ECLI:NL:RBGEL:2022:5965

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
05.163344.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bevrijden van terbeschikkinggestelden uit een kliniek

Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige man uit Amsterdam, die werd beschuldigd van het bevrijden van twee terbeschikkinggestelden uit de Pompekliniek in Nijmegen. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 juni 2022 opzettelijk en wederrechtelijk handelde door een hekwerk van de kliniek te vernielen en de terbeschikkinggestelden te helpen ontsnappen. De verdachte had voorafgaand aan de ontsnapping het benodigde gereedschap geregeld en was zelf met een auto naar de kliniek gereden. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte alleen had gehandeld en dat er geen sprake was van medeplegen, ondanks dat hij een vluchtauto had geregeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen, maar achtte de feiten wel bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de Pompestichting, toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.544,88 aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank herroepte ook de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.163344.22
Datum uitspraak : 21 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. W. van Vliet, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2022 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1] en/of [naam 2] , die beiden op openbaar gezag en/of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van diens/hun vrijheid was/waren beroofd, te weten door een aan hem/hen opgelegde TBS-maatregel, heeft bevrijd of bij diens/hun zelfbevrijding behulpzaam is geweest door:
- met een auto, althans een voertuig, naar de Pompekliniek te rijden, en/of
- met een slijptol, in elk geval een slijpwerktuig, een gat te maken in het hek op/van het terrein
van de Pompekliniek en/of
- hek(ken) en/of afsluitingen en/of (alarm)kabels op/van het terrein van de Pompekliniek te
vernielen en/of te openen en/of te verbreken (zodat voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] het
terrein van de Pompekliniek konden verlaten) en/of
- ( vervolgens) voornoemde [naam 1] en [naam 2] mee te nemen in een (gereedstaande) auto en/of (daarmee) weg te rijden, in elk geval door aan voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] een (vlucht)auto en/of vervoer te verschaffen;
2.
hij op of omstreeks 21 juni 2022 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Pompestichting, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van medeplegen, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens de Pompestichting, p. 27;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2022.
De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die uitvoering heeft gegeven aan het plan om [naam 1] te laten ontsnappen uit de TBS kliniek. Verdachte heeft van tevoren het benodigde gereedschap geregeld, is zelf met een auto ter plaatse gegaan, heeft daar het hekwerk en alarmkabels doorgeknipt en heeft [naam 1] en ook [naam 2] per auto meegenomen en is met hen naar verschillende locaties in het land gereden. De rechtbank acht niet bewezen dat sprake was van medeplegen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij alleen heeft gehandeld en dat niemand verder op de hoogte was van het plan om [naam 1] te laten ontsnappen. Hij heeft weliswaar iemand een vluchtauto in Nijmegen neer laten zetten en een auto weer terug laten rijden, maar die persoon wist niet waar dat voor was. Voor zover uit het dossier naar voren komt dat hij anderen (kort) van tevoren heeft ontmoet bij (onder andere) een benzinestation, betrof het personen die geen weet hadden van wat hij ging doen. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking met (een) ander(en). Weliswaar roept bijvoorbeeld de ontmoeting bij het benzinestation vragen op over een eventuele bewuste samenwerking maar wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het medeplegen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens de Pompestichting, p. 27;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks21 juni 2022 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althansalleen, opzettelijk [naam 1] en
/of[naam 2] , die beiden
op openbaar gezag en/ ofkrachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van
diens/hun vrijheid
was/waren beroofd, te weten door een aan
hem/hen opgelegde TBS-maatregel, heeft bevrijd
of bij diens/hun zelfbevrijding behulpzaam is geweestdoor:
- met een auto
, althans een voertuig,naar de Pompekliniek te rijden, en
/of
- met
een slijptol, in elk gevaleen slijpwerktuig
,een gat te maken in het hek op
/vanhet terrein
van de Pompekliniek en
/ of
- het hek
(ken)en
/of afsluitingen en/of(alarm)kabels
op/van het terreinvan de Pompekliniek te
vernielen en
/ ofte openen en
/ofte verbreken (zodat voornoemde [naam 1] en
/of[naam 2] het
terrein van de Pompekliniek konden verlaten) en
/of
-
(vervolgens
)voornoemde [naam 1] en [naam 2] mee te nemen in een
(gereedstaande
)auto en
/of (daarmee
)weg te rijden,
in elk geval door aan voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] een (vlucht)auto en/of vervoer te verschaffen;
2
hij op
of omstreeks21 juni 2022 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk
, in elk geval enig goed, dat/
diegeheel of ten dele aan de Pompestichting,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt
en/ of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Opzettelijk iemand, op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijden of bij zijn zelfbevrijding behulpzaam zijn, meermalen gepleegd
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in het voordeel van verdachte moet worden meegewogen dat hij een bekennende verklaring heeft afgelegd. Daarnaast is verdachte licht verstandelijk beperkt en heeft verdachte op een amateuristische wijze gehandeld. Er was veel media aandacht voor deze zaak, waarbij ook de initialen van verdachte zijn genoemd. Tot slot wist verdachte niet dat [naam 2] ook mee zou gaan en wilde hij niet dat [naam 2] in vrijheid werd gesteld.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft twee terbeschikkinggestelden uit de Pompekliniek in Nijmegen bevrijd. Hij heeft een gat in het hek gemaakt waardoor de twee terbeschikkinggestelden konden ontsnappen. Vervolgens heeft hij ze in de auto meegenomen en heeft hij ze naar diverse locaties in het land gereden. Verdachte wist naar eigen zeggen dat de Pompekliniek een tbs kliniek is en waarvoor [naam 1] was veroordeeld.
De rechtbank acht het zeer ernstig en zorgwekkend dat verdachte heeft ingestemd met de bevrijdingsactie en met zijn handelen de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen heeft gefrustreerd. Zijn handelen getuigt van een gebrek aan respect voor de rechtsorde. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Verdachte heeft door zijn handelen voor grote maatschappelijke onrust gezorgd. Ontsnappingen van terbeschikkinggestelden hebben veel impact voor de directe slachtoffers en in de samenleving.
Dat verdachte van tevoren niet wist dat ook [naam 2] zou ontsnappen, maakt de gebeurtenissen niet minder ernstig. Hij heeft er immers tijdens de uitvoering bewust voor gekozen om ook [naam 2] mee te nemen en hem verder te helpen te ontvluchten.
De rechtbank ziet de media-aandacht als een van de gevolgen van de keuze die verdachte zelf heeft gemaakt en dit komt dan ook voor eigen rekening en risico van verdachte. Logischerwijs zoeken de opsporingsdiensten de publiciteit en stellen zij veel in het werk om de ontsnapte personen te kunnen vinden.
Uit het reclasseringsrapport van 15 september 2022 blijkt dat er vermoedens zijn van problematiek die samenhangt met een licht verstandelijke beperking. Hiermee houdt de rechtbank bij de te bepalen straf in enige mate rekening.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij op dit moment geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Op 7 oktober 2020 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Ten tijde van het plegen van onderhavige feiten liep verdachte in de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van deze straf met onder meer als voorwaarde dat hij geen nieuwe feiten zou plegen. De rechtbank beschouwt het als extra kwalijk en zorgelijk dat verdachte deze feiten tijdens deze lopende proeftijd heeft begaan. Dat de proeftijd bijna ten einde was, doet daar niet aan af.
Gelet op al het bovenstaande past alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met andere rechterlijke uitspraken waarin personen zijn veroordeeld voor dezelfde feiten. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de voorlopige hechtenis, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij Pompestichting heeft in verband met feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.544,88 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Het is de vraag of de persoon die de vordering heeft ingediend hiertoe bevoegd was. Dit nader uitzoeken zorgt voor een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarnaast is het onduidelijk waar de als schade gevorderde loonkosten op zijn gebaseerd.
Overweging van de rechtbank
De vordering van een benadeelde partij die een rechtspersoon is, zal door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger moeten worden ingesteld. De vertegenwoordiging kan volgen uit de wet (Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek), de statuten van de rechtspersoon en/of uit een volmacht. Als een persoon die verbonden is aan de rechtspersoon namens de rechtspersoon een vordering instelt en uit het procesdossier (bijvoorbeeld de aangifte) of een uittreksel van de Kamer van Koophandel duidelijk is dat deze persoon een voor de vordering relevante functie heeft binnen de rechtspersoon, dan mag van de Hoge Raad al snel worden aangenomen dat die persoon bevoegd is namens de rechtspersoon de vordering in te dienen.
De rechtbank stelt vast dat de rechtspersoon Pompestichting zich als benadeelde partij in het geding heeft gevoegd. De vordering is namens haar ingediend door [aangever] die daartoe door [naam 3] zou zijn gemachtigd. De rechtbank overweegt dat bij de vordering geen stukken zijn bijgevoegd waaruit blijkt dat [naam 3] bevoegd is om [aangever] te machtigen om namens de Pompestichting het verzoek tot schadevergoeding in te dienen. Daarentegen blijkt uit de aangifte dat [aangever] is verbonden aan de Pompestichting, namelijk vanuit haar functie als zorgmanager afdeling opname bij de Pompestichting. Gezien de ondertekende volmacht is de eerder genoemde [naam 3] aan de Pompestichting verbonden als directeur Algemene Zaken Pompestichting. Daarnaast heeft er voorafgaand aan de zitting meermalen e-mailcontact plaatsgevonden tussen een jurist van de Pompestichting ( [naam 4] ) en de officier van justitie over de (bijlagen bij de) vordering. Uit deze e-mailwisseling volgt onder meer dat de Pompestichting volhardt in haar intentie om schadevergoeding te vorderen.
Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat uit de vordering en de begeleidende e-mails voldoende kan worden afgeleid dat de Pompestichting zich als benadeelde partij in het geding heeft gevoegd en dat daartoe bevoegde personen de vordering hebben ingediend en (nader) gespecificeerd.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Dit geldt ook voor de door de benadeelde partij gevorderde loonkosten. Verdachte heeft de omvang van deze loonvordering tijdens de terechtzitting onvoldoende betwist, zodat de rechtbank uitgaat van het gevorderde bedrag.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de schade aan het hekwerk en de loonkosten (tot een hoogte van € 1.544,88) kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 29 september 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

9.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

(99-001239-21)
De rechtbank Amsterdam heeft verdachte op 7 oktober 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Op 3 juli 2021 is verdachte voorwaardelijk in vrijheid gesteld, waarbij als algemene voorwaarde is gesteld dat verdachte zich tijdens de gestelde proeftijd van één jaar niet schuldig maakt aan het plegen van een strafbaar feit. De periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 300 dagen.
De officier van justitie vordert volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel dat de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk wordt herroepen. De voorwaardelijke invrijheidstelling liep bijna af en er moet rekening worden gehouden met de jonge leeftijd van verdachte, zijn achtergrond en de straf die in de hoofdzaak wordt opgelegd.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Dat de proeftijd bijna ten einde was, is daarbij niet relevant. Er is niet gebleken van dusdanig zwaar wegende persoonlijke omstandigheden dat matiging van de toe te wijzen vordering in de rede ligt. De rechtbank zal de vordering daarom geheel toewijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 57, 191 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vierentwintig (24) maandenen beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Pompestichting van € 1.544,88 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
 wijst de vordering toe en beveelt dat de vrijheidsstraf, die als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 300 dagen gevangenisstraf, moet worden ondergaan (zaaknummer v.i.: 99-001239-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 4 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.