. Goedheer zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , hoofdagent van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021233468, gesloten op 11 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2022.
3.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 3-7.
4.Het proces-verbaal van aangifte Liander, p. 76.
5.Het proces-verbaal van aangifte Liander, p. 76.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2022.
7.Foto’s 2 t/m 5 p. 88.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2022.