ECLI:NL:RBGEL:2022:6002

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
08/176895-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting en valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij oplichting van het Ministerie van Defensie en valsheid in geschrifte. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen, dat door de officier was geschat op € 153.164,18. Tijdens de zitting werd deze vordering aangepast naar € 144.725,18, waarbij de verdediging aanvoerde dat er een vordering van een benadeelde partij was ingediend die in mindering moest worden gebracht op de ontnemingsvordering.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een eerder vonnis waarin de veroordeelde was gestraft met een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de bedragen die de veroordeelde door middel van de bewezenverklaarde feiten had verkregen, vastgesteld op € 153.363,18. Na aftrek van gemaakte kosten van € 8.638,00, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 144.725,18 bedroeg.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van het Ministerie van Defensie niet in mindering kon worden gebracht, omdat deze nog niet onherroepelijk was en niet voldaan. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de veroordeelde verplichtte tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 1080 dagen, indien de officier van justitie dit zou vorderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer: 08/176895-20 (ontneming)
Datum uitspraak : 12 september 2022
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat in Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 153.164,18.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden bepaald op € 144.725,18.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat door het Ministerie van Defensie een vordering benadeelde partij is ingediend en het daarvoor toe te kennen bedrag in mindering kan worden gebracht op de ontnemingsvordering.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 12 september 2022 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij veroordeelde ter zake van oplichting, meermalen gepleegd, en valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 voorwaardelijk en met aftrek van het voorarrest, een taakstraf van 240 uren en een beroepsverbod.
Voor de berekening van de opbrengsten en de kosten neemt de rechtbank tot uitgangspunt wat is opgenomen in het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. [1]
Opbrengsten
De bedragen die veroordeelde door middel van bewezenverklaarde oplichting en valsheid in geschrifte wederrechtelijk heeft ontvangen, zijn in de bewezenverklaring in voormeld vonnis opgenomen. De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van deze bedragen, te weten € 35.658,95, € 113.662,99 en € 4.041,24. Het in totaal verkregen voordeel bedraagt derhalve € 153.363,18.
Kosten
Uit het ontnemingsrapport is gebleken dat veroordeelde kosten heeft gemaakt die van voormeld bedrag moeten worden afgetrokken. Deze bedragen € 199,00. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie er op gewezen dat veroordeelde ook andere kosten heeft gemaakt, ten bedrage van € 8.439,00. De in totaal gemaakte kosten bedragen derhalve € 8.638,00.
De vordering benadeelde partij van het Ministerie van Defensie
Anders dan de raadsvrouw van veroordeelde heeft bepleit, zal de rechtbank geen rekening houden met de in de strafzaak toegewezen vordering benadeelde partij van het Ministerie van Defensie tot een bedrag van € 144.725,18. Het bepaalde in artikel 36e, negende lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorziet dat van voordeelsontneming geen sprake meer moet zijn indien en voor zover de schade die door het strafbare feit is ontstaan, reeds door de veroordeelde is vergoed. In dit geval is deze toewijzing nog niet onherroepelijk en daarnaast is de vordering nog in het geheel niet voldaan. De verrekening met de vordering benadeelde partij kan, indien deze is voldaan, plaatsvinden in de executiefase.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het door de veroordeelde totaal wederrechtelijk verkregen voordeel vast € 153.363,18 - € 8.638,00 =
€ 144.725,18.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 144.725,18;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 1080 dagen;
- de veroordeelde is tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel verplicht, behoudens voor zover aan deze betalingsverplichting reeds door of namens een ander is voldaan.
Aldus gegeven door mr. M. Duifhuizen (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van D.P.H. Snellink, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2022.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel”, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, onderzoeksnummer [nummer] (p. 218-238).