ECLI:NL:RBGEL:2022:6162

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_5145
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake toegang tot gemeentekantoren Arnhem

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beslissing van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Arnhem van 19 oktober 2022. Verzoeker, die niet mocht inspreken tijdens de raadsvergadering, heeft een verzoek ingediend om alsnog te mogen inspreken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 oktober 2022 behandeld, waarbij verzoeker en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerders.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat het e-mailbericht van de raadsgriffier van 17 oktober 2022 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft op 19 oktober 2022 geprobeerd de raadsvergadering bij te wonen, maar werd de toegang ontzegd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de ontzegging geen rechtsgevolg heeft en dus geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Verweerders hebben verzoeker de toegang ontzegd als privaatrechtelijk eigenaar van het gebouw, wat niet onder de publiekrechtelijke taken van de bestuursorganen valt.

De voorzieningenrechter benadrukt dat het bestuursrecht gericht is op de beoordeling van publiekrechtelijke rechtshandelingen en dat verzoeker, indien hij onrechtmatige privaatrechtelijke besluiten wil aanvechten, zich tot de burgerlijke rechter kan wenden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, in aanwezigheid van griffier A. de Wijse, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5145

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker,

en
de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Arnhem(verweerders),
(gemachtigde: mr. J. van Vulpen en F. Schilling).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een
voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beslissing van verweerders van 19 oktober 2022.
1.1.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend. Verzoeker heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op dit verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 oktober 2022 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn echtgenote en de gemachtigden van verweerders.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter
uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

3. Bij e-mailbericht van 17 oktober 2022 van de raadsgriffier is aan verzoeker medegedeeld dat hij, in het belang van een goede procesorde en vanwege het ontbreken van belang, niet mocht inspreken tijdens de raadsvergadering van 19 oktober 2022. Verzoeker heeft vervolgens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, inhoudende dat hij alsnog mocht inspreken tijdens de raadsvergadering.
3.1.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 19 oktober 2022 het verzoek van verzoeker afgewezen. De voorzieningenrechter was voorshands van oordeel dat het e-mailbericht van de raadsgriffier van 17 oktober 2022 niet kon worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.2.
Verzoeker heeft op 19 oktober 2022 getracht de raadsvergadering bij te wonen. Hij is echter naar buiten begeleid nadat aan hem in persoon namens verweerders een ontzegging van de toegang tot de gemeentekantoren van de gemeente Arnhem voor de periode 19 oktober 2022 tot 19 april 2023 is uitgereikt.
3.3.
Verzoeker is het niet eens met deze ontzegging van de toegang en heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Hij voert aan dat er vanuit zijn zijde geen sprake was van verstoring van de (proces)orde en dat het pandverbod daarom ten onrechte is opgelegd.
3.4.
Verweerders stellen zich op het standpunt dat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Geen besluit
4. Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb luidt als volgt. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.1.
Voor de vraag of de brief van 19 oktober 2022 een besluit is, is het van belang of er sprake is van een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is volgens de wetgever gelijk aan een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg. Is een handeling niet gericht op enig rechtsgevolg, dan is er geen sprake van een rechtshandeling en daarmee geen besluit ex artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het betreft in dat geval een feitelijke handeling.
4.2.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de brief van 19 oktober 2022 niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Uit deze brief vloeit geen rechtsgevolg voort als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Verweerders hebben als privaatrechtelijk eigenaar van het gebouw en als verantwoordelijke voor wat zich voordoet in dat voor het publiek toegankelijke pand, verzoeker de toegang ontzegd. Het beheren door verweerders van een aan hen behorend of toevertrouwd pand kan niet worden aangemerkt als een aan verweerders als bestuursorgaan opgedragen publiekrechtelijke taak. Het betekent enkel dat verzoeker feitelijk de gemeentekantoren van Arnhem niet mag betreden. Er verandert verder niets in de rechtstoestand van verzoeker. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat een bezwaar naar alle waarschijnlijkheid door verweerders terecht niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Om die reden bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
4.3.
De voorzieningenrechter begrijpt dat dit oordeel teleurstellend is voor verzoeker. Het gehele systeem van het bestuursrecht zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht is er echter op gericht dat de bestuursrechter de rechtmatigheid beoordeelt van besluiten, dat wil zeggen publiekrechtelijke rechtshandelingen. Indien verzoeker wil opkomen tegen in zijn ogen onrechtmatige privaatrechtelijke besluiten of feitelijke handelingen staat voor hem de weg naar de burgerlijke rechter open. Dat er, zoals hij ter zitting heeft verklaard, geen advocaat is die hem hierin wil bijstaan, maakt niet dat de voorzieningenrechter de dwingende bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht dan maar aan de kant moet zetten.
4.4.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.