ECLI:NL:RBGEL:2022:5930

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/05/405567 / FA RK 22-1926
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over naamgebruik van kinderen in het kader van ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over het gebruik van de voornamen van hun kinderen. De vader verzocht de rechtbank te bepalen dat de moeder de kinderen moest noemen bij hun officiële namen en hen zo moest voorstellen aan derden. De moeder daarentegen wilde beide culturen van de kinderen tot uiting laten komen door het gebruik van een Nederlandse roepnaam naast hun officiële Afrikaanse namen. De rechtbank oordeelde dat het geschil over het naamgebruik van de kinderen valt onder het ouderlijk gezag, zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank benadrukte dat het niet aan de moeder is om de voornaam van de kinderen eenzijdig te wijzigen en dat het belangrijk is dat de kinderen consistent worden aangesproken, ongeacht bij welke ouder zij zijn. De rechtbank wees het primaire verzoek van de vader af, omdat het verzoek niet leent voor opname in het dictum en geen rechtsverhouding tussen partijen vaststelt. De rechtbank bepaalde dat de kinderen bij alle instanties moeten worden geregistreerd onder hun officiële namen, zoals vermeld in de geboorteaktes, en verklaarde deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank wees ook het verzoek van de vader tot een verklaring voor recht af, omdat dit niet relevant is voor de rechtsverhouding tussen partijen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/405567 / FA RK 22-1926
Datum uitspraak: 20 oktober 2022
beschikking geschil ouderlijk gezag
in de zaak van
[naam vader], hierna de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen
tegen
[naam moeder], hierna de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. E. Maalsen te Nijmegen

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de vader, ingekomen op 28 juni 2022,
- het verweerschrift van de moeder van 14 juli 2022,
- het F9-formulier van de vader van 3 oktober 2022 met brief en bijlage 6-8,
- het F9-formulier van de vader van 5 oktober 2022 met brief en aanpassing van het verzoek.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 7 oktober 2022 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. J.W.C. Giebels,
- de moeder, bijgestaan door mr. E. Maalsen,
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen drie kinderen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
Ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt (na wijziging), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair te bepalen dat de moeder gehouden is de kinderen te noemen bij hun officiële namen [voornaam kind 1] , [voornaam kind 2] en [voornaam kind 3] en hen aan derden op deze wijze voor te stellen,
  • subsidiair te bepalen dan wel voor recht te verklaren dat partijen de kinderen bij alle instanties, waaronder niet limitatief opgesomd de school, de huisarts, het ziekenhuis, de (ziektekosten)verzekeringsmaatschappij, de tandarts en sportclubs voorstellen met en laten registreren onder hun namen zoals vermeld in de geboorteaktes, te weten [voornaam kind 1] , [voornaam kind 2] en [voornaam kind 3] , dan wel een zodanige beslissing omtrent het gebruik van de namen van de kinderen te nemen als de rechtbank juist acht.
3.2.
De moeder voert verweer en concludeert tot afwijzing.

4.De beoordeling

Waar gaat het over?
4.1.
Partijen zijn het niet eens over het gebruik van de voornamen van hun kinderen. De man wenst dat de officiële namen van de kinderen worden gebruikt in hun dagelijks leven en voor de registratie bij organisaties en instanties. De vrouw wenst beide culturen van de kinderen tot uiting te brengen door het gebruik van een Nederlandse (roep)naam naast hun officiële Afrikaanse namen.
Wat vindt de rechtbank?
4.2.
De rechtbank zal beslissen dat partijen de kinderen bij alle instanties, waaronder (maar niet uitsluitend) de school, de huisarts, het ziekenhuis, de (ziektekosten)verzekeringsmaatschappij, de tandarts en sportclubs voorstellen met en laten registreren onder hun namen zoals vermeld in de geboorteaktes, te weten [voornaam kind 1] , [voornaam kind 2] en [voornaam kind 3] . De rechtbank zal uitleggen waarom.
4.3.
Artikel 1:247 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder omvat zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder de verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het minderjarig kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid
(lid 2).
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het naamgebruik van de kinderen onderdeel uitmaakt van het ouderlijk gezag. Het naamgebruik valt onder de in artikel 1:247 BW genoemde ‘zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn’ en ‘het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid’.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het geschil tussen de ouders over het gebruik van de voornaam van hun kinderen gekwalificeerd kan worden als een geschil omtrent (de invulling van) het ouderlijk gezag zoals bedoeld in artikel 1:253a BW. De rechtbank dient bij zo’n geschil een beslissing te nemen waarbij het belang van het kind voorop staat.
4.5.
De ouders hebben bij de geboorte van hun kinderen samen gekozen voor een bepaalde naam voor hun kinderen. De moeder stelt dat de vader de namen van de kinderen heeft bepaald en zij daar weinig tot geen inspraak in heeft gehad. Dit is door de vader betwist. Of dit nu klopt of niet, de rechtbank is van oordeel dat het niet aan de moeder is om de voornaam van de kinderen eenzijdig te wijzigen door een andere (roep)naam te gaan gebruiken in het dagelijks leven van de kinderen. Het is niet in het belang van de kinderen dat zij als zij bij hun moeder zijn anders worden aangesproken dan wanneer zij bij hun vader zijn. Daardoor zouden zij namelijk het gevoel kunnen krijgen dat zij hun identiteit moeten aanpassen afhankelijk van waar zij verblijven. De rechtbank vindt het zorgelijk dat deze discussie al zo lang speelt tussen partijen. Het naamgebruik komt al terug in het Raadsrapport van 3 juni 2020 en is onderwerp van gesprek geweest in het traject Ouderschap na Scheiding bij Entréa Lindenhout.
4.6.
Voor de beslissing van de rechtbank speelt het culturele aspect geen rol. Namens de vader is in het verzoekschrift gesteld dat de moeder door het gebruik van Nederlandse namen het Afrikaanse deel van de identiteit van de kinderen afwijst, terwijl de moeder stelt dat zij hiermee juist ruimte geeft aan beide culturen.
De rechtbank acht - net zoals namens de vader tijdens de zitting is gesteld - het onderscheid tussen Afrikaanse of Nederlandse namen niet relevant. De rechtbank acht het net zo schadelijk als partijen hun kind de voornaam ‘Tim’ hadden gegeven en één van de ouders vervolgens eenzijdig besluit het kind ‘Peter’ te gaan noemen. Voor de rechtbank staat voorop dat partijen als ouders de plicht hebben om de identiteitsontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling van hun kinderen te bevorderen. Het gaat in essentie over de identiteit van het kind en de gezamenlijke plicht van de ouders om als gezaghebber op een goede manier invulling aan te geven aan hun taak om hun kinderen op een goede manier op te laten groeien.
Afwijzing primaire verzoek
4.7.
De rechtbank wijst het primaire verzoek van de vader af. Het verzoek om te bepalen dat de moeder gehouden is om de kinderen bij hun officiële namen te noemen en hen zo te introduceren bij derden, is naar het oordeel van de rechtbank geen verzoek dat zich leent voor opname in het dictum, omdat dit niet tot een in rechte afdwingbaar dictum leidt.
Geen verklaring voor recht
4.8.
De rechtbank wijst ook het verzoek van de vader tot een verklaring voor recht af. Een verklaring voor recht ziet namelijk op het bindend vaststellen van een rechtsverhouding tussen partijen, dan wel het preciseren van die rechtsverhouding. Een verklaring voor recht over het gebruik van de voornaam van de kinderen stelt geen rechtsverhouding vast. Het naamgebruik leent zich dan ook niet voor een verklaring voor recht.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat partijen de kinderen bij alle instanties, waaronder (maar niet uitsluitend) de school, de huisarts, het ziekenhuis, de (ziektekosten)verzekeringsmaatschappij, de tandarts en sportclubs voorstellen met en laten registreren onder hun namen zoals vermeld in de geboorteaktes, te weten [voornaam kind 1] , [voornaam kind 2] en [voornaam kind 3] ;
5.2.
verklaart onderdeel 5.1 uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.S.M. Bak, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.