ECLI:NL:RBGEL:2022:5968

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
C/05/408566 KG RK 22-647
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter op basis van vermeende vooringenomenheid tijdens mondelinge behandeling

Op 3 oktober 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een verzoek tot wraking van rechter mr. C.J.M. van Apeldoorn afgewezen. Het verzoeker, wonende te Arnhem en vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Wolkenfelt, was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker stelde dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 9 september 2022 zich partijdig had opgesteld door de woordkeuze, non-verbale communicatie en vraagstelling. Hij voerde aan dat de rechter hem niet voldoende ruimte gaf om zijn standpunt naar voren te brengen en dat zij meer begrip toonde voor de positie van de vrouw in de zaak.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van de verzoeker zorgvuldig beoordeeld. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gaf geen steun aan de stellingen van de verzoeker. De rechter had volgens het proces-verbaal voldoende gelegenheid gegeven voor toelichting en had niet blijk gegeven van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat de verzoeker niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die deze vrees konden onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de verzoeker weliswaar een gevoel van vooringenomenheid had, maar dat dit niet kon worden onderbouwd met objectieve feiten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/408566 KG RK 22-647
Beslissing van 3 oktober 2022
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te Arnhem,
advocaat mr. M. Wolkenfelt te Arnhem,
strekkende tot wraking van
mr. C.J.M. VAN APELDOORN
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de wraking van 9 september 2022;
  • het proces-verbaal van de zitting van 9 september 2022;
  • de reactie van de rechter van 12 september 2022;
  • de reactie van mr. Wolkenfelt van 15 september 2022;
  • de reactie van de rechter van 16 september 2022;
  • de reactie van mr. Simo van 19 september 2022;
  • de reactie van mr Wolkenfelt van 19 september 2022;
  • de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek van 19 september 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
-verzoeker met mr. M. Wolkenfelt;
- mevrouw C. Özmen met mr. D. Simo als toehoorders.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met zaaknummer C/05/407644 / KG ZA 22-267.
2.2.
Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op
9 september 2022 mondeling verzocht om wraking van de rechter. Volgens het proces-verbaal heeft verzoeker aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd:
“1. u bent vooringenomen omdat u bij mij de verantwoordelijkheid legt voor de duur van het taxatierapport en geen kritische vragen aan de vrouw stelt, waaruit een duidelijke mening naar voren komt;
2. u gaat er bij voorbaat vanuit - zonder dat ik een toelichting heb kunnen geven -
dat er nog een tweede taxatierapport zou zijn in verband met de financiering van de woning en dat ik die verborgen houd;
3. dat u veel begrip heeft voor de positie van de vrouw en dat alles wat ik zeg bij voorbaat niet uit maakt omdat u ervan uit gaat dat ik niet de waarheid vertel;
4. dat de vrouw meer ruimte krijgt om haar standpunt naar voren te brengen en dat ik word afgekapt;
5. de non-verbale houding van de rechter tijdens het praten;
6. dat de rechter door haar vraagstelling het antwoord al geeft en dat daardoor geen ruimte is voor het antwoord;
7. omdat de rechter instemmend naar mevrouw knikt en afkeurend naar mij kijkt;
8. dat het oordeel van de rechter al duidelijk naar voren komt in vraagstelling en gedrag jegens partijen.”
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Zij heeft in eerste instantie volstaan met verwijzing naar het proces-verbaal van de zitting, maar naar aanleiding van een reactie van mr. Wolkenfelt op het proces-verbaal van de zitting, heeft zij alsnog een korte schriftelijke reactie gegeven. Zij heeft aangegeven vanwege een zitting op hetzelfde tijdstip niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan in dit geval niet worden vastgesteld dat de rechter vooringenomen is of dat er sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Dat wordt als volgt gemotiveerd.
3.3.
Samengevat heeft verzoeker als gronden voor de wraking aangevoerd dat uit de woordkeuze, de non-verbale communicatie, de vraagstelling en het onvoldoende toepassen van hoor- en wederhoor tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding zou blijken van vooringenomenheid bij de rechter. Alle aangevoerde wrakingsgronden vinden daarmee hun oorsprong in hoe de mondelinge behandeling in de hoofdzaak volgens verzoeker is verlopen. Dat deze mondelinge behandeling zo is verlopen zoals verzoeker heeft aangevoerd, kan echter niet worden vastgesteld.
3.4.
De lezing van verzoeker vindt allereerst geen steun in het proces-verbaal dat van de mondelinge behandeling is opgemaakt. Uit dit proces-verbaal blijkt niet dat verzoeker, dan wel zijn advocaat, geen of onvoldoende gelegenheid heeft gehad om een toelichting te geven op de vordering in kort geding dan wel op hetgeen door de advocaat van de wederpartij is aangevoerd. In het proces-verbaal zijn evenmin aanwijzingen te vinden voor de stelling van verzoeker dat in de vraagstelling van de rechter haar eigen oordeel al lag besloten. Evenmin blijkt uit het proces-verbaal dat de rechter meer begrip had voor de positie van de vrouw dan voor die van de man en dat de rechter verzoeker op voorhand al niet geloofde. Weliswaar heeft verzoeker gesteld dat het proces-verbaal geen juiste weergave bevat van hetgeen zich tijdens de mondelinge behandeling heeft afgespeeld, maar in het licht van de gemotiveerde betwisting hiervan door de rechter en bij het ontbreken van een nadere onderbouwing hiervan kan de wrakingskamer de juistheid van deze stelling niet aannemen. Dat mogelijk een deel van hetgeen zich volgens verzoeker tijdens de mondelinge behandeling heeft afgespeeld niet is opgenomen in het proces-verbaal, omdat dit deel betrekking heeft op niet-zakelijke opmerkingen die tijdens de mondelinge behandeling zijn gemaakt terwijl een proces-verbaal slechts een zakelijke weergave bevat, doet evenmin af aan de conclusie dat in het proces-verbaal geen steun is te vinden voor de lezing van verzoeker. Hooguit kan dit ertoe leiden dat de inhoud van het proces-verbaal de lezing van verzoeker op punten niet uitsluit.
3.5.
Ten tweede acht de wrakingskamer van belang dat uit de reactie van de rechter kan worden afgeleid dat zij zich niet herkent in de door verzoeker geschetste gang van zaken. Zij heeft daarbij uitleg gegeven over een aantal zaken die bij verzoeker – volgens hem – de indruk hebben doen ontstaan dat zij vooringenomen is. Zo heeft zij toegelicht waarom zij de vrouw op een zeker moment vrij lang aan het woord heeft gelaten, dat zij – juist in het belang van verzoeker – bezig was om te bekijken waar de ruimte zat in de ontstane ‘patstelling’ en dat het wrakingsverzoek kwam toen zij de man vlak daarvoor in de gelegenheid had gesteld om zijn termijn te benutten. Verder heeft zij onder meer toegelicht dat door voorbeelden te geven zij de man de kans heeft gegeven om haar een andere invalshoek te laten zien, en dat zij door haar regievoering een welles-nietes-chaos heeft willen voorkomen. Daarnaast heeft de rechter in haar reactie toegelicht wat zij probeerde te onderzoeken met haar – in de ogen van verzoeker kennelijk te kritische – vragen over het tweede taxatierapport:
“Ik probeerde uit te zoeken hoe ze in deze situatie waren beland en wat het geschil was àchter de ingenomen stellingen, want soms kom je zo ook naar een oplossing. Het noemen van voorbeelden zoals “misschien wilde u een tweede taxatie omdat de prijzen inmiddels gestegen waren en het daarmee eenvoudiger is om een hypotheek te krijgen?” kan soms helpend zijn om het geschil in kaart te krijgen en bovendien, als je zoiets uitspreekt, heeft iemand ook de mogelijkheid om daarop te reageren en met een hele andere invalshoek te komen. Het wil niet zeggen dat een rechter dan overtuigd is van het een of ander, die doet gewoon onderzoek op zitting en houdt rekening met alle mogelijkheden.”In dit verband merkt de wrakingskamer op dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft om een partij op zitting confronterend en kritisch te bevragen.
3.6.
Tot slot is tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nog het volgende besproken. Volgens verzoeker heeft de rechter tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak gezegd: “
Van het gedrag van de man lusten de honden geen brood, maar wat wilt u?”. Verzoeker persisteerde, ook na de reactie hierop van de rechter te hebben gelezen, dat zij dat letterlijk heeft gezegd en dat de toon waarop en het feit dat de rechter de vrouw zoveel ruimte gaf de indruk hebben gewekt dat de rechter ook tot de conclusie was gekomen dat ‘de honden geen brood lusten’ van het gedrag van de man. De rechter heeft in haar verweer echter betwist dat het zo is gezegd. Zij verklaart:
“Verder heeft ze inderdaad uit de doeken gedaan dat ze enorm gefrustreerd was over het gedrag van de man. Ik heb daarop haar standpunt samengevat door iets te zeggen in de trant van “oké, u vindt dat de honden geen brood lusten van het gedrag van de man, maar betekent dat dat als u het niet lukt de woning over te nemen, dat u vindt dat hij dan verkocht moet worden, of kan de man de woning dan alsnog overnemen?”.
3.7.
Gelet op het voorgaande kan de wrakingskamer niet vaststellen dat de mondelinge behandeling in de hoofdzaak zo verlopen is zoals verzoeker heeft gesteld. Tegenover de door verzoeker gegeven toelichting op de gang van zaken staat immers het andersluidende proces-verbaal en de andersluidende verklaring van de rechter. Bij gebreke van een andere bron ter onderbouwing van de verklaring van verzoeker, kan bij deze stand van zaken niet worden aangenomen dat de weergave van verzoeker juist is. Aangezien zijn wrakingsverzoek volledig op deze weergave steunt, moet dit verzoek als ongegrond worden afgewezen.
3.8.
Al het voorgaande neemt niet weg dat verzoeker blijkbaar tijdens de zitting het gevoel heeft gekregen, zoals hij dat heeft verwoord in zijn wrakingsgronden. De wrakingskamer wil aannemen dat verzoeker daadwerkelijk vreesde dat de rechter vooringenomen was, maar moet dus tegelijkertijd vaststellen dat niet is gebleken dat deze vrees objectief gerechtvaardigd was.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.S.T. Belt, voorzitter, en dr. mr. J.A. van Schagen en mr. E. Schippers, leden en in tegenwoordigheid van griffier [griffier] in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.