2.5.De vragen die in het kader van de tweede vragenronde aan de gemeenten zijn gesteld, zijn beantwoord in de tweede NvI die op 25 mei 2022 is gepubliceerd. Deze NvI vermeldt onder meer het volgende:
(…)
63. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 37 - Winsten en uitkeringen
Vraag:De eis die aan de hoogte van de winst worden gesteld, is disproportioneel, omdat die niet in een voldoende (redelijk) verband staat met het voorwerp van de opdracht. Een voldoende verband is in ieder geval afwezig omdat de winst in potentie afhangt van veel meer en geheel andere omstandigheden dan de aanbestede opdracht. De eis is bovendien disproportioneel omdat de kwaliteit van zorg en rechtmatige besteding van gelden ook op andere en minder indringende wijze kan worden gewaarborgd. Gewezen wordt onder meer op de toezichts- en handhavingsbevoegdheden uit hoofdstuk 6 van de Wmo 2015. Wij verzoeken de eis te schrappen.
Antwoord(…):
Wij zullen deze eis niet schrappen. Wij vragen enkel om een valide toelichting van aanbieders indien zij een hogere winst behalen dan 8 %.
64. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 37 - Winsten en uitkeringen
Vraag:De gemeente schrijft dat aanbieder, indien hier naar oordeel van de gemeente sprake van is, volledige openheid van zaken te geven inzake haar bedrijfsvoering. Wat is volledige openheid van zaken?
Antwoord(…):
Gemeenten vragen enkel meer informatie op wanneer daar aanleiding voor is. De nadere eisen betreffen de eisen zoals opgenomen in dit programma van eisen, de productomschrijving en de offerteaanvraag. De informatie die wij opvragen ter controle op eisen kan zowel financiële en bedrijfsmatige informatie zijn alsook informatie over de kwaliteit van de geleverde zorg.
(…)
73. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 9 - SROI
Vraag:De gemeente schrijft in paragraaf 20 PvE dat er een “verwachting” is dat aanbieders “een bijdrage leveren” en van een “inspanningsverplichting.
Tegelijkertijd wordt verwezen naar bijlage 5. Daarin staat een en ander harder verwoord. Daarin is een hard percentage van 5% van de opdrachtwaarde genoemd (onder 1.4) en onder meer de volgende passage (onder 1.5): “Indien Aanbieder zijn verplichtingen aangaande het in dienst nemen van werkloos-werkzoekenden en/of het bieden van een leerplek niet (volledig) nakomt, zal dit bedrag, naar rato van de niet gerealiseerde loonkosten worden ingehouden op de contractwaarde.”
Ook zijn er omvangrijke administratieve verplichtingen.
Is de SROI een harde verplichting? Of betreft dit een inspanningsverplichting?
Antwoord(…):
Het betreft een inspanningsverplichting. Samen met de SROI coördinator dient de aanbieder een plan van aanpak te maken. De streefwaarde is 5%. Dit is mede afhankelijk van de daadwerkelijke omzet van de aanbieder. Paragraaf 1.5 van bijlage 5 is daarom niet meer van toepassing op deze overeenkomst.
74. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 9 - SROI
Vraag:De geëiste inzet van 5% van de opdrachtwaarde aan SROI is disproportioneel omdat het niet mogelijk is om in die mate mensen uit de relevante doelgroep in te zetten. Daarbij is relevant dat voor cliëntgebonden werkzaamheden opleidingsvereisten gelden waaraan de doelgroep niet voldoet, terwijl inzet van de doelgroep in activiteiten die behoren tot personeelsgebonden overhead niet in (voldoende) verband staan met het voorwerp van de opdracht (vgl. artikel 1.10 lid 1 Aanbestedingswet 2012), laat staan dat binnen die categorie van kosten ruimte bestaat om een SROI-inzet van 5% van de totale opdrachtwaarde te realiseren. Wij verzoeken de SROI-eis te schrappen dan wel aan te passen.
Antwoord(…):
De SROI eis betreft een inspanningsverplichting. Daarin willen de gemeenten graag meedenken met een aanbieder hoe SROI ingezet kan worden binnen de organisatie.
(…)
76. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 9 - SROI
Vraag:Met de kosten die met de geëiste SROI-inzet samenhangen is in de tariefberekeningen geen rekening gehouden. (…). Wij verzoeken de gemeente dan ook de tarieven hierop aan te passen.
Antwoord(…):
Het betreft een inspanningsverplichting. Samen met de SROI coördinator dient de aanbieder een plan van aanpak te maken. De streefwaarde is 5%. Dit is mede afhankelijk van de daadwerkelijke omzet van de aanbieder. Paragraaf 1.5 van bijlage 5 is daarom niet meer van toepassing op deze overeenkomst.
77. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 1 - Prijs
Vraag:Waar zien wij het percentage terug waar voor ons inzichtelijk is dat er een opslag voor stijgende kosten gas en energie is toegepast? Welk percentage betreft dit en waar is dit op gebaseerd?
Antwoord(…):
De bijdrage in het tarief voor de locatiekosten zijn met € 0,10 per client per dagdeel opgehoogd voor de gestegen energiekosten. Dit is € 8,10 geworden.
78. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 1 - Prijs
Vraag:Ten tijde van de publicatie rapportage HHM waren de contractuele verplichtingen nog niet bekend. Wij signaleren een forse verzwaring van eisen t.o.v. het verleden. Tevens signaleren wij een verzwaring van eisen t.o.v. wat landelijk gebruikelijk is. Met de verzwaring van de uitvoeringsrealiteit is geen rekening gehouden in de vaststelling van het tarief. De tarieven zijn o.a. gebaseerd op rapporten vanuit het verleden waar nog sprake was van een andere werkelijkheid. Mede gelet daarop stellen wij vast dat 75 uur per medewerker per jaar op fulltime basis een niet reëel aantal indirect cliëntgebonden uren is. De vereiste indirect cliëntgebonden activiteiten (waaronder ook de nieuwe evaluatieverslagen) kosten fors meer tijd. Wij komen dan ook tot de conclusie dat het tarief niet passend is bij de zwaardere eisen en verzoeken de gemeente het tarief daarop aan te passen dan wel eisen aan te passen zodat het tarief wel reëel is.
Antwoord(…):
Ten tijde van de rapportage hadden de aanbieders de beschikking over de productomschrijving en de rapportage van HHM. De eisen en producten zijn in de verschillende marktconsultaties voorafgaand met aanbieders getoetst en gedeeld. Deze presentaties zijn eveneens bijgevoegd bij deze aanbesteding. Tijdens het kostprijsonderzoek en daarna is niet gebleken dat de cliëntgebonden tijd onvoldoende zou zijn.
79. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 1 - Prijs
Vraag:De rapportage van HHM verwijst naar een norm van 93% van het maximumsalaris in een bepaalde schaal, die zou zijn gevonden door KPMG in 2014 (…). Om welk KPMG-onderzoek gaat het? Elders in de rapportage wordt verwezen naar het onderzoek “Inzicht in tarieven Wmo en Jeugdzorg” van KPMG uit 2014 (…) maar daarin vinden het het percentage niet terug. Wél is daarin een percentage van 83,4% van de periodiek genoemd (…). Toepassing van dat kengetal leidt tot een hogere uitkomst. Waar komt het percentage van 93% vandaan en waarom is daarvoor gekozen in plaats van het kengetal uit het voornoemde KPMG-onderzoek?
Antwoord:(…)
Deze vraag is reeds beantwoord in de marktconsultatie met betrekking tot de tarieven (…). Deze waarde werd door KPMG vastgesteld in 2014, na een breed onderzoek bij aanbieders naar de kostprijzen van de dienstverlening die vanaf 2015 na de gemeenten is gedecentraliseerd en nadien in vele trajecten is bevestigd.
80. Aanvullende vraag o.b.v. vraag & antwoord # 1 - Prijs
Vraag:In de rapportage van HHM wordt een groot aantal bronnen/rapporten aangehaald voor de onderbouwing van onderdelen van de opbouw van de prijzen. Wij verzoeken per kengetal in de rapportage aan te geven op welke bron dat is gebaseerd en toe te lichten waarom voor die bron is gekozen waar voor andere kengetallen weer niet uit de desbetreffende bron wordt geput. HHM noemt bijvoorbeeld een aantal benchmarks waarnaar zou zijn gekeken (voetnoot 4 op pagina 10) maar steeds is onduidelijk waarom in concrete gevallen voor een specifieke bron is gekozen.
Antwoord(…):
Tijdens het kostprijsonderzoek is de uitwerking van de elementen in verschillende bijeenkomsten doorgenomen met aanbieders. Daarin zijn, waar nodig, de bronnen toegelicht. Indien elementen onjuist zijn hadden aanbieders de mogelijkheid dit aan te geven bij de verschillende marktconsultaties en in de eerste nota van inlichtingen. De bronnen worden gebruikt in landelijke kostprijsonderzoeken en waar nodig geïndexeerd. Tijdens het kostprijsonderzoek is aan aanbieders gevraagd of de parameters aansluiten bij de lokale situaties. De aanbieders hebben vragen gesteld over verschillende parameters en daar waar de aanbieders gemotiveerde onderbouwingen gaven zijn parameters aangepast.
(…)’