ECLI:NL:RBGEL:2022:6252

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
05.202900.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door alcoholgebruik door beginnend bestuurder

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder die op 25 juli 2021 een verkeersongeval veroorzaakte in Kootwijkerbroek. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een te hoge snelheid en miste een bocht, waardoor hij met zijn auto kantelde. Bijrijder [slachtoffer] liep door het ongeval letsel op, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen zwaar lichamelijk letsel was. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van letsel door onvoorzichtig rijgedrag, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie eiste een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, terwijl de verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, en legde een taakstraf van 120 uur op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/202900-21
Datum uitspraak : 4 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
Raadsman: mr. A. Heijink, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van 21 oktober 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Kootwijkerbroek, in de gemeente Barneveld, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede
rijdende over de weg, [adres 2] , zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl het donker was en/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een bocht naar links (vanuit de rijrichting van verdachte) naderde,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan die voor veilig verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse geboden was en/of
- bij het rijden in voornoemde bocht, althans bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige
voorzichtigheid heeft bestuurd, en/of het verloop van die weg ( [adres 2] ) in de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
- aan of nabij het einde van die bocht rechts naast de rijbaan (vanuit de rijrichting van verdachte) is terechtgekomen en/of
- met het door hem bestuurde voertuig in de rechterberm (vanuit de rijrichting van verdachte) is terechtgekomen/gereden en/of (aldaar) met het door hem bestuurde voertuig over de kop is
gegaan dan wel gekanteld,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Kootwijkerbroek, in de gemeente Barneveld, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [adres 2] ,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl het donker was en/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een bocht naar links (vanuit de rijrichting van verdachte) naderde,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan die voor veilig verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse geboden was en/of
- bij het rijden in voornoemde bocht, althans bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige
voorzichtigheid heeft bestuurd, en/of het verloop van die weg ( [adres 2] ) in de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
- aan of nabij het einde van die bocht rechts naast de rijbaan (vanuit de rijrichting van verdachte) is terechtgekomen en/of
- met het door hem bestuurde voertuig in de rechterberm (vanuit de rijrichting van verdachte) is terechtgekomen/gereden en/of (aldaar) met het door hem bestuurde voertuig over de kop is
gegaan dan wel gekanteld,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 25 juli 2021 beginnend bestuurder. [2] Op die dag reed hij als bestuurder in de vroege ochtend in [plaats] met [slachtoffer] als passagier in zijn auto, een [merk auto] . Omstreeks 01.30 uur heeft toen met deze auto een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden. [3] Verdachte was op dat moment onder invloed van alcohol. [4] [slachtoffer] heeft door dit ongeval een fractuur van het facetgewricht van een nekwervel opgelopen en heeft enkele maanden een harde halskraag moeten dragen. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De officier van justitie is daarbij uitgegaan van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de gevolgen van het ongeluk niet enkel aan de schuld van verdachte zijn te wijten. De raadsman heeft ten aanzien van het letsel betoogd dat het slachtoffer geen gordel droeg, dat het facetgewricht in de nekwervel is gescheurd en dat geen operatief ingrijpen nodig was en daarom niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Verder is naar voren gebracht dat verdachte de bocht al voorbij was en hij daarmee niet meer in een bocht reed. Welke snelheid verdachte reed, is slechts subjectief te beoordelen. Er kan volgens de raadsman om die redenen dan ook geen bewezenverklaring volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor is vereist dat het gedrag van de verdachte aanmerkelijk of zeer onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in bovenstaande zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
Verder is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in bovenstaande zin.
Bij de beoordeling in hoeverre en in welke mate sprake is van schuld van verdachte aan het ongeval dat op 25 juli 2021 in [plaats] heeft plaatsgevonden, vindt de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft verklaard dat hij de nodige biertjes en een shotje had gedronken. Omstreeks 01.30 uur is hij met [voornaam] ( [slachtoffer] ) als bijrijder in zijn auto gestapt. Verdachte reed en zag de bocht te laat, waardoor hij de bocht miste en tegen de duiker van de sloot aanreed. Hierdoor kwam zijn auto op zijn kant terecht. Verdachte schat dat hij ongeveer 60 à 70 kilometer per uur heeft gereden. [voornaam] en hij droegen allebei geen autogordel. [6]
Uit bloedonderzoek blijkt dat verdachte onder invloed was van alcohol. Het alcoholpromillage in zijn bloed bedroeg 1,25 milligram per liter bloed, terwijl voor verdachte als beginnend bestuurder 0,2 milligram is toegestaan. [7]
Getuige [slachtoffer] heeft verklaard dat hij samen met verdachte in de auto zat en dat zij beiden geen autogordel droegen. Hij kan zich alleen nog herinneren dat de auto van verdachte van de weg raakte en dat hij even later wakker werd. Getuige moet op advies van de dokter gedurende drie maanden een nekbrace dragen. [8]
De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat verdachte op 25 juli 2021 als beginnend bestuurder, terwijl het donker was en hij onder invloed was van ruim zes keer meer alcohol dan was toegestaan, een verkeersongeluk heeft veroorzaakt. Verdachte naderde een bocht naar links en het kan niet anders dan dat hij daar met een hogere snelheid doorheen ging dan voor die verkeerssituatie geboden was, omdat hij aan het einde van die bocht in de berm belandde en tegen een duiker aanreed, als gevolg waarvan zijn auto is gekanteld. Hij heeft zijn snelheid dus onvoldoende aangepast aan de verkeerssituatie. Verdachte geeft zelf ook aan dat hij niet heeft geremd. Hij heeft alleen zijn stuur omgegooid toen hij de bocht uiteindelijk zag. [9] Verdachte heeft met zijn auto zodoende de bocht niet, althans onvoldoende, gevolgd, waardoor hij in de berm is terechtgekomen. Terugsturen lukte hem niet meer en vervolgens botste zijn auto op de duiker. [10] Verdachte is daarmee nabij het einde van de bocht rechts naast de rijbaan terechtgekomen, zoals ten laste is gelegd en bewezen kan worden. Dat verdachte, zoals de raadsman ter zitting heeft betoogd, niet langer in de bocht zelf gereden zou hebben, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte bij het naderen en het inrijden van de bocht niet met een snelheid reed die zodanig was dat hij zijn auto nog tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien. Verdachte heeft immers geen poging gedaan zijn auto tot stilstand te brengen. Hij dacht dat hij met zijn stuurwerk controle over de auto zou houden.
Aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag
Gezien de vaststellingen die de rechtbank hiervoor heeft gedaan over de door verdachte gereden te hoge snelheid voor de situatie, het daardoor onvoldoende volgen van de bocht en het in de berm geraken met zijn auto, waarbij hij geen controle meer over het voertuig had om deze terug de weg op te sturen, en dit alles onder invloed van veel te veel alcohol, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat het verkeersongeval dat daardoor is ontstaan aan zijn schuld te wijten is. Verdachte heeft in de situatie zoals die was (in het donker op een voor hem onbekende weg) onvoldoende geanticipeerd op wat kon komen en heeft zichzelf door veel te veel alcohol te drinken in een situatie gebracht waarin de kans groter was dat hij onvoldoende zou kunnen anticiperen.
Letsel van [slachtoffer]
Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet af te leiden dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer] heeft weliswaar een fractuur van het facetgewricht van een nekwervel opgelopen en heeft enkele maanden een harde halskraag moeten dragen, maar een operatieve ingreep is niet noodzakelijk geweest. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen onvoldoende over de aard en de gevolgen van het letsel om vast te stellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht wel bewezen dat sprake is van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan. Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] van 12 augustus 2021 blijkt immers dat hij dag en nacht een nekbrace heeft moeten dragen en dat hij in de Ziektewet zat, omdat hij zijn werk bij een schildersbedrijf niet kon uitvoeren omdat hij rust moest houden. [11]
De rechtbank is van oordeel dat dit letsel rechtstreeks het gevolg is van het handelen van verdachte. Zowel verdachte als zijn bijrijder [slachtoffer] droegen geen gordel. Hoewel [slachtoffer] daarin ook een eigen verantwoordelijkheid had, staat dat er niet aan in de weg dat het letsel is veroorzaakt door het verkeersongeval dat vervolgens heeft plaatsgevonden en aan de schuld van verdachte te wijten was.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten overtreding van artikel 6 WVW.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 juli 2021 te Kootwijkerbroek, in de gemeente Barneveld, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede
rijdende over de weg, [adres 2] ,
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en
/of
- terwijl het donker was en
/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een bocht naar links (vanuit de rijrichting van verdachte) naderde,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan die voor
veilig verkeer en/ofde verkeerssituatie ter plaatse geboden was en
/of
- bij het rijden in voornoemde bocht, althans bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden
, althans niet met de nodige
voorzichtigheid heeft bestuurd,en
/ofhet verloop van die weg ( [adres 2] ) in de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en
/of
-
aan ofnabij het einde van die bocht rechts naast de rijbaan (vanuit de rijrichting van verdachte) is terechtgekomen en
/of
- met het door hem bestuurde voertuig in de rechterberm (vanuit de rijrichting van verdachte) is terechtgekomen
/geredenen
/of(aldaar)
methet door hem bestuurde voertuig
over de kopis
gegaan dan welgekanteld,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en daarnaast tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte veel spijt heeft van zijn handelen en dat de gevolgen van het ongeluk ook voor hem groot zijn (geweest). De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Hij heeft benadrukt dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk te kunnen uitvoeren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft, onder invloed van veel te veel alcohol, een ernstig eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte had ruim zes keer meer alcohol op dan hem als beginnend bestuurder was toegestaan. Daarbij heeft een ander, te weten inzittende [slachtoffer] , ingrijpend letsel opgelopen. Verdachte en [slachtoffer] hebben beiden veel geluk gehad dat het letsel niet nog veel erger is geweest. Met zijn handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid, maar ook zijn eigen veiligheid en die van [slachtoffer] , ernstig in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt doordat [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en oplettend heeft gedragen dat dit is gebeurd.
De rechtbank ziet dat het ongeval ook impact op verdachte heeft (gehad). Verdachte zit met een schuldgevoel, heeft een heftige crash meegemaakt, zijn auto is total loss geraakt en zijn rijbewijs is enkele maanden ingevorderd geweest. Dit is uiteindelijk echter aan verdachte zelf te wijten.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte. Verdachte heeft zijn leven op orde en werkt als beveiligingsmonteur, werk waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft. Verdachte heeft ter zitting aangegeven een flinke fout begaan te hebben en daar veel spijt van te hebben. Ook is gebleken dat verdachte nog altijd worstelt met de gevolgen van het ongeluk, onder meer omdat hij en het slachtoffer uit dezelfde vriendengroep komen en het contact met het slachtoffer nu is verbroken.
De rechtbank heeft gelet op het LOVS-oriëntatiepunt voor een dergelijk strafbaar feit, te weten een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 9 maanden. Verdachte heeft zijn rijbewijs drie maanden moeten inleveren; de enkelvoudige raadkamer heeft beslist dat verdachte hierna het rijbewijs terugkreeg. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat bij een dergelijk verkeersongeluk, onder invloed van alcohol, eigenlijk een langere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend is, zal de rechtbank niet beslissen dat verdachte nu, bijna anderhalf jaar na het verkeersongeval, opnieuw zijn rijbewijs zal moeten inleveren. Verdachte heeft inmiddels een EMA-cursus gevolgd, lijkt ervan doordrongen te zijn dat alcohol en verkeer niet samengaan en heeft zijn werk weer hervat. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een taakstraf van 120 uur opleggen en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank acht deze proeftijd passend, nu verdachte nog beginnend bestuurder is en hij op jonge leeftijd onder invloed van alcohol reeds een flink verkeersongeval heeft veroorzaakt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het primair bewezenverklaarde tot een
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest;
 bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Pas, voorzitter, mr. M.E. Snijders en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van D.P.H. Snellink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021398649, gesloten op 28 september 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding, p. 7 en het rijbewijs van verdachte, p. 29.
3.Proces-verbaal van aanrijding, p. 5 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.Rapport alcohol in het verkeer p. 23 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5.Geneeskundige verklaring, p. 28, en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 37.
7.Het rapport bloedonderzoek, p. 23.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 33-34.
9.Verklaring verdachte ter zitting.
10.Verklaring verdachte ter zitting.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 34.