Op 13 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Mr. M.A. Bakker. Het verzoek tot wraking was gericht tegen Mr. A.F. Germs-de Goede, de rechter die betrokken was bij een eerdere zitting in de zaak met zaaknummer AWB 21/3619. De verzoeker stelde dat hij zich niet juist bejegend voelde door de rechter, die volgens hem op een schreeuwerige toon sprak en hem beschuldigde van een gebrek aan telefonische bereikbaarheid en het niet ontvangen van belangrijke stukken. De verzoeker voerde aan dat deze bejegening intimiderend was en dat de rechter niet objectief was in haar beoordeling van de zaak.
De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek zorgvuldig beoordeeld. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie en tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij de regie over de zitting heeft gevoerd en dat haar stemverheffing niet bedoeld was om de verzoeker af te snauwen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en dat de verzoeker voldoende ruimte had gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen. De gronden van het wrakingsverzoek werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de rechter op een juiste manier haar rol heeft vervuld en dat er geen reden was om aan haar onpartijdigheid te twijfelen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.