ECLI:NL:RBGEL:2022:5967

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
05/119871-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van meerdere B&B's en andere diensten door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats, die werd beschuldigd van oplichting. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen, waaronder het boeken van kamers in verschillende Bed and Breakfasts (B&B's) zonder te betalen, en het huren van auto's met valse gegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich meermalen heeft voorgedaan als een bonafide gast of klusjesman, waarbij hij valse identiteits- en adresgegevens heeft opgegeven en onjuiste verklaringen heeft afgelegd over betalingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de oplichtingen financiële schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om de schadevergoedingen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/119871-21
Datum uitspraak : 20 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 december 2019 tot
en met 24 oktober 2020 te Neerijnen en/of Groenlo en/of Elst, gemeente
Overbetuwe en/of Wageningen en/of Hall, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] (eigenaar van B&B [naam 1] ) en/of [benadeelde 2] (eigenaar van
B&B [naam 2] ) en/of [benadeelde 3] (eigenaar van B&B [naam 3] ) en/of [benadeelde 4]
(eigenaar van B&B [naam 4] ) en/of [benadeelde 5] (eigenaar van B&B
[naam 5] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te
weten een verblijf en/of overnachtingen in bovengenoemde B&B
door meermalen, althans eenmaal
- een kamer in voornoemde B&B te boeken voor een of meer nachten en/of
- bij de reservering onjuiste identiteits- en/of adresgegevens op te geven en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat zijn verblijf in voornoemde B&B zou
worden betaald door de verzekering en/of door zijn vader en/of
- zich voor te doen als bonafide gast van voornoemde B&B en/of als persoon die de
rekening kon en wilde betalen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2020 tot
en met 17 december 2020 te Borculo en/of Bredevoort en/of Westervoort, althans in
Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 6] (eigenaar van [naam 7] ) en/of [naam 8]
(eigenaar van [naam 9] ) en/of [naam 10] (eigenaar van
[naam 11] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te
weten het gebruik van en beschikking over een huurauto
door meermalen, althans eenmaal
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat zijn eigen auto in het buitenland stond en
naar voornoemd autobedrijf zou worden gebracht ter reparatie en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij in de tussentijd een auto nodig had en
(hierbij) te verzoeken om een huurauto en/of
- valse adresgegevens op te geven en/of
- zich voor te doen als bonafide klant van voornoemd autobedrijf en/of als persoon
die de rekening kon en wilde betalen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari 2019 tot en
met 6 augustus 2020 te Neerijnen en/of Zevenaar en/of Deventer en/of Almelo
en/of Meijel en/of Druten, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] en/of [naam 12] en/of [naam 13] en/of [naam 14] en/of [naam 15]
(namens de stichting [naam 16] ) en/of [naam 17]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag
door meermalen, althans eenmaal
- zijn diensten aan te bieden voor het leveren en plaatsen van zonnepanelen en/of
een schutting en tegels en/of een overkapping en/of een blokhut en/of een veranda
en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij vaker bovengenoemde
werkzaamheden verrichtte en/of hiervan foto’s te sturen en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij voor een bedrijf werkte en/of tegen
een lage prijs materialen kon inkopen en/of bovengenoemde werkzaamheden kon
verrichten en/of
- zich voor te doen als persoon die bereid was en/of de intentie had om de
overeengekomen werkzaamheden te verrichten;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de oplichting van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] , nu er geen sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels of het gebruik van een valse naam/hoedanigheid. Ten aanzien van de oplichting van de overige in de tenlastelegging genoemde personen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de oplichting van [naam 12] , [naam 13] en [naam 14] . Ten aanzien van [naam 12] is daartoe aangevoerd dat verdachte zijn eigen naam heeft gebruikt en een deel van de klus waarvoor hij was aangenomen ook heeft uitgevoerd. Er is zodoende geen sprake geweest van een oplichtingsmiddel. Ten aanzien van [naam 13] en [naam 14] heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is geweest van oplichtingsmiddelen. Ten aanzien van de oplichting van de overige in de tenlastelegging genoemde personen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 21;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 217 en 218;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 94;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 226 en 227;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 111;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 227 en 228;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 162;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 168;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 235 en 236;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , p. 173;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 237.
Overwegingen ten aanzien van [benadeelde 3] en [benadeelde 4]
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] .
De rechtbank overweegt daartoe dat voor een veroordeling wegens oplichting onder meer vereist is dat sprake is van het bezigen van een of meer van de in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. De enkele omstandigheid dat een oplichtingsmiddel is gebezigd, is echter niet voldoende om tot een veroordeling ter zake van oplichting te komen. Voor oplichting in de zin van artikel 326 Sr is eveneens vereist dat de ander mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot de in die bepaling bedoelde handelingen.
Verdachte heeft bij de B&B van [benadeelde 3] (B&B [naam 3] ) een reservering gemaakt voor vijf dagen. Hierbij heeft verdachte een valse naam, te weten [naam 18] , en een oud adres opgegeven. Ten aanzien van de betaling gaf verdachte aan dat zijn bankpas in zijn auto lag, zijn auto stuk was en in de garage stond en dat zijn vader het geld zou komen brengen. Na vijf nachten heeft verdachte de B&B verlaten zonder te betalen.
Bij de B&B van [benadeelde 4] (B&B [naam 4] ) heeft verdachte een reservering gemaakt voor twee nachten. Verdachte heeft zich geregistreerd in het nachtregister onder vermelding van een oud adres ( [adres] ) en een vals identificatienummer van zijn identiteitskaart.
De rechtbank concludeert dat verdachte tegenover [benadeelde 3] heeft gelogen door een valse naam en een oud adres te gebruiken en te verklaren dat hij zou gaan betalen en dat dit zou gebeuren met hulp van zijn vader. Tegenover [benadeelde 4] heeft verdachte eveneens een oud adres opgegeven en heeft hij een vals identificatienummer van zijn identiteitskaart opgegeven. Verdachte heeft bij zowel [benadeelde 3] als [benadeelde 4] de indruk gewekt dat hij van plan was te gaan betalen en heeft zo het vertrouwen van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] gewonnen. Naar het oordeel van de rechtbank laat het handelen van verdachte ten opzichte van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] zich kwalificeren als oplichting door een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr. Ten aanzien van het handelen van verdachte jegens [benadeelde 3] geldt dat eveneens sprake is van oplichting door het aannemen van een valse naam.
De rechtbank komt tot de conclusie dat feit 1 wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , namens [naam 19] , p. 81;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 223 en 224;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] , namens [naam 20] , p. 104;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 225;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 10] , namens [naam 11] , p. 149;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 233 en 234.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 21;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 217 en 218;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 12] , p. 29;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 218;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 13] , p. 40;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 219;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 14] , p. 50;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 220;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 15] , namens stichting [naam 16] , p. 60;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 231 en 232;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam 17] , p. 125;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 233.
Overwegingen ten aanzien van [naam 12] , [naam 13] en [naam 14]
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [naam 12] , [naam 13] en [naam 14] .
[naam 12] heeft met verdachte afgesproken dat hij een buxushaag zou weghalen, een schutting zou plaatsen en tegels zou leggen. De buxushaag is door verdachte verwijderd. Toen [naam 12] geld ging pinnen, is verdachte met hem meegegaan omdat hij het geld daarna aan zijn baas zou geven. Verdachte heeft verklaard dat hij tegen [naam 12] heeft gezegd dat hij de schutting bij zijn baas zou halen. De rechtbank overweegt dat verdachte tegenover [naam 12] de indruk heeft gewekt, dat hij werkzaam was voor een werkgever en heeft daarmee het vertrouwen van [naam 12] gewonnen. Naar het oordeel van de rechtbank valt het handelen van verdachte te kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Sr.
[naam 13] heeft via Facebook gezocht naar een bedrijf voor het maken van een overkapping. Verdachte heeft op de oproep van [naam 13] gereageerd en hierbij gezegd dat hij vaker dit soort verbouwingen doet, maar tegen een lagere prijs. Verdachte heeft via Facebook eveneens contact opgenomen met [naam 14] . [naam 14] was op zoek naar een overkapping voor zijn woning, verdachte gaf aan dat hij dit kon realiseren en dat hij diverse overkappingen heeft gebouwd. [naam 14] kreeg hiervan ook foto’s toegestuurd. Verdachte heeft ten aanzien van de overkapping van [naam 13] en [naam 14] in beide gevallen verklaard dat hij nooit de intentie heeft gehad om daadwerkelijk een overkapping te maken. De rechtbank overweegt dat verdachte een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen door zich voor te doen als bonafide klusjesman die ervaring heeft met het bouwen van overkappingen. Er is zodoende sprake van oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Sr.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 24 december 2019 tot
en met 24 oktober 2020 te Neerijnen en
/ofGroenlo en
/ofElst, gemeente
Overbetuwe en
/ofWageningen en
/ofHall,
althans in Nederland
met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] (eigenaar van B&B [naam 1] ) en/of [benadeelde 2] (eigenaar van
B&B [naam 2] ) en/of [benadeelde 3] (eigenaar van B&B [naam 3] ) en/of [benadeelde 4]
(eigenaar van B&B [naam 4] ) en/of [benadeelde 5] (eigenaar van B&B
[naam 5] )
heeft bewogen tot
de afgifte van enig goed en/ofhet verlenen van een dienst, te
weten een verblijf en
/ofovernachtingen in bovengenoemde B&B
door meermalen,
althans eenmaal
- een kamer in voornoemde B&B te boeken voor een of meer nachten en/of
- bij de reservering onjuiste identiteits- en/of adresgegevens op te geven en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat zijn verblijf in voornoemde B&B zou
worden betaald door de verzekering en/of door zijn vader en/of
- zich voor te doen als bonafide gast van voornoemde B&B en/of als persoon die de
rekening kon en wilde betalen;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 11 september 2020 tot
en met 17 december 2020 te Borculo en
/ofBredevoort en
/ofWestervoort
, althans in
Nederland
met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 6] (eigenaar van [naam 7] B.V.) en/of [naam 8]
(eigenaar van [naam 9] B.V.) en/of [naam 10] (eigenaar van
[naam 11] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en
/ofhet verlenen van een dienst, te
weten het gebruik van en beschikking over een huurauto
door meermalen
, althans eenmaal
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat zijn eigen auto in het buitenland stond en
naar voornoemd autobedrijf zou worden gebracht ter reparatie en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij in de tussentijd een auto nodig had en
(hierbij) te verzoeken om een huurauto en/of
- valse adresgegevens op te geven en/of
- zich voor te doen als bonafide klant van voornoemd autobedrijf en/of als persoon
die de rekening kon en wilde betalen;
3.
hij op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari 2019 tot en
met 6 augustus 2020 te Neerijnen en
/ofZevenaar en
/ofDeventer en
/ofAlmelo
en
/ofMeijel en
/ofDruten
, althans in Nederland
met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] en/of [naam 12] en/of [naam 13] en/of [naam 14] en/of [naam 15]
(namens de stichting [naam 16] ) en/of [naam 17]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten enig geldbedrag
door meermalen
, althans eenmaal
- zijn diensten aan te bieden voor het leveren en plaatsen van zonnepanelen en/of
een schutting en tegels en/of een overkapping en/of een blokhut en/of een veranda
en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij vaker bovengenoemde
werkzaamheden verrichtte en/of hiervan foto’s te sturen en/of
- ( in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij voor een bedrijf werkte en/of tegen
een lage prijs materialen kon inkopen en/of bovengenoemde werkzaamheden kon
verrichten en/of
- zich voor te doen als persoon die bereid was en
/ofde intentie had om de
overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, 2 en 3,telkens;
oplichting meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat er geen recente oplichtingsactiviteiten hebben plaatsgevonden en dat verdachte een andere weg is ingeslagen. Daarnaast is sprake van de toepassing van artikel 63 Sr.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan oplichting. Hij heeft in de bewezen verklaarde periode meermalen in B&B’s overnacht zonder daarvoor te betalen. Hij heeft gebruik gemaakt van huurauto’s zonder daarvoor te betalen en deze auto’s ernstig vervuild aan de betreffende autobedrijven geretourneerd. Voorts heeft hij zich voorgedaan als aannemer of klusjesman en aanbetalingen in ontvangst genomen, terwijl hij niet de intentie had deze werkzaamheden daadwerkelijk uit te voeren. Verdachte heeft door het gebruiken van een grote hoeveelheid leugens, valse toezeggingen en smoesjes veel onschuldige slachtoffers financiële schade toegebracht en misbruik gemaakt van hun vertrouwen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen om zijn huidige persoonlijke omstandigheden nader te duiden, zodat de rechtbank geen andere aanknopingspunten heeft dan zijn justitiële documentatie van 12 juli 2022. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, onder meer tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Verder is het taakstrafverbod van artikel 22b Sr van toepassing en is sprake van toepassing van artikel 63 Sr.
De rechtbank houdt tot slot rekening met de oriëntatiepunten van de LOVS.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met feit 1 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 300,- materiële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in verband met feit 1 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 180,- materiële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft in verband met feit 1 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.080,- materiële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [naam 10] heeft, namens [naam 11] , in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.593,76 materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [naam 12] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 450,- materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [naam 13] heeft in verband met feit 3 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 450,- materiele schade
vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Namens Stichting [naam 16] heeft [benadeelde 6] zich als benadeelde partij gesteld en
in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij
vordert € 750,- materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om
oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [naam 17] heeft in verband met feit 3 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 400,- materiële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte was niet aanwezig en heeft dan ook geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam 10] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd nu een deel van de vordering alleen is onderbouwd met een offerte. Ten aanzien van de vordering van [naam 12] heeft de verdediging naar voren gebracht dat al een deel van de vordering door verdachte is betaald.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] is voldoende onderbouwd en wordt niet betwist. De rechtbank wijst deze vordering toe.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 4] is voldoende onderbouwd en wordt niet betwist. De rechtbank wijst deze vordering toe.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 5] is voldoende onderbouwd en wordt niet betwist. De rechtbank wijst deze vordering toe.
De vordering van [naam 10] , namens [naam 11] , bestaat uit twee verschillende posten. De benadeelde partij vordert onder meer vergoeding van de niet betaalde factuur voor de huurkosten van de auto ad € 250,93. Deze post wordt als voldoende onderbouwd toegewezen. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van € 1.342,83 kosten gemaakt voor herstel en reiniging van de auto. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij desgevraagd verklaard dat de omvang van deze kosten te verklaren valt, doordat deze werkzaamheden gedeeltelijk door een derde zijn uitgevoerd. De benadeelde partij heeft de factuur van deze derde partij niet overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze schadepost dan ook onvoldoende onderbouwd. Vaststaat dat verdachte de auto in een dusdanige toestand heeft geretourneerd, dat de benadeelde partij genoodzaakt was kosten te maken voor het schoonmaken en herstellen van de auto en dat zij daardoor dus schade heeft geleden. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en wijst in dit kader een bedrag van € 500,00 terzake materiële schade toe. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering van benadeelde partij [naam 12] is voldoende onderbouwd. Door de verdediging is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een deel van deze vordering al betaald is door verdachte. De rechtbank wijst de vordering dan ook toe.
De vordering van benadeelde partij [naam 13] is voldoende onderbouwd en wordt niet betwist. De rechtbank wijst deze vordering toe.
De vordering van benadeelde partij Stichting [naam 16] is voldoende onderbouwd en wordt niet betwist. De rechtbank wijst deze vordering toe.
De vordering van benadeelde partij [naam 17] is voldoende onderbouwd en wordt niet betwist. De rechtbank wijst deze vordering toe.
Verdachte is vanaf verschillende data wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert oplichting, meermalen gepleegd, zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tien maanden;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De benadeelde partijen:
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2020 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [benadeelde 4] tot een bedrag van € 180,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [benadeelde 5] tot een bedrag van € 4.080,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2020 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
 veroordeelt verdacht tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [naam 10] tot een bedrag van € 750,93, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2020 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [naam 12] tot een bedrag van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2019 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 veroordeelt verdachte in de kosten die benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [naam 13] tot een bedrag van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2020 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij Stichting [naam 16] tot een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partij [naam 17] tot een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 3] een bedrag van € 300,00 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 4] een bedrag van € 180,00 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 3 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 5] een bedrag van € 4.080,00 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 50 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam 10] een bedrag van € 750,93 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam 12] een bedrag van € 450,00 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 9 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam 13] een bedrag van € 450,00 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 9 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij Stichting [naam 16] een bedrag van € 750,00 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam 17] een bedrag van € 400,00 te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de betreffende benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in samenwerking met en in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2022.
mr. Rademaker en mr. Disberg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 4 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.