ECLI:NL:RBGEL:2022:5924

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/05/399948 / HA ZA 22-76
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen onderaannemer en hoofdaannemer over meerwerk en nakoming waarschuwingsverplichting

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een onderaannemer, [eiser], en een hoofdaannemer, [gedaagde], over de betaling van facturen voor uitgevoerde werkzaamheden. [eiser] heeft als loodgieter werkzaamheden verricht voor [gedaagde] in het kader van verschillende verbouwprojecten. De onderaannemer vordert betaling van een bedrag van € 31.187,30, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, voor werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd. De hoofdaannemer betwist de hoogte van de vorderingen en stelt dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn waarschuwingsplicht zoals bedoeld in artikel 7:755 BW. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiser], maar in het verzet dat [gedaagde] heeft ingesteld, wordt de ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen betwist. De rechtbank oordeelt dat [eiser] voldoende feiten heeft gesteld om aan te nemen dat hij recht heeft op betaling voor meerwerk, maar dat hij ook moet bewijzen dat hij voor bepaalde werkzaamheden opdracht heeft gekregen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling van de vorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/399948 / HA ZA 22-76
Vonnis in verzet van 2 november 2022
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. [onderneming eiser]
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J. de Groot te Amstelveen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. M.J.W. van Osch te Tiel.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 april 2022 en de daarin genoemde stukken
  • het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 augustus 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft in de vorm van eenmanszaak een onderneming op het gebied van loodgieterswerkzaamheden. [gedaagde] is een bouw/aannemingsbedrijf en is onder meer actief in het verbouwen en renoveren van particuliere woningen.
2.2.
In de periode eind 2020 - 2021 heeft [eiser] als onderaannemer loodgieterswerkzaamheden uitgevoerd in opdracht van [gedaagde] bij de volgende drie verbouwingsprojecten:
 [adres] (hierna: [project A] );
 [adres] (hierna: [project H] );
 [adres] (hierna: [project V] ).
[project A]
2.3.
Op 10 september 2020 heeft [eiser] een eerste offerte aan [gedaagde] uitgebracht met betrekking tot werkzaamheden voor het [project A] . Deze offerte vermeldt onder meer:

Ingevolge uw verzoek berekenden wij de prijs voor het verrichten van onderstaande werkzaamheden aan bovengenoemd perceel.
(…)
Het aanbrengen van de riolering tbv de watertoestellen in de kelder, de afvoeren mbt de nieuwe keuken, het vervangen van de afvoeren mbt de nieuwe (grote) badkamer alsmede de bestaande ontluchtings- en regenafvoerleiding, eea aangebracht zo dicht mogelijk tegen de draagconstructie. Deze nieuwe ontluchtings-en regenafvoerleiding aangebracht naar de nieuw te plaatsen dakuitbouw. Het aanbrengen van een nieuwe standleiding tbv de wandcloset op de begane grond, de nieuwe (kleine) badkamer op de 1ste verdieping en de badkamer op de 2de verdieping en door naar het dak als ontluchting.
Uitgevoerd in PVC buis en hulpstukken.
Deze werkzaamheden voor de somma van: € 4600,-
Het aanbrengen van het benodigde sanitair, zie sanitairlijst, exclusief sanitair.
Aangesloten op de water- en afvoerleidingen en correct werkend opgeleverd.
Deze werkzaamheden voor de somma van € 3960,-
(…)
In deze offerte is geen rekening gehouden met:
Btw,
Bouwkundige werkzaamheden,
Betonboringen,
Dakwerkzaamheden,
Regeling cv en vloerverwarming,
Vuilafvoer,
Parkeergeld en
Onvoorziene werkzaamheden.
(…)
2.4.
[eiser] heeft op 20 september 2020 een aanvullende offerte uitgebracht voor het leveren en aanbrengen van mechanische ventilatie ten behoeve van het toilet op de begane grond, de drie afzonderlijke badkamers en de gym. In deze offerte is onder meer vermeld:

De regeling heb ik niet opgenomen in deze offerte, dit zal iom de elektricien gedaan moeten worden, wel zijn beide ventilatoren geschikt om met afstandsbediening te regelen.”
2.5.
Bij e-mailbericht van 22 december 2020 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:

[naam 1] goedenavond
Hierbij overzicht meerwerk en offertes meerwerk
1 Boringen tbv gasleiding, waterleidingen en rioleringen 735,-
2 Meerprijs vvw begane grond 2965,-
3 Vervangen stalen riolering kelder 2x vuilwater, lx hwa 1462,-”
2.6.
Bij e-mailbericht van 24 mei 2021 (19:34 uur) heeft [gedaagde] gereageerd op de eindfactuur van [eiser] en heeft zij het volgende aan [eiser] geschreven:

Even de volgende punten ter verwerking,
(…)
3 Riool kelder is door jou tegen [opdrachtgever gedaagde] gezegd dat dit circa €500,- ging kosten. Hij verwacht dit nu dan ook. (in hoofdofferte kan ik opmaken dat alle riool vervangen wordt)
4. Boringen zijn eerder als f735,- opgegeven. Kan je die veranderen?
5, Aansluitmateriaal sanitair zouden [opdrachtgever gedaagde] en [opdrachtgever gedaagde] graag even specificatie van zien. Zij (en ik) waren hier niet van op de hoogte en dit had wellicht de sanitair leverancier moeten leveren
6. Dakwerk zou je voor mij doen zonder kosten door te berekenen, die graag laten vervallen
7. Sanitair stond niet in stelpost en is daarom niet te verrekenen.
8. Parkeergeld zijn [opdrachtgever gedaagde] en [opdrachtgever gedaagde] het niet mee eens, zij hadden een bezoekers pas kunnen geven en wij hebben als zelf ook vaak op de stoep gestaan dat vrij parkeren was.
(…)
Kan je dit verwerken dan kunnen we dit project financieel afsluiten.”
2.7.
Bij e-mailbericht van 24 mei 2021 (21:16 uur) heeft [eiser] gereageerd op de e-mail geciteerd onder 2.6 en heeft hij onder meer het volgende geantwoord:

(…)
3 Deze prijs van 500,- was voor 1 riolering in de grote kelder, later is de hemelwaterafvoer en vuilwaterriolering in het halletje en cv-ruimte ook vervangen en later nogmaals aangepast omdat de rioleringen door de cv-ruimte gemaakt moesten worden, dit is niet in de offerte opgenomen vandaar deze kosten.
4 735,- klopt maar er is er 1 bij gekomen tbv de buitenkraan, vandaar dat het nu 810,- geworden is.
5 Dit zijn alle aansluitkoppelingen bijv puntstukken, verlengbussen, muurplaten, chrome muurbuizen, flex slangen, kit en verdere aansluitmaterialen.
6 Er is ook dakwerk voor jou gedaan, maar het bovendek en de voor-en achterzijde van het dak 1ste verdieping is zo schandalig slecht gemaakt door jouw dakdekker dat ik deze extra kosten toch in rekening breng. Jouw marge van het vervangen van de cv-ketel (€ 500,) was hier zeker niet genoeg vandaar deze extra kosten mbt het dak. Er moet ook nog eea aan de uitbouw begane grond gedaan worden, want ook dit is door jouw dakdekker schandalig slecht gemaakt, deze kosten zijn berekend samen met de zinken hemelwaterafvoeren.
Er zijn 4 afstandsbedieningen geleverd, deze waren niet begroot (excl regelingen), staat ook in de offerte.
7 Voor het aanbrengen van het sanitair is 80 uur begroot, hier is door mij 108 uur aan gewerkt vandaar de meerprijs. Dit komt bijvoorbeeld door het continu veranderen van indelingen mbt de bad kamers, in badkamer 1 is bijvoorbeeld het grote wastafelmeubel opgeschoven en daardoor ook de inbouwreservoir van het toilet. De hoogte van de vloeren in de badkamers is steeds veranderd en niet gecommuniceerd daardoor is het plaatsen, aansluiten en op hoogte stellen van de doucheputten langer gaan duren.
In badkamer 3 is er niks volgens tekening gemaakt, hier is veel meer uren in gaan zitten om het sanitair te plaatsen. Tevens is door mij in badkamer 2 het wastafelmeubel x aangesloten, lx een tijdelijk meubel, toen 1x het verkeerd ingemeten meubel en als afsluiter nog een keer het juiste meubel. Hier is dus meer uren aan gewerkt en zo kom ik op de 28 uur extra werk.
(…)”
2.8.
Bij e-mailbericht van 24 mei 2021 (21:40 uur) heeft [gedaagde] aan [eiser] onder meer meegedeeld:

(…)
3. Laat maar zien dat dit niet in offerte zat ik kan het er niet uit opmaken. Ik keur deze dan ook af!
4. Dank voor de uitleg
5. Heb ik geen akkoord op gegeven. Niet akkoord.
6. Dit zou je gratis uitvoeren en ik ben niet op de hoogte gebracht van extra kosten
7. Hier ben ik niet van op de hoogte gebracht, het is en was immers geen verrekenbare post!
(…)
[project H]
2.9.
Op 20 september 2020 heeft [eiser] een offerte aan [gedaagde] uitgebracht met betrekking tot werkzaamheden voor het [project H] . Deze offerte vermeldt onder meer:

(…)
Ingevolge uw verzoek berekenden wij de prijs voor het verrichten van onderstaande werkzaamheden aan bovengenoemd perceel.
De werkzaamheden bestaan uit:
(…)
E Sanitair.
Het aanbrengen van het sanitair (zie sanitairlijst architect)
Deze werkzaamheden voor de somma van € 5000,- STELPOST
(ik heb 96 uur a €50,- en 200,- aansluitmateriaal gecalculeerd)
(…)”
2.10.
Op 11 maart 2021 (22:55 uur) heeft [eiser] aan [gedaagde] met betrekking tot het [project H] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Hierbij in de bijlage de uitsplitsing van de werkzaamheden, meer —en minderwerken etc etc.
Kijk hier even naar of je hier akkoord mee kunt gaan.
Nog te doen:
Bad plaatsen bk1l,
Wandcloset en fontein compleet toilet bg (doe ik as woensdag).
(…)
2.11.
Bij e-mailbericht van 28 april 2021 (11:30 uur) heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiser] meegedeeld:

(…)
Ik heb afgelopen maandag met [opdrachtgever gedaagde] de meer/minderwerken besproken, even de volgende punten/vragen,
1. Aansluitmateriaal sanitair snapte [opdrachtgever gedaagde][opdrachtgever van [gedaagde] , toevoeging rechtbank]
niet, kan je deze aan hem uitleggen?
2. Zand/cement primer snap ik niet waarom zit dit als je dit nodig had niet al in de hoofdofferte?
3. Sanitair 28 uur meerwerk was [opdrachtgever gedaagde] het niet mee eens, hij stelde voor om de helft te doen. (je mag ook niet meer dan 10% afwijken van een stelpost)
4. Vloerverwarming bgg kom ik niet mee uit. 1600,- in mindering is echt te weinig, dat zou minimaal 2500,- moeten zijn.
De rest van de meerwerken zijn goedgekeurd. Zou je me hier deze week even bericht op terug kunnen geven dan ga de factuur op akkoord gooien?
Alvast bedankt
2.12.
[eiser] heeft bij e-mailbericht van 28 april 2021 (16:47 uur) gereageerd op de e-mail geciteerd onder 2.11. Hij schrijft:
“(…)
Hierbij reactie op meer- en minderwerk.
1
Dit zijn chrome hoekstopkranen, afvoergarnituur, chrome verlengbusjes, aansluitkoppelingen tbv alle inbouwkrancn, doucheputten 2x etc etc.
2
Dit is primer die ik voor [opdrachtgever gedaagde] heb gehaald tbv het voorsmeren van de badkamervloeren, ik was bij de groothandel en heb dat toen voor hem mee genomen.
3
De extra uren zitten ook in de keuken aansluiten, bar aansluiten en de extra uren mbt het wastafelmeubel in badkamer 1, het bad en verder sanitair wat niet compleet en/of correct geleverd. Ik heb ook nog voor [opdrachtgever gedaagde] die waterontharder geplaatst
4
Ik heb echt maar 1600,- voor de vvw staan, ik zal een kopie van de offerte naar je mailen Ik ben btw best wel bereid om wat van de prijs af te halen hoor, dus ik bel je morgenmiddag hier wel even over op.
(…)

3.De vorderingen

3.1.
Bij inleidende dagvaarding vordert [eiser] in de hoofdzaak om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] :
I. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 31.187,30 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de respectievelijke factuurdata;
II. te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.086,87 exclusief btw; en
III. te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] vordert in het voorwaardelijk incident om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot het geven van inzage aan [eiser] in alle offertes, facturen en afrekeningen meer- en minderwerk met betrekking tot de projecten [project A] , [project H] en [project V] .
3.3.
Aan zijn vorderingen in de hoofdzaak legt [eiser] ten grondslag dat hij als onderaannemer op grond van diverse overeenkomsten van onderaanneming werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van hoofdaannemer [gedaagde] . Verschillende van de door [eiser] aan [gedaagde] toegezonden facturen zijn onbetaald gebleven. De incidentele vordering van [eiser] is ingesteld onder de voorwaarde dat op [eiser] bewijslast rust. [eiser] legt aan zijn incidentele vordering het bepaalde in artikel 843a Rv ten grondslag. Hij stelt er recht en belang bij te hebben inzage te krijgen in de offertes, facturen en afrekeningen van meer- en minderwerk tussen [gedaagde] en haar opdrachtnemers.
3.4.
In het door deze rechtbank op 19 januari 2022 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen verstekvonnis is [gedaagde] - onder meer - veroordeeld tot betaling van € 31.187,30 aan [eiser] . In het voorwaardelijk incident heeft de rechtbank overwogen dat de voorwaarde waaronder die vordering is ingesteld niet is vervuld, zodat de rechtbank die vordering niet heeft beoordeeld.
3.5.
Bij verzetdagvaarding van 8 februari 2022 vordert [gedaagde] vernietiging van het verstekvonnis en stelt zij zich op het standpunt dat [eiser] in de hoofdzaak alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen dan wel dat deze (gedeeltelijk) moeten worden afgewezen. [gedaagde] betwist de hoogte van verschillende door [eiser] gevorderde facturen; zo ontbreekt voor door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden een opdracht, heeft [eiser] niet aan zijn waarschuwingsplicht uit hoofde van artikel 7:755 BW voldaan en zijn diverse werkzaamheden nog niet opgeleverd. De incidentele inzagevordering moet volgens [gedaagde] worden afgewezen, de documenten waarvan inzage wordt gevorderd zijn niet relevant voor de beoordeling van de vraag of [eiser] aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan en [eiser] is geen partij in de rechtsbetrekking tussen [gedaagde] en haar opdrachtnemers, aldus [gedaagde] .

4.De beoordeling in de hoofdzaak

Ontvankelijkheid

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld. [gedaagde] kan dan ook in haar verzet worden ontvangen.
Vooraf
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij verschillende overeenkomsten van onderaanneming hebben gesloten. Op grond van deze overeenkomsten heeft [eiser] als onderaannemer (loodgieters)werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van hoofdaannemer [gedaagde] . Tussen partijen is in geschil of [eiser] aanspraak kan maken op de volledige betaling van een drietal facturen. De rechtbank zal hierna per afzonderlijk project de geschilpunten beoordelen. Gezien de punten die partijen verdeeld houden, zal de rechtbank eerst enkele algemene uitgangspunten bespreken.
4.3.
In artikel 7:750 BW is bepaald dat aanneming van werk de overeenkomst is waarbij de aannemer zich jegens de opdrachtgever verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld. Een aannemer kan er voor kiezen een deel van de werkzaamheden op te dragen aan een andere partij. In dat geval komt tussen de aannemer en deze andere partij een afzonderlijke overeenkomst van aanneming tot stand. Indien een onderaannemer de aan hem opgedragen werkzaamheden heeft uitgevoerd en opgeleverd, dan maakt de onderaannemer aanspraak op betaling van zijn werkzaamheden. In beginsel komen enkel die werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking die aan de onderaannemer zijn opgedragen.
4.4.
Artikel 7:755 BW bevat een regeling ten aanzien van meerwerk. De eerste volzin van dit artikel bepaalt dat in geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Uit de wetgeschiedenis bij dit artikel volgt dat het antwoord op de vraag of de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had behoren te begrijpen, grotendeels afhangt van de vraag hoeveel deskundigheid de aannemer bij zijn wederpartij mocht verwachten. De wetgever merkt hierover in de wetgeschiedenis nog het volgende op: “
Dit betekent dat bij een werk ‘onder directie’ de opdrachtgever niet gemakkelijk een beroep op dit artikel zal kunnen doen; nog minder – bij onderaanneming – de hoofdaannemer tegenover de onderaannemer” (
Kamerstukken II1992/93, 23095, 3, p. 23 MvT).
4.5.
Indien een (onder)aannemer aanspraak wenst te maken op vergoeding van meerwerk, dan geldt nog het volgende. Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dat de (onder)aannemer voldoende feiten moet stellen – en bij betwisting moet bewijzen – dat de betreffende werkzaamheden meerwerk betreffen en niet onder de aangenomen werkzaamheden vallen en dat voor de werkzaamheden een meerwerkopdracht is verstrekt.
[project A]
4.6.
[eiser] vordert van [gedaagde] betaling van € 11.198,30 in verband met werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd ten behoeve van [project A] . Ter onderbouwing van zijn vordering wijst [eiser] op de eindfactuur die hij op 12 april 2021 aan [gedaagde] heeft verstrekt. Na verrekening van diverse meer/minderwerken sluit deze factuur op een totaalbedrag van € 32.408,30. [gedaagde] heeft aan [eiser] reeds een bedrag betaald van € 20.260,00. Aangezien [eiser] en [gedaagde] op 21 juli 2022 zijn overeengekomen dat [eiser] zijn vordering vermindert met € 950,00 in verband met schade die is ontstaan wegen het foutief aansluiten van een kraan, bedraagt het openstaande bedrag nog € 11.198,30.
4.7.
De eindfactuur die [eiser] heeft uitgereikt bevat een uitsplitsing van de volgende meerwerkposten:
1.
Meerwerk mech ventilatie
€ 2.072,00
2.
Vloerverwarming bg
€ 2.665,80
3.
Rioleringen kelder
€ 1.462,00
4.
Boringen
€ 810,00
5.
Aansluitmateriaal sanitair
€ 394,50
6.
4x afstandsbediening mech vent.
€ 252,00
7.
Dompelpomp kelder
€ 280,00
8.
Dakwerk
€ 1.400,00
9.
Sanitair 28 uur meerwerk
€ 1.400,00
10.
Dakwerk en zinken hwa’s (nog uit te voeren)
€ 1.700,00
11.
Parkeergeld
€ 712,00
4.8.
Partijen verschillen van mening over de vraag of verschillende gefactureerde meerwerkposten voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking komen. De rechtbank zal hierna iedere afzonderlijke meerwerkpost bespreken aan de hand van de stellingen van partijen.
Meerwerkposten 1 en 2 - Mech ventilatie (€ 2.072,00) en Vloerverwarming bg (€ 2.665,80)
4.9.
[gedaagde] betwist de omvang van deze meerwerkposten niet en voert hiertegen ook geen verweer. [gedaagde] moet deze meerwerkposten dus aan [eiser] voldoen.
Meerwerkpost 3 - Rioleringen kelder (€ 1.462,00)
4.10.
[eiser] stelt dat hij van de opdrachtgever van [gedaagde] in het bijzijn van de heer Wijnja, de statutair directeur van [gedaagde] , de opdracht heeft gekregen om twee vuilwaterrioleringsbuizen en een hemelwaterafvoerbuis in de kelder te vervangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] hierover aanvullend verklaard dat de indeling van de kelder gedurende het project is gewijzigd. Vanwege de veranderende indeling bleken drie rioleringspijpen in de weg te zitten en moesten deze worden verplaatst en vervangen. [gedaagde] betwist de omvang van deze meerwerkpost niet en evenmin betwist zij dat de gefactureerde werkzaamheden door [eiser] zijn uitgevoerd. [gedaagde] betoogt dat [eiser] deze post niet afzonderlijk kan opvoeren, omdat in de eerste offerte van 10 september 2020 al akkoord is gegeven voor ‘
(h)et aanbrengen van de riolering tbv de watertoestellen in de kelder’. Alle rioleringswerkzaamheden in de kelder zijn dan ook inbegrepen in de oorspronkelijke aanneemsom, aldus [gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] tot slot betwist opdracht te hebben gegeven aan [eiser] voor het verrichten van aanvullende rioleringswerkzaamheden in de kelder. Zij voert aan dat [eiser] die opdracht kennelijk rechtstreeks van de heer N. van Lenthe (de opdrachtgever van [gedaagde] ) heeft gekregen.
4.11.
De rechtbank oordeelt als volgt. Als onbetwist neemt de rechtbank aan dat de rioleringswerkzaamheden, die zijn genoemd in de e-mail die [eiser] op 22 december 2020 aan [gedaagde] heeft verzonden, zijn uitgevoerd. Deze werkzaamheden hadden betrekking op het vervangen van twee vuilwaterleidingen en een hemelwaterafvoer. Als niet betwist neemt de rechtbank tevens als vaststaand aan dat het hier ging om het vervangen van reeds aanwezige riolering en niet om het plaatsen van nieuwe riolering. Deze werkzaamheden betreffen naar het oordeel van de rechtbank dan ook andere werkzaamheden dan genoemd in de offerte van 10 september 2020. Het betoog van [gedaagde] dat de betreffende werkzaamheden reeds waren inbegrepen in de offerte van 10 september 2020 gaat dan ook niet op. Aangezien [gedaagde] betwist dat opdracht is gegeven voor deze werkzaamheden, is niet vast komen te staan dat [eiser] opdracht heeft gekregen tot het vervangen van twee vuilwaterrioleringsbuizen en een hemelwaterafvoerbuis in de kelder. Het is daarom aan [eiser] om te bewijzen dat hij van [gedaagde] hiertoe een opdracht heeft gekregen. De rechtbank zal [eiser] hiertoe in de gelegenheid stellen.
Meerwerkpost 4 - boringen (€ 810,00)
4.12.
[gedaagde] erkent opdracht te hebben gegeven voor het verrichten van diverse boringen. Volgens [gedaagde] was met deze opdracht een aanneemsom gemoeid van € 735,00. Het meerdere (€ 75,00) komt niet voor vergoeding in aanmerking, aldus [gedaagde] .
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde] betwist niet dat zij € 735,00 aan [eiser] verschuldigd is in verband met diverse boorwerkzaamheden. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] te betalen. Partijen verschillen van mening of [gedaagde] ook gehouden is om € 75,00 aan [eiser] te betalen in verband met het boren van een gat voor een buitenkraan. De hoogte van dit bedrag is door [gedaagde] niet betwist. [gedaagde] erkent dat een buitenkraan is geplaatst, maar betwist dat zij aan [eiser] opdracht heeft verstrekt om hiervoor een boring te verrichten. De rechtbank ziet in het procesdossier geen opdrachtverstrekking aan [eiser] voor het plaatsen van een buitenkraan of het boren van een gat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] ook niet nader toegelicht wanneer hij hiervoor een opdracht kreeg van [gedaagde] . Gezien de betwisting door [gedaagde] is dan ook niet komen vast te staan dat aan [eiser] door [gedaagde] hiervoor opdracht is verstrekt. Het is daarom aan [eiser] om te bewijzen dat hij van [gedaagde] de opdracht heeft gekregen tot het boren van een gat voor een buitenkraan. De rechtbank zal [eiser] hiertoe in de gelegenheid stellen.
Meerwerkpost 5 - Aansluitmateriaal sanitair (€ 394,50)
4.14.
[gedaagde] betwist dat sprake is van meerwerk. Ook voert zij het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor deze meerwerkpost. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende feiten heeft gesteld dat sprake is van meerwerk dat [gedaagde] moet vergoeden. In een e-mail die [eiser] op 24 mei 2021 (21:16 uur) aan [gedaagde] heeft verstuurd schrijft [eiser] dat deze meerwerkpost betrekking heeft op “
alle aansluitkoppelingen bijv puntstukken, verlengbussen, muurplaten, chrome muurbuizen, flex slangen, kit en verdere aansluitmaterialen.” Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] deze meerwerkpost niet nader toegelicht. Zonder nadere toelichting neemt de rechtbank niet aan dat sprake is van toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk, die in opdracht van [gedaagde] zijn uitgevoerd. Bovendien wijst [gedaagde] er naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat in de offerte van 10 september 2020 is opgenomen dat het aanbrengen en aansluiten van het sanitair tegen een vaste prijs van € 3.960,00 zou worden uitgevoerd. Als onweersproken neemt de rechtbank daarom aan dat al het benodigde aansluitmateriaal reeds is begrepen in deze door [gedaagde] geaccepteerde vaste prijs.
4.15.
Om deze redenen wijst de rechtbank deze meerwerkpost af.
Meerwerkpost 6 - 4x afstandsbediening mech vent. (€ 252,00)
4.16.
[gedaagde] betwist niet dat [eiser] vier afstandsbedieningen heeft geleverd. Evenmin heeft [gedaagde] de omvang van deze meerwerkpost betwist. Ter zitting heeft [gedaagde] betwist dat zij aan [eiser] opdracht heeft gegeven voor het leveren van vier afstandsbedieningen. Als verweer beroept [gedaagde] zich op de omstandigheid dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd in de zin van artikel 7:755 BW voor deze meerwerkpost.
4.17.
De rechtbank overweegt dat in de tweede offerte van 20 september 2020 is opgenomen dat er geen regeling voor de mechanische ventilatie is geoffreerd, omdat dit nog overlegd moest worden met de elektricien. Gezien de betwisting van [gedaagde] is niet vast komen te staan dat [gedaagde] aan [eiser] een opdracht heeft verstrekt tot het leveren van vier afstandsbedieningen. Het is dan ook aan [eiser] om te bewijzen dat hij van [gedaagde] hiertoe opdracht heeft gekregen. De rechtbank zal [eiser] hiertoe in de gelegenheid stellen.
4.18.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor dit meerwerk passeert de rechtbank. Van meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW is immers geen sprake.
Meerwerkpost 7 - Dompelpomp kelder (€ 280,00)
4.19.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat deze meerwerkpost voor vergoeding door haar in aanmerking komt. [gedaagde] dient deze post dus aan [eiser] te voldoen.
Meerwerkpost 8 – Dakwerk (€1.400,00)
4.20.
[gedaagde] betwist de omvang van deze meerwerkpost niet. Zij voert enkel het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor deze meerwerkpost. Uit het procesdossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling leidt de rechtbank af dat aan [eiser] in afwijking van de door hem geoffreerde werkzaamheden, aanvullende werkzaamheden zijn opgedragen die kwalificeren als meerwerk. Het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor deze meerwerkpost passeert de rechtbank. Gezien de verhouding hoofdaannemer – onderaannemer, gaat de tenzij-clausule van artikel 7:755 BW op. Dit betekent dat [eiser] [gedaagde] niet heeft hoeven wijzen op de noodzaak van een prijsverhoging, omdat [gedaagde] die noodzaak uit haarzelf had moeten begrijpen. [gedaagde] dient deze kostenpost dan ook te voldoen.
Meerwerkpost 9 - Sanitair 28 uur meerwerk (€ 1.400,00)
4.21.
[gedaagde] betwist dat sprake is van meerwerk. Volgens [gedaagde] zijn partijen een vaste aanneemsom overeengekomen voor het installeren en aansluiten van het sanitair. Voor zover sprake zou zijn van meerwerk, voert [gedaagde] het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor deze meerwerkpost.
4.22.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat partijen een vaste prijs zijn overeengekomen voor het plaatsen en aansluiten van het sanitair. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de tekst van de door [eiser] op 20 september 2020 opgestelde offerte. De omstandigheid dat een vaste prijs is overeengekomen, betekent echter niet dat [eiser] niet meer mag factureren dan de overeengekomen vaste prijs. Immers, artikel 7:755 BW bepaalt uitdrukkelijk dat in geval van meerwerk de (onder)aannemer aanspraak kan maken op een aanvullende vergoeding. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] voldoende feiten heeft gesteld om aan te nemen dat sprake is van meerwerk. Deze feiten zijn onvoldoende gemotiveerd door [gedaagde] betwist. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat [eiser] meer werkzaamheden heeft moeten uitvoeren vanwege (i) veranderingen in de indeling van de drie badkamers, (ii) wijzigingen in de vloerhoogte van de badkamers en (iii) een (niet door [eiser] ) foutief ingemeten wastafelmeubel.
4.23.
Het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor deze meerwerkpost passeert de rechtbank op dezelfde grond als hiervoor is overwogen onder 4.20. Aangezien [gedaagde] de omvang van deze kostenpost niet heeft betwist, zal zij het gevorderde bedrag dan ook moeten voldoen.
Meerwerkpost 10 - Dakwerk en zinken hwa’s (€ 1.700,00)
4.24.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat deze werkzaamheden betrekking hadden op het dak van de geplaatste uitbouw. Mondeling hadden partijen die werkzaamheden begroot op € 500,00. Dat bedrag zou door [eiser] niet in rekening worden gebracht bij [gedaagde] . De werkzaamheden bleken veel omvangrijker te zijn en er moesten ook nog drie zinken hemelwaterafvoeren worden geplaatst, aldus [eiser] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat aan [eiser] opdracht is verleend tot het verrichten van dakwerkzaamheden aan de uitbouw. Ook heeft [gedaagde] erkend dat de omvang van die werkzaamheden door partijen werd begroot op € 500,00 en dat dat bedrag door [eiser] niet zou worden gefactureerd aan [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat zij opdracht heeft verleend voor het plaatsen van drie zinken hemelwaterafvoeren. [gedaagde] voert bovendien het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd dat hij meer werkzaamheden zou verrichten dan begroot.
4.25.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde] betwist de omvang van deze meerwerkpost niet. De rechtbank stelt vast dat gezien de erkenning door [gedaagde] aan [eiser] de opdracht is verstrekt om dakwerkzaamheden uit te voeren aan de geplaatste uitbouw. Gezien de betwisting door [gedaagde] staat echter niet vast dat aan [eiser] ook de opdracht is verstrekt om drie zinken hemelwaterafvoeren aan te leggen. Het is dan ook aan [eiser] om te bewijzen dat hij van [gedaagde] hiertoe de opdracht heeft gekregen. De rechtbank zal [eiser] hiertoe in de gelegenheid stellen.
Op grond van de overweging genoemd onder 4.20, passeert de rechtbank het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor meerwerk.
4.26.
[eiser] heeft in haar eindfactuur geen uitsplitsing gemaakt tussen de dakwerkzaamheden en de kosten die betrekking hebben op de plaatsing van drie zinken hemelwaterafvoeren. Aangezien [gedaagde] in ieder geval de kosten voor de werkzaamheden aan het dak dient te voldoen, zal [eiser] in de gelegenheid worden gesteld om de omvang van de door hem uitgevoerde werkzaamheden aan het dak te specificeren.
Meerwerkpost 11 – Parkeergeld (€ 712,00)
4.27.
[gedaagde] betwist de omvang van deze meerwerkpost niet. Zij voert enkel het verweer dat [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd voor deze meerwerkpost. Dit verweer passeert de rechtbank, van meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW is immers geen sprake.
Resumerend
4.28.
Uit het voorgaande volgt dat bij eindvonnis [gedaagde] in ieder geval zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 9.264,80. De rechtbank zal bij eindvonnis meerwerkpost 5 (
aansluitmateriaal sanitair) afwijzen. [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld om de omvang van de werkzaamheden die hij heeft verricht m.b.t. het dak van de gerealiseerde uitbouw nader te specificeren en te onderbouwen. Die werkzaamheden komen voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking
4.29.
Verder zal de rechtbank [eiser] in de gelegenheid stellen om te bewijzen dat hij van [gedaagde] opdracht heeft gekregen om:
n de kelder drie rioleringsbuizen te vervangen, zijnde twee vuilwaterleidingen en een hemelwaterafvoer,
een gat te boren in verband met het plaatsen van een buitenkraan,
vier afstandsbedieningen te leveren ten behoeve van de mechanische ventilatie, en
drie zinken hemelwaterafvoeren aan te leggen bij de gerealiseerde uitbouw.
[project H]
4.30.
[eiser] vordert van [gedaagde] betaling van € 7.421,00. Ter onderbouwing van zijn vordering wijst [eiser] op de eindfactuur die hij op 12 april 2021 aan [gedaagde] heeft toegezonden. Na verrekening van diverse meer/minderwerkzaamheden sluit deze factuur op een totaalbedrag van € 49.241,00. [gedaagde] heeft aan [eiser] reeds een bedrag betaald van € 42.000,00.
4.31.
De eindfactuur bevat een uitsplitsing van twaalf meerwerkposten. Deze uitsplitsing is eerder op 11 maart 2021 door [eiser] per e-mail aan [gedaagde] toegezonden. Deze uitsplitsing bevat de volgende posten:
1.
Meerprijs boringen
€ 1.045,00
2.
Mechanische ventilatie
€ 1.672,00
3.
Elektrische vvw
€ 2.925,00
4.
Aansluitmateriaal sanitair 627,- (200,- geoffreerd)
€ 427,00
5.
Zandcement en primer
€ 148,00
6.
Electrische radiator in hal bg
€ 819,00
7.
Mech ventilatie toilet bg
€ 153,00
8.
Afvoer/pomp tbv afvoer ovens
€ 367,00
9.
Mech ventilatie badkamer 2
€ 501,00
10.
4 wandclosets uitgewisseld en aansluitsets vervangen
€ 363,00
11.
Boringen 2x MV, 1x VVW en 1x pomp
€ 295,00
12.
Sanitair 124 uur (geoffreerd 96) 28 uur meerwerk
€ 1.400,00
4.32.
[gedaagde] verweert zich tegen de vordering van [eiser] en betoogt dat [eiser] haar niet heeft gewaarschuwd ten aanzien van deze meerwerkposten. Ook heeft nog geen oplevering plaatsgevonden van de werkzaamheden die [eiser] heeft uitgevoerd.
4.33.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde] betwist niet dat [eiser] de genoemde werkzaamheden heeft uitgevoerd. Ook betwist [gedaagde] de omvang van de gefactureerde bedragen niet. De rechtbank passeert daarnaast grotendeels het verweer van [gedaagde] dat [eiser] niet heeft gewaarschuwd alvorens hij tot uitvoering van meerwerk is overgegaan. Nadat [eiser] op 11 maart 2021 een uitsplitsing met daarop het meerwerk aan [gedaagde] heeft toegestuurd, heeft [gedaagde] op 28 april 2021 (11:30 uur) daarop gereageerd. [gedaagde] schrijft aan [eiser] :

Ik heb afgelopen maandag met [opdrachtgever gedaagde] de meer/minderwerken besproken, even de volgende punten/vragen,
1.
Aansluitmateriaal sanitair snapte [opdrachtgever gedaagde] niet, kan je deze aan hem uitleggen?
2.
Zand/cement primer snap ik niet waarom zit dat als je nodig had niet al in de hoofdofferte?
3.
Sanitair 28 uur meerwerk was [opdrachtgever gedaagde] het net[de rechtbank begrijpt niet]
mee eens hij stelde voor om de helft te doen. (je mag ook nier meer dan 10% afwijken van een stelpost)
(…)
De rest van de meerwerken zijn goedgekeurd. Zou je me hier deze week even bericht op terug kunnen geven dan ga de factuur op akkoord gooien?”
4.34.
Uit deze e-mail volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat in ieder geval negen door [eiser] opgevoerde meerwerkposten zijn goedgekeurd door [gedaagde] en haar opdrachtgever. Deze negen posten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking. Of [eiser] met betrekking tot deze negen meerwerkposten al dan niet heeft gewaarschuwd kan dan ook verder in het midden blijven. De rechtbank zal hierna afzonderlijk de drie meerwerkposten bespreken, die niet zijn goedgekeurd door [gedaagde] en haar opdrachtgever.
Meerwerkpost 4 - aansluitmateriaal sanitair (€ 427,00)
4.35.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] ten aanzien van het aanbrengen van sanitair in de door [gedaagde] geaccepteerde offerte een stelpost heeft opgenomen. [eiser] heeft geoffreerd dat het sanitair wordt geplaatst voor een bedrag van € 5.000,00. Deze stelpost is opgebouwd uit € 4.800,00 (arbeidsloon) en € 200,00 (aansluitmateriaal). Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] nagelaten te onderbouwen waarom hij substantieel meer kosten heeft gemaakt voor aansluitmaterialen ten behoeve van het sanitair. Ook heeft [eiser] nagelaten te onderbouwen waarom het als stelpost opgenomen bedrag van € 200,00 ontoereikend zou zijn. Om deze reden neemt de rechtbank niet aan dat sprake is van meerwerk omdat deze kosten het gevolg zijn van toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk die in opdracht van [gedaagde] zijn uitgevoerd.
4.36.
Om deze redenen zal de rechtbank deze meerwerkpost afwijzen.
Meerwerkpost 5 - Zandcement en primer (€ 148,00)
4.37.
[eiser] heeft op 28 april 2021 deze kostenpost per e-mail toegelicht aan [gedaagde] . Op verzoek van een medewerker van [gedaagde] heeft [eiser] deze producten bij de groothandel heeft meegenomen. Ten aanzien van deze zaken is geen sprake van toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk, zodat het bepaalde in artikel 7:755 BW op deze post niet van toepassing is. Aangezien [gedaagde] deze post inhoudelijk niet heeft betwist, komt de opgevoerde post voor vergoeding in aanmerking.
Meerwerkpost 12 - Sanitair 124 uur (geoffreerd 96) 28 uur meerwerk (€ 1.400,00)
4.38.
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.35 overwogen dat [eiser] ten aanzien van het aanbrengen van sanitair een stelpost heeft opgenomen, waarin hij € 4.800,00 heeft geoffreerd voor arbeidsloon. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] onvoldoende feiten gesteld dat sprake is van meerwerk dat voor vergoeding in aanmerking komt. In antwoord op de e-mail geciteerd onder overweging 4.33 schrijft [eiser] aan [gedaagde] dat de gefactureerde extra uren zitten in: “
de keuken aansluiten, bar aansluiten en de extra uren mbt het wastafelmeubel in badkamer 1, het bad en verder sanitair wat niet compleet en/of correct [is] geleverd. Ik heb ook nog voor [opdrachtgever gedaagde] die waterontharder geplaatst.”Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volgt uit deze toelichting niet dat [eiser] meer werkzaamheden heeft verricht vanwege toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk die in opdracht van [gedaagde] zijn uitgevoerd. Gelet op de opmerking van [gedaagde] in haar e-mail van 28 april 2021 dat de opdrachtgever van [gedaagde] het niet eens is met de gefactureerde 28 uren aan werkzaamheden, had van [eiser] verwacht mogen worden onderbouwd toe te lichten dat sprake is van meerwerk dat voor vergoeding in aanmerking komt. Dit heeft [eiser] nagelaten.
4.39.
[gedaagde] stelt zich tot slot nog op het standpunt dat de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden nog niet zijn opgeleverd. Om die reden schort [gedaagde] iedere betaling aan [eiser] op m.b.t [project H] . De rechtbank passeert het beroep op opschorting op grond van het volgende.
4.40.
Artikel 7:758 lid 1 BW bepaalt dat: “
indien de aannemer te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd en de opdrachtgever het werk niet binnen een redelijke termijn keurt en al dan niet onder voorbehoud aanvaardt dan wel onder aanwijzing van de gebreken weigert, wordt de opdrachtgever geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd.Uit de omstandigheden dat [eiser] aan [gedaagde] op 12 april 2021 een eindfactuur heeft verzonden voor de door hem uitgevoerde werkzaamheden en dat de opdrachtgevers van [gedaagde] de gerenoveerde woning nadien hebben betrokken, volgt genoegzaam dat [eiser] aan [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat het werk klaar was. Onweersproken heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] het werk sindsdien niet heeft gekeurd of heeft aanvaard onder voorbehoud dan wel heeft geweigerd onder aanwijzing van de gebreken. Vanwege dit nalaten en het lange tijdsverloop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van stilzwijgende aanvaarding. Vanwege deze aanvaarding geldt het werk van [eiser] als opgeleverd.
Resumerend
4.41.
[gedaagde] dient met betrekking tot het [project H] aan [eiser] een bedrag te betalen van: (€ 7.421,00 - € 427,00 - € 1.400,00 =) € 5.594,00. De rechtbank zal bij eindvonnis [gedaagde] veroordelen dit bedrag te betalen.
[project V]
4.42.
[eiser] vordert van [gedaagde] betaling van € 12.748,00. Ter onderbouwing van zijn vordering wijst [eiser] op de factuur die hij op 12 mei 2021 aan [gedaagde] heeft verzonden. Het betreft een derde termijnfactuur. [eiser] stelt dat hij reeds werkzaamheden heeft verricht ten belope van € 24.748,00. [gedaagde] heeft aan [eiser] in twee termijnen eerder al een bedrag betaald van € 12.000,00.
4.43.
In de factuur zijn de volgende posten opgenomen:
1.
Zinkwerk en hwa (incl loon)
€ 8.000,00
2.
Airco compleet (incl loon)
€ 6.400,00
3.
Pompput
€ 2.864,00
4.
Persleiding en riolering inpandig
€ 908,00
5.
Boringen en uithakken beton ivm riolering en doorvoeren naar buiten
€ 454,00
6.
Boiler elektrisch 120 liter
€ 399,00
7.
Easydrain douchedrain
€ 199,00
8.
Mechanische ventilatie
€ 400,00
9.
Materiaal waterleidingen, afvoeren en inbouwreservoir
€ 693,00
10.
Arbeidsloon monteur 62,5 uur
€ 3.750,00
11.
Arbeidsloon hulpmonteur 23 uur
€ 690,00.
4.44.
[gedaagde] heeft erkend dat opdracht is gegeven aan [eiser] voor het uitvoeren van de werkzaamheden genoemd in de eerste drie posten (zinkwerk, airco en pompput). [gedaagde] betwist dat opdracht is gegeven voor de overige acht posten. [gedaagde] voert tot slot diverse verweren. De rechtbank begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat de werkzaamheden nog niet zijn afgerond en opgeleverd, zodat de vordering van [eiser] nog niet opeisbaar is. Ten aanzien van het gefactureerd zinkwerk en de airco beroept [gedaagde] zich tot slot op opschorting omdat [eiser] ondeugdelijk werk heeft geleverd.
4.45.
De rechtbank zal eerst beoordelen of de werkzaamheden, waarvan [eiser] stelt dat hij die heeft uitgevoerd, zijn opgeleverd. [eiser] kan immers pas aanspraak maken op betaling als de door hem uitgevoerde werkzaamheden zijn opgeleverd. Dit volgt uit de hoofdregel van artikel 7:750 lid 1 BW juncto artikel 7:758 BW. Het is de rechtbank niet gebleken dat partijen van deze hoofdregel zijn afgeweken. Dat is ook niet gesteld door [eiser] . Aangezien [eiser] zich beroept op het rechtsgevolg van betaling, dient [eiser] te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de door hem uitgevoerde werkzaamheden waarvoor hij een opdracht heeft gekregen zijn opgeleverd.
4.46.
In zijn dagvaarding heeft [eiser] over oplevering enkel gesteld dat: “
er oplevering heeft plaatsgevonden met de door [gedaagde] ingeschakelde heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), daarvan is echter geen schriftelijk verslag gemaakt.” Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat op dit punt zijn dagvaarding fout is. De oplevering met [naam 2] heeft niet plaatsgevonden bij het [project V] , maar bij het [project H] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] nagelaten toe te lichten wanneer en op welke wijze het [project V] dan zou zijn opgeleverd.
4.47.
De rechtbank overweegt dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om tot het oordeel te komen dat de werkzaamheden voor het [project V] zijn opgeleverd. Bovendien betwist [gedaagde] dat er is opgeleverd. Bij deze stand van zaken kan de rechtbank niet vaststellen of en wanneer er is opgeleverd. Nu [eiser] onvoldoende heeft gesteld, is nadere bewijslevering niet aan de orde.
4.48.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser] zijn vordering prematuur ingesteld. Doordat nog niet is opgeleverd, is zijn vordering immers (nog) niet opeisbaar. Uit de inhoud van het procesdossier en de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat [eiser] wel werkzaamheden heeft uitgevoerd ten behoeve van het [project V] . De rechtbank geeft partijen in overweging om alsnog de noodzakelijke handelingen te verrichten voor oplevering. Partijen kunnen dan bovendien vaststellen in hoeverre werkzaamheden die [eiser] heeft verricht al dan niet ondeugdelijk zijn. Dit laatste stelt [gedaagde] en betwist [eiser] .
4.49.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de omvang van de aan [eiser] verstrekte opdracht en de vraag of [gedaagde] al dan niet gerechtigd is eventuele betalingen op te schorten in verband met de gestelde ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden.
Slotsom
4.50.
Bij eindvonnis zal de rechtbank aan [eiser] in ieder geval toewijzen een bedrag van € 14.858,80. Alvorens een eindbeslissing te nemen wordt [eiser] in de gelegenheid gesteld het in overweging 4.29 genoemde bewijs te leveren. Ook zal de rechtbank [eiser] in de gelegenheid stellen om de omvang van de werkzaamheden die hij heeft verricht met betrekking tot het dak van de gerealiseerde uitbouw bij [project A] nader te specificeren en te onderbouwen.
4.51.
[eiser] kan het gevraagde bewijs leveren door overlegging van schriftelijk bewijs of door middel van getuigen. In dat laatste geval zal de rechtbank een getuigenverhoor bepalen op een terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen ermee ingestemd dat voor mr. S.J. Peerdeman eventuele bewijsverrichtingen zullen plaatsvinden. Ook hebben partijen ermee ingestemd dat mr. S.J. Peerdeman het eindvonnis zal wijzen.
4.52.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.53.
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak zal worden aangehouden.

5.De beoordeling in het voorwaardelijk incident

5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwaarde waaronder [eiser] zijn incidentele vordering heeft ingesteld, is vervuld. Uit de beoordeling in de hoofdzaak volgt immers dat op [eiser] een bewijslast rust.
5.2.
Bij de beoordeling van de incidentele vordering stelt de rechtbank voorop dat artikel 843a Rv niet ziet op een algemeen recht op inzage, afschrift of uittreksel. Een vordering op grond van artikel 843a Rv kan slechts worden toegewezen indien voldaan is aan de in het eerste lid van dat artikel genoemde cumulatieve voorwaarden, te weten:
a. de eiser moet een rechtmatig belang bij inzage, uittreksel of afschrift hebben;
b. de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden; en
c. de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
5.3.
Op [eiser] als partij die zich op de rechtsgevolgen van 843a Rv beroept rust de stelplicht en bij betwisting de bewijslast dat aan deze voorwaarden is voldaan.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] zijn inzagevordering zeer summier heeft toegelicht. [eiser] heeft nagelaten gemotiveerd te stellen dat en in hoeverre is voldaan aan alle vereisten van artikel 843a Rv. Zonder nadere toelichting, neemt de rechtbank niet aan dat aan de voorwaarde onder c. inzake een rechtsbetrekking is voldaan. Om deze reden zal de rechtbank de incidentele vordering afwijzen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] bij eindvonnis in de kosten van het incident worden veroordeeld. Aangezien [gedaagde] geen afzonderlijk conclusie van antwoord in incident heeft genomen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
houdt iedere beslissing aan,
in de hoofdzaak
6.2.
draagt [eiser] op te bewijzen dat hij van [gedaagde] ten behoeve van [project A] opdracht heeft gekregen om:
 in de kelder drie rioleringsbuizen te vervangen, zijnde twee vuilwaterleidingen en een hemelwaterafvoer,
 een gat te boren in verband met het plaatsen van een buitenkraan,
 vier afstandsbedieningen te leveren ten behoeve van de mechanische ventilatie, en
 drie zinken hemelwaterafvoeren aan te leggen bij de gerealiseerde uitbouw,
6.3.
stelt [eiser] in de gelegenheid om de omvang van de werkzaamheden die hij heeft verricht m.b.t. het dak van de gerealiseerde uitbouw bij [project A] nader te specificeren en te onderbouwen,
6.4.
bepaalt dat, voor zover [eiser] het onder 6.2 en 6.3 vermelde bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 november 2022voor het opgeven door [eiser] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden december 2022 tot en met april 2023, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.6.
verwijst voor het geval [eiser] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [naam 2] daarom op de onder 6.5 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eiser] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
6.7.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
6.8.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
6.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.