Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eis.conv./verw.reconv. 1] ,
[eis.conv./verw.reconv. 2],
[eis.conv./verw.reconv. 3],
[eis.conv./verw.reconv. 4],
[eis.conv./verw.reconv. 5],
[eis.conv./verw.reconv. 6],
[eis.conv./verw.reconv. 7],
[eis.conv./verw.reconv. 8],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 mei 2022 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte uitlating met productie (letters o en p) van [ged.conv./eis.reconv.] van 18 mei 2022
- de antwoordakte uitlating van [eiss.conv./verws.reconv.] van 15 juni 2022
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 12 juli 2022
- de conclusie na enquête van [ged.conv./eis.reconv.] van 24 augustus 2022
- de conclusie na enquête van [eiss.conv./verws.reconv.] van 24 augustus 2022.
2.De verdere beoordeling in conventie
Waardebepaling boomgaard in verband met afspraken uit 1974
overige grond (vruchtbomen, kweekgrond)” afzonderlijk is getaxeerd (op € 103.350,00).
het gedeelte pand [adres] met circa 38.40 aren”. De totale oppervlakte was 7.890 vierkante meter, zodat buiten de meerwaardeclausule zou blijven een gedeelte van 40,50 aren, “
het onbebouwde gedeelte van het pand [adres] – de door U genoemde boomgaard –” waarbij “
[de commissie] bij de waarde van deze boomgaard attent [zal] moeten zijn op de beperkte bestemming, die dit perceel heeft”, aldus [eis.conv./verw.reconv. 7] in zijn brief van 17 september 1974 aan de notaris (dit laatste citaat is niet aangehaald in het tussenvonnis onder 3.23). [ged.conv./eis.reconv.] voert aan dat hetgeen zij heeft gesteld in verband met haar verwijzing naar het taxatierapport bedoelt aan te sluiten bij dit laatste citaat. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] moet, conform de afspraak, de waarde van de 40,50 aren worden bepaald als grond die in gebruik is als boomgaard, ongeacht andere bestemmingen die de grond zou (kunnen) verkrijgen. Volgens het taxatierapport is echter sprake van “
beperkingen die er op rusten ivm de archeologische waarde”. Aan het gebruik (en dus taxatie) van de grond als boomgaard staan die beperkingen niet in de weg, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
Ik heb op 1 mei 2020 de woning gekocht van de heer [betrokkene 1] . Ik heb op 28 januari 2020 een schriftelijke verklaring afgelegd. Ik blijf daarbij. Ik heb daarin verklaard dat in de koopsom van 375.000 euro 20.000 euro aan roerende zaken is opgenomen.
Ik heb op 28 januari 2022 een schriftelijke verklaring afgelegd. Ik blijf daarbij. In die verklaring staat dat in de koopsom van 375.000 euro, 20.000 euro aan roerende zaken is opgenomen.
Ik ben gevraagd door de heer [getuige 4] om het huis aan de [adres] te verkopen. Hij handelde daarbij namens zijn moeder.
Bij de verkoop van de woning was ik de tussenpersoon. Ik was bevoegd om namens mijn moeder te onderhandelen.
Tijdens de rondleiding is niet concreet gesproken over welke spullen zij zouden willen overnemen.(…)
Op een later moment hebben zij aangegeven dat zij bepaalde dingen wel wilde kopen. Ze hadden het op een papiertje geschreven. Ik kreeg dat via [getuige 3] . [getuige 3] vroeg wat ik daarvoor wilde hebben. Ik heb dat uitgerekend en ik heb wat taxateurs opgebeld.(…)
Ik heb gezegd dat het zonder de kast 20.000 euro was en dat is de prijs die zij daarvoor wilde betalen.
f6.000,00 uit de akte van 1961 na indexatie in 2020; tussenvonnis onder 5.9). Met investeringen hoeft geen rekening te worden gehouden (tussenvonnis onder 5.10). De waarde van de boomgaard strekt niet in mindering op de verkoopopbrengst door de doorverkoop van de woning door [betrokkene 1] (dit vonnis onder 2.4). Niet is komen vast te staan dat [ged.conv./eis.reconv.] daadwerkelijk € 30.000,00 aan [betrokkene 1] heeft betaald, zodat met dit bedrag bij de afrekening tussen partijen geen rekening hoeft te worden gehouden (tussenvonnis onder 5.15).
3.De verdere beoordeling in reconventie
4.De beslissing
16 november 2022voor het nemen van een akte door [ged.conv./eis.reconv.] over hetgeen is vermeld onder 2.14 en 2.15, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,