ECLI:NL:RBGEL:2022:6001

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
05.264491.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor mishandeling en poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en taakstraf

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Duurstede, die werd beschuldigd van mishandeling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is hem een taakstraf van 180 uur opgelegd. De man moet ook schadevergoeding betalen aan twee slachtoffers, respectievelijk € 120,- en ruim € 900,-.

De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 10 juni 2021 in Rijswijk, gemeente Buren. De verdachte heeft [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem meerdere malen te slaan, wat resulteerde in een gebroken jukbeen en hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor zware mishandeling, maar wel voor mishandeling. Ten aanzien van [slachtoffer 2] werd vastgesteld dat de verdachte hem meerdere keren tegen het hoofd heeft getrapt, wat leidde tot een hersenschudding en andere verwondingen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een poging tot zware mishandeling, maar dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn pogingen om de situatie te sussen. De opgelegde straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan beide slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.264491.21
Datum uitspraak : 25 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 2000] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. B. Pernot, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Rijswijk, gemeente Buren, althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere zwelling(en)/kneuzing(en) op/aan het hoofd en/of een gebroken jukbeen en/of een hersenschudding en/of een puntbloeding
in de hersenen, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] één of meerdere malen op/tegen de kaak en/of (voluit) op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Rijswijk, gemeente Buren, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] één of meerdere malen op/tegen de kaak en/of (voluit) op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of te
schoppen/trappen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Rijswijk, gemeente Buren, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] één of meerdere malen op/tegen de kaak en/of (voluit) op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere zwelling(en)/kneuzing(en) op/aan het hoofd en/of een gebroken jukbeen (althans een breuk in het (aan)gezicht) en/of een
hersenschudding en/of een puntbloeding in de hersenen ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Rijswijk, gemeente Buren, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] één of meerdere malen op/tegen de kaak en/of (voluit) op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen (waaronder een zogenaamde draaiende high kick), terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Rijswijk, gemeente Buren, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] één of meerdere malen op/tegen de kaak en/of (voluit) op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen (waaronder een zogenaamde draaiende high kick), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of één of meerdere zwelling(en)/kneuzing(en) op/aan het (linker)oog en/of het hoofd en/of een open lip en/of een (deels) (af)gebroken (voor)tand en/of een glazuurbarst op een (voor)tand en/of één of meerdere krassen op de keel ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en het primair tenlastegelegde onder feit 2. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van feit 1 het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte dient partieel vrijgesproken te worden van het meer subsidiair tenlastegelegde. Wat betreft een bewezenverklaring van de mishandeling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] . Er kan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken voor feit 2 primair en partieel vrij te spreken voor het subsidiair tenlastegelegde. Voor wat betreft een bewezenverklaring van mishandeling onder feit 2 subsidiair refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot het wettig en overtuigend bewijs van de mishandeling van [slachtoffer 1] . Daarvoor zijn de volgende bewijsmiddelen doorslaggevend.
[slachtoffer 1] was op 10 juni 2021 op een strandje in Rijswijk. Om ongeveer 21:00 uur is hij geslagen door een jongen. [slachtoffer 1] weet niet meer hoe hij is geslagen of waar hij precies is geslagen. [2] Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 1] een aangezichtsfractuur sinus maxillaris aan de linkerzijde heeft en een zwelling van de kaak aan de rechterzijde. [3]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] in zijn gezicht werd getrapt door [verdachte] . [4] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] door [verdachte] op zijn kaak werd geraakt. Hij weet niet meer of dat een schop of een klap was. [slachtoffer 1] ging knock-out in het water. [5] De politie heeft een verklaring opgenomen van een jongen die getuige was van de mishandeling, maar deze wilde volledig anoniem blijven. Deze getuige vertelde dat de jongen zonder het gips naar [slachtoffer 1] liep en [slachtoffer 1] twee harde hoeken met zijn vuisten tegen de linker en rechter zijkant van zijn hoofd gaf. Hierdoor ging [slachtoffer 1] gelijk gestrekt. [6]
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. Daartoe overweegt de rechtbank dat hetgeen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en de verwachte herstelduur ontoereikend is om het letsel als zodanig aan te merken. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling
De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De getuigenverklaringen lopen uiteen over de toedracht: sommigen spreken van slaan, anderen over trappen. [slachtoffer 1] geeft zelf aan dat hij is geslagen door verdachte. Mede gelet op het letsel dat bij [slachtoffer 1] is ontstaan, zowel links als rechts op de kaak, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] twee slagen heeft toegediend. Het geven van twee vuistslagen is echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meerdere malen op de kaak en het gezicht te slaan waardoor een zwelling op het hoofd en een breuk in het gezicht is ontstaan. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ gelet op hetgeen daarover hiervoor is geconcludeerd.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 10 juni 2021 samen met vrienden bij het strandje was in Rijswijk. Hij heeft gehoord dat hij knock-out is gegaan en heeft van anderen gehoord dat hij drie keer naar de grond is getrapt. Zelf weet hij dat niet meer. Hij bleek een hersenschudding te hebben. [7] De tandarts constateerde een flinke zwelling van de lip en een verdikking ter plaatse van het kaakgewricht/wang. Er was sprake van een kroonfractuur en een glazuurbarst. [8]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] een trap in zijn gezicht kreeg van jongen 2. [slachtoffer 2] stond weer op en [getuige 3] zag dat de jongen [slachtoffer 2] weer tegen zijn gezicht trapte, waardoor [slachtoffer 2] knock-out ging. [9] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij zag dat jongen 2 [slachtoffer 2] een harde trap in zijn gezicht gaf. Dit was een soort karate trap. De verdachte draaide zich om en gaf een achterwaartse, draaiende trap. Hij raakte [slachtoffer 2] met zijn hak in het gezicht. [slachtoffer 2] ging gelijk stijf achterover neer. [slachtoffer 2] was een paar tellen buiten bewustzijn en stond toen weer op. Toen [slachtoffer 2] weer stond, kreeg hij gelijk weer een trap of een stoot in zijn gezicht van jongen 2. Daardoor ging [slachtoffer 2] gelijk weer neer en was hij weer buiten bewustzijn. [10] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] in het water stond. [slachtoffer 2] werd hard in het gezicht getrapt door [verdachte] en ging gelijk knock-out. [getuige 1] hoorde daarbij een harde klap. [slachtoffer 2] werd boos dat hij door [verdachte] was getrapt en liep naar [verdachte] , maar werd weer door hem in het gezicht getrapt. [slachtoffer 2] viel neer, stond weer op en viel uit zichzelf knock-out neer. [11] Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte 2 op [slachtoffer 2] afliep en [slachtoffer 2] een ninja trap gaf. Hij bedoelt daarmee een draaiende high-kick. De verdachte raakte [slachtoffer 2] vol met zijn rechter hak op de kaak van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] was gelijk knock-out. [getuige 5] zag daarna dat [slachtoffer 2] voor de tweede keer op de grond viel door een trap van verdachte twee. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jongen zonder het gips was, dat hij één persoon op het hoofd heeft getrapt en daarbij geen schoenen aan had. [13]
Op grond van de getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte meerdere keren [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft getrapt, waarvan één keer met een draaiende high-kick. De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte zodoende heeft geprobeerd [slachtoffer 2] (opzettelijk) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Om te kunnen spreken van een zodanige poging moet allereerst worden beoordeeld of de handelingen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Die vraagt dient naar het oordeel van de rechtbank bevestigend te worden beantwoord. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en uiterst vitaal deel is van het lichaam. Meerdere harde trappen tegen het hoofd maakt de kans aanmerkelijk dat [slachtoffer 2] ernstig gewond zou raken. [slachtoffer 2] heeft door de trappen meerdere keren het bewustzijn verloren. De gedragingen van verdachte dienen naar hun uiterlijke verschijningsvorm daarom te worden aangemerkt als zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dat hij de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Er is sprake van een poging omdat het opgelopen letsel niet als zwaar lichamelijk letsel is te kwalificeren.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van een poging tot zware mishandeling, het primair tenlastegelegde onder feit 2.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 meer subsidiair en feit 2 primair heeft begaan, te weten dat:
1, meer subsidiair.
hij op
of omstreeks10 juni 2021 te Rijswijk, gemeente Buren,
althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen
op/tegen de kaak en
/of (voluit)
op/tegen het gezicht, althans
op/tegen het hoofd te slaan
/stompen
en/of te schoppen/trappen,terwijl het feit
zwaar lichamelijk letsel, te wetenéén
of meerderezwelling
(en)/kneuzing(en)op
/aanhet hoofd en
/of een gebroken jukbeen (althanseen breuk in het
(aan)gezicht
) en/of een
hersenschudding en/of een puntbloeding in de hersenenten gevolge heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks10 juni 2021 te Rijswijk, gemeente Buren,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2]
één ofmeerdere malen
op/tegen de kaak en/of (voluit)
op/tegen het gezicht, althans
op/tegen het hoofd
te slaan/stompen en/ofte schoppen/trappen (waaronder een zogenaamde draaiende high kick), terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, meer subsidiair:
mishandeling
feit 2, primair:
poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met aftrek, en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met daarbij een taakstraf van 180 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een werkstraf op te leggen. Indien een gevangenisstraf wordt overwogen dan verzoekt de verdediging de rechtbank om het onvoorwaardelijke deel op het reeds ondergane voorarrest van vier dagen te laten aansluiten en de gevangenisstraf voor het overige voorwaardelijk op te leggen met eventueel de bijzondere voorwaarde die zijn geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling en een mishandeling van jongens van 16 en 17 jaar. Door zijn handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers en angst veroorzaakt, zoals blijkt uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgedragen door [slachtoffer 2] .
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte voorafgaand aan het geweld meermalen heeft geprobeerd om de boel te sussen. Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de middag op het strand ook verdachte niet onberoerd heeft gelaten. Verdachte heeft via zijn raadsman getracht een mediationtraject met de slachtoffers te starten, om zodoende in een gesprek met hen zijn excuses te kunnen overbrengen, maar kon begrip opbrengen voor hun keuze om op die wijze van afdoening niet in te gaan. Hij heeft zich bereid verklaard hun schade te vergoeden en heeft ter zitting zijn excuses aan hen gemaakt. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van de verdachte rekening houden.
Alles in aanmerking nemend, kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie en komt zij tot een oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uur passend en geboden. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden opleggen, omdat zij daar, mede gelet op het blanco strafblad van verdachte de noodzaak niet van ziet.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt € 1.359,03 aan materiële schade gevorderd, opgebouwd uit de volgende posten:
  • Zaakschade € 210,00, bestaande uit € 180,00 voor een telefoon en € 30,00 voor een T-shirt;
  • Ziekenhuisvergoeding € 31,00
  • Verlies van arbeidsvermogen € 420,76
  • Vervoers- en parkeerkosten € 150,00
  • Verzorging € 250,00
  • Kosten medisch advies € 297,27
Omdat volgens de medisch adviseur een toekomstig risico wordt gelopen op epilepsie door de combinatie van de opgelopen puntbloeding en hersenschudding, heeft [slachtoffer 1] gesteld dat de immateriële schade nog niet vast staat. Om die reden heeft [slachtoffer 1] de vordering in een primaire en (meer) subsidiaire vordering gegoten. Primair wordt € 3.500,00 aan immateriële schade gevorderd en een verklaring voor recht dat verdachte ook aansprakelijk is voor het toekomstige meerdere. Subsidiair is dat meerdere bij voorbaat begroot en wordt een bedrag van € 8.000,00 immaterieel gevorderd. Meer subsidiair verzoekt [slachtoffer 1] om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren zodat deze bij de civiele rechter kan worden aangebracht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten die zien op de telefoonkosten, de vrije dag van beide ouders en het verlies aan inkomen onvoldoende zijn onderbouwd. Het leveren van een nadere onderbouwing vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. Voor dit deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade verzoekt de officier van justitie de rechtbank om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft gesteld dat de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021 moet worden vergoed en verzocht tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] gedeeltelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Voor de kosten van de telefoon is € 150,- redelijk. [slachtoffer 1] moet niet-ontvankelijk worden verklaard voor het deel dat ziet op de ziekenhuisdaggeldvergoeding, nu niet is gebleken dat [slachtoffer 1] één hele dag in het ziekenhuis opgenomen is geweest of dat er kosten zijn gemaakt die in de richtlijn van De Letselschade Raad worden genoemd en waarvoor de daggeldvergoeding dekking biedt. De omvang van het verlies aan arbeidsvermogen wordt betwist door de verdediging. Een verklaring van de werkgever en salarisstroken ontbreken. De verdachte is evenwel bereid om voor deze schadepost € 200,- te vergoeden. De verdediging betwist ook de vervoers- en parkeerkosten, omdat uit de medische informatie blijkt dat [slachtoffer 1] drie keer naar het ziekenhuis is gegaan. Dan komen de reiskosten neer op een bedrag van € 90,-. De schadepost die ziet op de verzorging wordt eveneens betwist. Verlies van vakantiedagen komen niet voor vergoeding in aanmerking en uit de overgelegde salarisstroken volgt niet dat de opname van één vakantiedag € 250,- oplevert. Voor de kosten van het medisch advies heeft de Raad voor de Rechtsbijstand hoogstwaarschijnlijk een subsidie voor een medisch haalbaarheidsonderzoek verstrekt. Deze kosten zijn waarschijnlijk niet voor rekening van [slachtoffer 1] gekomen, dus deze schadepost wordt betwist. Ten aanzien van de immateriële schade heeft [slachtoffer 1] in een eerder stadium € 2.000,- gevorderd. De verdediging refereert zich ten aanzien van dat bedrag aan het oordeel van de rechtbank. Het resterende deel wordt betwist. [slachtoffer 1] heeft zich verder niet aan de schadebeperkingsplicht gehouden door alcohol te blijven nuttigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor de telefoon, ziekenhuisvergoeding, het verlies van arbeidsvermogen en de vrije dag van de ouders onvoldoende zijn onderbouwd en dat zodoende in het kader van het strafgeding onvoldoende aannemelijk is dat deze schade daadwerkelijk geleden is. Voor het laten opstellen van het medisch advies is geen subsidie aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. In het kader van schadebeperking had dat wel op de weg van de benadeelde partij gelegen. Nu niet duidelijk is wat in dat geval de geleden schade zou zijn geweest, zal ook dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De behandeling van al deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor deze posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank wijst een bedrag van € 30,- toe voor het T-shirt en een bedrag van € 90,- voor de reiskosten. Ten aanzien van deze kosten acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat deze schade door [slachtoffer 1] geleden is en in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank concludeert dat de vordering voor wat betreft de kosten voor het T-shirt en de reiskosten (tot een hoogte van € 120) zal worden toegewezen.
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. [slachtoffer 1] heeft door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel opgelopen. In dat kader is een zwelling op de kaak en een gezichtsfractuur komen vaststaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal ten aanzien van de immateriële schade - die [slachtoffer 1] door toedoen van verdachte heeft geleden - een bedrag van € 1.500,- worden toegekend.
De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen voor een bedrag van in totaal € 1.620,00.
Verdachte is vanaf 10 juni 2021 wettelijke rente over dit toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan [slachtoffer 1] toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 2] heeft een bedrag gevorderd van € 39,18 aan materiële schade, bestaande uit reis- en medische kosten, en € 900,- aan smartengeld vanwege het opgelopen letsel, waaronder een afgebroken tand. Gevorderd wordt daarnaast de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ook de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
Aangezien de schadevordering niet is betwist en de schade met het oog op vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd naar het oordeel van de rechtbank ook niet kennelijk onredelijk is, ligt deze in geheel voor toewijzing gereed. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen voor een bedrag van in totaal € 939,18. Verdachte is vanaf 10 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zestig (60) dagenen bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
57 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 120,- aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 120,- aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 26 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 39,18 aan materiële schade en € 900,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 39,18 aan materiële schade en € 900,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 18 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2022.
Mr. Van de Meerakker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021360593, gesloten op 8 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5 en 6.
3.Geneeskundige verklaring, p. 10.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 55 en 56.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige E.S. [getuige 2] , p. 59.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 15 t/m 18.
8.Bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 2] , p. 25.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 39.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 41 en 42.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 55 en 56.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 46 t/m 48.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2022.