ECLI:NL:RBGEL:2022:6051

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
05.322990.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag en onverzekerd rijden

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland een 25-jarige man uit Didam veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 7 augustus 2021 in Laag-Keppel, waarbij een motorrijder zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte reed roekeloos en met hoge snelheid, zonder voorrang te verlenen op een rotonde, en kwam in botsing met de motorrijder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een taakstraf van 120 uur en een geldboete van € 600,-. Daarnaast werd hem voor 10 maanden de rijbevoegdheid ontzegd. De rechtbank achtte de mate van schuld aan het ongeval hoog, maar sprak de verdachte vrij van roekeloosheid in de zin van artikel 175 WVW 1994, omdat zijn gedragingen niet als zodanig ernstig werden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de letsels van de motorrijder, een gekneusde rug, niet binnen de juridische definitie van zwaar lichamelijk letsel vielen, maar wel tijdelijke verhindering in de uitoefening van normale bezigheden veroorzaakten. De verdachte had ook gereden zonder verzekering, wat een tweede feit opleverde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afhankelijkheid van zijn rijbewijs voor zijn werk als ZZP’er in de bouw.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.322990.21
Datum uitspraak : 25 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2022

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Laag-Keppel, in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met een vermogen van 510 pk), daarmede rijdende over de weg, de Barlhammerweg, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,- terwijl hij een rotonde naderde, welke rotonde is gevormd door/gelegen op de kruising van de wegen, de Barlhammerweg, de Eldrikseweg en de N814 (Wehlsedijk) en/of- terwijl direct voor die rotonde op het wegdek van die weg (de Barlhammerweg) haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht,- voornoemde rotonde is opgereden zonder daarbij voorrang te verlenen aan een op die rotonde rijdende bestuurder van een bestelauto en/of (waardoor) de bestuurder van deze bestelauto moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of- (vervolgens) de N814 (Wehlsedijk) is opgereden en/of (telkens) met hoge snelheid op deze weg heeft gereden en/of- (vervolgens) de bebouwde kom (aangeduid met bord H1) van Laag-Keppel is binnen gereden en/of aldaar op de Dorpsstraat (telkens) heeft gereden met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of- op de Dorpsstraat met hoge snelheid de kruising van de wegen, de Dorpsstraat, de Rijksweg en de Hummeloseweg, is op- en/of overgereden in de richting van de Hummeloseweg en/of- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op het overige verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die kruising en/of de Hummeloseweg kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel naderde en/of welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Hummeloseweg en/of op deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de rechterzijde voorbij te gaan,- in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden, terwijl zich daar op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer –vanuit de rijrichting van verdachte- een bestuurder van een motorfiets stilstond en/of

- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de bestuurder van deze motorfiets en/of deze motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Laag-Keppel, in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Barlhammerweg,
- terwijl hij een rotonde naderde, welke rotonde is gevormd door/gelegen op de kruising van de wegen, de Barlhammerweg, de Eldrikseweg en de N814 (Wehlsedijk) en/of
- terwijl direct voor die rotonde op het wegdek van die weg (de Barlhammerweg) haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht,
- voornoemde rotonde is opgereden zonder daarbij voorrang te verlenen aan een op die rotonde rijdende bestuurder van een bestelauto en/of (waardoor) de bestuurder van deze bestelauto moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
- (vervolgens) de N814 (Wehlsedijk) is opgereden en/of (telkens) met hoge snelheid op deze weg heeft gereden en/of
- (vervolgens) de bebouwde kom (aangeduid met bord H1) van Laag-Keppel is binnen gereden en/of aldaar op de Dorpsstraat (telkens) heeft gereden met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Dorpsstraat met hoge snelheid de kruising van de wegen, de Dorpsstraat, de Rijksweg en de Hummeloseweg, is op- en/of overgereden in de richting van de Hummeloseweg en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die kruising en/of de Hummeloseweg kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel naderde en/of welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Hummeloseweg en/of op deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden, terwijl zich daar op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer –vanuit de rijrichting van verdachte- een bestuurder van een motorfiets stilstond en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de bestuurder van deze motorfiets en/of deze motorfiets,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Laag-Keppel, in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Barlhammerweg,
- terwijl hij een rotonde naderde, welke rotonde is gevormd door/gelegen op de kruising van de wegen, de Barlhammerweg, de Eldrikseweg en de N814 (Wehlsedijk) en/of
- terwijl direct voor die rotonde op het wegdek van die weg (de Barlhammerweg) haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht,
- voornoemde rotonde is opgereden zonder daarbij voorrang te verlenen aan een op die rotonde rijdende bestuurder van een bestelauto en/of (waardoor) de bestuurder van deze bestelauto moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
- (vervolgens) de N814 (Wehlsedijk) is opgereden en/of (telkens) met hoge snelheid op deze weg heeft gereden en/of
- (vervolgens) de bebouwde kom (aangeduid met bord H1) van Laag-Keppel is binnen gereden en/of aldaar op de Dorpsstraat (telkens) heeft gereden met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Dorpsstraat met hoge snelheid de kruising van de wegen, de Dorpsstraat, de Rijksweg en de Hummeloseweg, is op- en/of overgereden in de richting van de Hummeloseweg en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die kruising en/of de Hummeloseweg kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel naderde en/of welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Hummeloseweg en/of op deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden, terwijl zich daar op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer –vanuit de rijrichting van verdachte- een bestuurder van een motorfiets stilstond en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de bestuurder van deze motorfiets en/of deze motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Laag-Keppel, gemeente Bronckhorst als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken] , daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, dDorpsstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, waarbij de mate van schuld als roekeloosheid dient te worden aangemerkt. Ook het tweede feit kan volgens de officier van justitie worden bewezen, omdat de auto ten tijde van het ongeval onverzekerd was.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft gesteld dat het kruispunt waar het ongeval plaatsvond onoverzichtelijk was. Hij heeft de pijl die aangeeft langs welke kant de vluchtheuvel moet worden gepasseerd niet gezien. Hij reed achter een grote witte bus en dacht dat de baan waarop hij reed rechtdoor ging. Pas op het laatste moment sloeg de bus linksaf en stuurde hij naar rechts om langs de bus te gaan. Toen bevond verdachte zich op de verkeerde weghelft en ontstond een botsing. Onvoorzichtig is verdachte niet geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 7 augustus 2021 in zijn bestelauto vanuit Wehl richting Laag-Keppel ging en op de rotonde met de Eldrikseweg reed. Hij hoorde lawaai van een luide uitlaat en zag op het laatste moment van rechts, vanuit de Barlhammerweg, een grijze [automerk] de rotonde op schieten waarvoor hij moest remmen. Op de rotonde ging de [automerk] de Wehlsedijk op, richting Laag-Keppel. Getuige reed ook die kant op, achter de [automerk] aan. Getuige reed 70 à 80 kilometer per uur, de bestuurder van de [automerk] reed met zeer hoge snelheid. Vanwege een flauwe bocht op de Wehlsedijk verloor getuige de [automerk] uit zicht. Bij een kruispunt zag hij de [automerk] staan rechts van de weg en half op het trottoir. [2]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 7 augustus 2021 vanaf zijn inrit met zijn auto rechtsaf de Dorpsstraat in Laag-Keppel wilde oprijden. Hij hoorde vanuit de richting Wehl herrie van een uitlaat. Er kwam een grijze [automerk] met enorm hoge snelheid uit die richting. De bestuurder reed voor hem langs over de Dorpsstraat. [getuige 2] schat de snelheid van die bestuurder op 100 kilometer per uur, terwijl 30 kilometer per uur daar de toegestane maximum snelheid is. Hij is achter de [automerk] de Dorpsstraat opgereden en de bestuurder meteen uit het zicht verloren. Toen hij bij de kruising van de Rijksweg met de Dorpsstraat en de Hummeloseweg kwam, zag hij dat de grijze [automerk] aan de overkant van de kruising met twee lekke voorbanden stond. [3]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij met zijn motorfiets stil stond voor de verkeerslichten op de kruising van de Hummeloseweg met de Rijksweg in Laag-Keppel. Hij stond vooraan, voor de stopstreep. Na ongeveer 10 seconden hoorde hij piepende banden en motorgeluiden van een snel optrekkend voertuig. Ineens zag hij een grijze [automerk] . De bestuurder leek eerst recht op de vluchtheuvel links van [slachtoffer] af te rijden. [slachtoffer] heeft nog geprobeerd van zijn motorfiets af te stappen. Op het laatste moment ging de bestuurder nog iets naar links voor hem, dus nog iets richting [slachtoffer] . De [automerk] schampte [slachtoffer] met de linkervoorzijde. [slachtoffer] vloog door de lucht, voelde meteen pijn midden in zijn rug en is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Na een behandeling op de spoedeisende hulp mocht [slachtoffer] weer naar huis, een opname was niet nodig. Zijn baan, hobby’s en overige werkzaamheden heeft verdachte enige tijd niet kunnen uitoefenen. [4] Volgens de geneeskundige verklaringen was sprake van een gekneusde rug en viel genezing binnen een termijn van enkele weken tot maanden te verwachten. [5]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij bij het verkeerslicht stond opgesteld achter de motorrijder die werd aangereden. Plotseling zag hij de bestuurder van een grijze personenauto met hoge snelheid uit tegenovergestelde richting op hen afkomen. De bestuurder leek gas bij te geven op de kruising. De bestuurder kwam, voor hem links van de verkeersheuvel, over hun weghelft. Op het laatste moment remde de bestuurder, maar door zijn snelheid botste hij met de linkervoorzijde van zijn auto tegen de linkervoorzijde van de motorfiets. De motorrijder werd van zijn motor afgesmeten door de aanrijding en kwam op de vluchtheuvel rechts van de getuige terecht. [6]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij met twee vrienden in zijn nieuwe auto een rondje is gaan rijden. Vanuit de Barlhammerweg reed hij de rotonde op. Hij heeft de auto van de getuige [getuige 1] bij de rotonde gezien. Hij heeft [slachtoffer] aangereden, die stond te wachten bij het stoplicht. Voor hem stond een grote witte bus, die sloeg linksaf en verdachte stuurde naar rechts om langs de bus te kunnen gaan. Toen bleek hij op de verkeerde weghelft te zijn terechtgekomen en volgde een botsing. [7]
Het motorvermogen van de auto van verdachte was 510 pk. [8]
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [slachtoffer] , in hun onderlinge samenhang beschouwd, vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem primair ten laste gelegde feitelijkheden. De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen elkaar in de snelheid waarmee verdachte gereden heeft en het luide geluid dat daarmee gepaard ging. De rechtbank acht die verklaringen om die reden betrouwbaar en zal van de juistheid daarvan uitgaan. Dat zelfde geldt voor de verklaringen van [getuige 3] en [slachtoffer] ten aanzien van de situatie zoals die zich voordeed direct voorafgaand aan, en ten tijde van, de aanrijding. In beide verklaringen wordt gesproken van een snel optrekkend voertuig dat op de verkeerde weghelft terechtkwam en op motorrijder [slachtoffer] botste. Verdachte heeft verklaard dat hij snel heeft opgetrokken en verkeerd stond voorgesorteerd. Zijn verdere verklaring, inhoudend dat hij niet onvoorzichtig of te hard heeft gereden en dat hij voor de getuige [getuige 1] op de rotonde reed, schuift de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde getuigenverklaringen terzijde.
Schuld
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte zich bij dit ongeval zodanig heeft gedragen dat van schuld in zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) sprake is. Op zijn minst moet daarvoor sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de vastgestelde feitelijke rijgedragingen van de verdachte de conclusie dat de verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 heeft aan het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden met [slachtoffer] . Middels het vastgestelde rijgedrag, waarbij verdachte onder meer geen voorrang heeft verleend op een rotonde, veel te hard heeft gereden, verkeerd heeft voorgesorteerd en ten slotte al rijdend op de verkeerde weghelft een motorrijder heeft aangereden, omdat hij te hard reed om nog te kunnen stoppen toen hij de situatie kon overzien, heeft verdachte welbewust het onaanvaardbare risico genomen dat hij een verkeersongeval zou veroorzaken. Dit gedrag past in het geheel niet bij dat van een voorzichtige verkeersdeelnemer. Daarvan wijkt het naar het oordeel van de rechtbank in substantiële mate af. Gelet op het geheel aan gedragingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat de mate van zijn schuld aan het verkeersongeval hoog is.
Roekeloosheid
De vervolgvraag is of deze schuld ook valt aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 175 WVW 1994, de zwaarste gradatie van schuld. Daarvan is sprake wanneer zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit valt af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In de jurisprudentie is het begrip roekeloosheid in een bepaald aantal welomschreven gevallen toegepast. De rechtbank merkt op dat het onderhavige geval daaronder niet kan worden begrepen. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke verkeersdelicten heeft de wetgever een verandering beoogd met betrekking tot de invulling van het begrip roekeloosheid en daarmee het toepassingsbereik van dat begrip willen verbreden. Aan artikel 175 WVW 1994 is toen toegevoegd dat van roekeloosheid sprake is wanneer het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid WVW 1994 kan worden aangemerkt. In dat laatstgenoemde artikel is strafbaar gesteld het opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels ernstig worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Wordt dat te duchten gevaar vervolgens verwezenlijkt, dan levert het vervuld zijn van het opzetdelict van artikel 5a roekeloosheid op in de zin van artikel 6 in verbinding met artikel 175 WVW 1994. In de memorie van toelichting heeft de wetgever expliciet gesteld dat artikel 5a WVW 1994 is bedoeld voor een beperkt aantal zaken waarin sprake is van zeer ernstige verkeersdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte weliswaar meerdere verkeersregels heeft overtreden, maar merkt de vastgestelde gedragingen niet aan als een zodanig ernstige mate van schending van verkeersregels dat sprake is van overtreding van artikel 5a WVW 1994. Verdachte wordt dus vrijgesproken van het verwijt dat hij zich in strijd met het in artikel 5a WVW 1994 gestelde verbod heeft gedragen en roekeloos heeft gereden.
Zwaar lichamelijk letsel
Bij de aanrijding heeft [slachtoffer] een gekneusde rug opgelopen. Uit de letselverklaringen die in het dossier zijn opgenomen blijkt dat medisch ingrijpen niet nodig was en dat volledig herstel te verwachten was. De rechtbank is van oordeel dat dergelijk letsel niet binnen de juridische definitie van zwaar lichamelijk letsel valt. De kneuzing aan de rug en de daarmee samenhangende beperkingen waarover [slachtoffer] bij de politie heeft verklaard, leveren op lichamelijk letsel waaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
Feit 2:
Bevraging door de politie van het RDW op de peildatum van het ongeval heeft als resultaat opgeleverd dat de [automerk] van verdachte met kenteken [kenteken] op de datum van het ongeval onverzekerd was. [9] De rechtbank concludeert dat verdachte op 7 augustus 2021 als bestuurder daarvan heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, zonder dat er voor deze personenauto een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand was gehouden.
Dat verdachte van zijn assurantietussenpersoon op 6 augustus 2021 een bericht ontving waaruit hij concludeerde dat de auto zou zijn verzekerd, en hij dus niet wist dat de auto niet verzekerd was, doet hieraan niet af, gezien de strafbaarstelling van de bestuurder in artikel 30 lid 4 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks7 augustus 2021 te Laag-Keppel, in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met een vermogen van 510 pk), daarmede rijdende over de weg, de Barlhammerweg,
roekeloos, althanszeer
dan wel aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij een rotonde naderde, welke rotonde is gevormd door/gelegen op de kruising van de wegen, de Barlhammerweg, de Eldrikseweg en de N814 (Wehlsedijk) en/
of- terwijl direct voor die rotonde op het wegdek van die weg (de Barlhammerweg) haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht,
- voornoemde rotonde is opgereden zonder daarbij voorrang te verlenen aan een op die rotonde rijdende bestuurder van een bestelauto en
/of(waardoor) de bestuurder van deze bestelauto moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/
of- (vervolgens) de N814 (Wehlsedijk) is opgereden en/of (telkens) met hoge snelheid op deze weg heeft gereden en/
of- (vervolgens) de bebouwde kom (aangeduid met bord H1) van Laag-Keppel is binnen gereden en/of aldaar op de Dorpsstraat (telkens) heeft gereden met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/
of- op de Dorpsstraat met hoge snelheid de kruising van de wegen, de Dorpsstraat, de Rijksweg en de Hummeloseweg, is op- en/of overgereden in de richting van de Hummeloseweg en/
of-niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op het overige verkeer en
/ofde verkeerssituatie ter plaatse en/
of- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/
of- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die kruising en/of de Hummeloseweg kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/
of- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel naderde en/
ofwelke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Hummeloseweg en/
ofop deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel en/
ofhet bord D2 aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden, terwijl zich daar op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer –vanuit de rijrichting van verdachte– een bestuurder van een motorfiets stilstond en/
of
- (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de bestuurder van deze motorfiets en/of deze motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte ofverhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks7 augustus 2021 te Laag-Keppel, gemeente Bronckhorst als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken] , daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Dorpsstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
feit 2:
als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar wordt veroordeeld vanwege diens roekeloze rijgedrag dat tot een ongeval heeft geleid. Voor wat het onverzekerd rijden betreft, heeft de officier van justitie een geldboete van € 600,00 en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden gevorderd.
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft aangegeven dat hij voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs. Hij heeft een eigen bedrijf als ZZP’er in de bouw. Wanneer hij zijn rijbewijs zou kwijtraken, kan hij geen klussen meer aannemen en dreigt hij in de schulden te raken. Hij heeft bij het CBR een cursus over gedrag en verkeer gevolgd (EMG-cursus), waarvan hij geleerd heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 7 augustus 2021 met zijn personenauto zodanig gedragen dat door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft geen voorrang verleend, veel te hard gereden, verkeerd voorgesorteerd en zijn snelheid niet aangepast aan de situatie ter plekke en is daardoor uiteindelijk na het passeren van een kruising waarbij hij hard optrok op de verkeerde weghelft terechtgekomen. Vanwege dit harde optrekken, kon hij niet meer remmen en heeft hij [slachtoffer] aangereden, die door de aanrijding letsel heeft opgelopen. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt de impact die het gevaarlijke rijgedrag van de verdachte op het slachtoffer heeft gehad.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van de LOVS gaan in geval van ernstige schuld aan een verkeersongeval waarbij lichamelijk letsel ontstaat uit van een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Voor wat de overtreding inzake het onverzekerd rijden betreft, zijn oriëntatiepunten niet beschikbaar.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte volgens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 augustus 2022 niet voor het eerst wegens een verkeersmisdrijf veroordeeld wordt. Ook ten aanzien van onverzekerd rondrijden heeft verdachte een antecedent. Ten aanzien van beide feiten is dus sprake van recidive. Tot slot heeft het CJIB verdachte op 10 augustus 2022 een geldboete opgelegd vanwege overschrijding van de maximumsnelheid met een motorboot op 18 juni 2022. De rechtbank merkt op dat het verdachte duidelijk moet zijn dat risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat zijn rijgedrag anders kan en moet. Hij heeft aangegeven daarmee een begin te hebben gemaakt. Hoewel deze woorden zijn geuit in een context waarbinnen de verdachte een ontkennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van de aan hem verweten onvoorzichtigheid, kan daaruit naar het oordeel van de rechtbank mogelijk het probleembesef ten aanzien van zijn rijgedrag worden afgeleid.
De rechtbank acht in de gegeven omstandigheden een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden passend en geboden. Deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie. Reden daarvoor is dat verdachte een minder zware vorm van schuld wordt aangerekend dan de roekeloosheid die de officier van justitie hem verweet. De straf is conform de LOVS-oriëntatiepunten. Ten aanzien van het onverzekerde rijden acht de rechtbank de geldboete van € 600,00 passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank voor dit feit een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden opleggen met een proeftijd van twee jaar. Een voorwaardelijke straf functioneert als extra prikkel om verdachte zich te laten houden aan de verkeersregels.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 62, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 1 primair bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 2 bewezenverklaarde tot een
geldboete van € 600,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging van vier maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2022.
Mr. Van de Meerakker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 22 september 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , p. 30-31.
3.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] , p. 41.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , p. 45-46.
5.Zie Geneeskundige verklaring d.d. 7 september 2021, p. 23 en Geneeskundige verklaring d.d. 16 november 2021, p. 24.
6.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] , p. 36-37.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2022.
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een exportbestand RDW-bevraging door politie op peildatum, p. 51.
9.Exportbestand RDW-bevraging door politie op peildatum, p. 50.