In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die sinds 10 september 2013 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 55-65%. Het UWV had op 29 juni 2020 aan eiseres medegedeeld dat haar uitkering per 1 februari 2020 zou wijzigen naar 80-100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na een herbeoordeling op verzoek van de (ex-)werkgever, heeft het UWV op 25 februari 2021 besloten dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 9 april 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat eiseres niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit, aangezien dit voor haar gunstig was. De rechtbank heeft vervolgens de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 9 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reden was om meer beperkingen aan te nemen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed, omdat zij in het ongelijk is gesteld.