ECLI:NL:RBGEL:2022:5895

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
05/881876-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen meerdere verdachten voor oplichting, valsheid in geschrift en witwassen

Op 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man uit Huissen en drie vrouwen uit Zevenaar, Groessen en Brummen. De man werd veroordeeld voor oplichting, valsheid in geschrift en witwassen van een bedrag van in totaal ruim 700.000 euro. Hij kreeg een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd. De vrouwen kregen voorwaardelijke gevangenisstraffen en taakstraffen opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de man samen met medeverdachten gebruik heeft gemaakt van valse werkgeversverklaringen en salarisstroken om hypotheken en huurcontracten te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks verweer van de verdediging over verjaring. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waaronder het gebruik van valse documenten en het witwassen van geld. De rechtbank sprak een 35-jarige man uit Brummen vrij van witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het vertrouwen in financiële documenten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/881876-17
Datum uitspraak : 9 juni 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. W.R. Smeets, advocaat in Maastricht (neemt waar voor mr. G.A.C. Beckers).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De beschuldiging

Verdachte wordt er onder de feiten 1 en 5 van beschuldigd dat hij met (een) ander(en) of alleen [naam 1] N.V., respectievelijk [naam 2] N.V. heeft opgelicht. Onder de feiten 2 tot en met 4 wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij met (een) ander(en) of alleen gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften met betrekking tot een woning aan de [straatnaam 1] , een woning aan de [straatnaam 2] en een woning aan de [straatnaam 3] . Ten slotte wordt verdachte er onder feit 7 van beschuldigd dat hij met (een) ander(en) of alleen een gewoonte heeft gemaakt van witwassen of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen van één of meerdere (grote) geldbedragen, van in totaal 779.930,24 euro en/of van een of meer voertuigen en/of van een of meer onroerende goederen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De standpunten
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de feiten 1 tot en met 3, omdat sprake is van verjaring. De verjaring is niet gestuit door de inzet van artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering, aangezien dat artikel ziet op toepassing van een bijzondere opsporingsbevoegdheid waarmee toepassing van een tap geen daad van vervolging betreft. Bovendien zijn de aanvraag en de vordering gegrond op de verdenking van witwassen en niet op de feiten 1 tot en met 3.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het recht op strafvervolging niet is verjaard, omdat de verjaring is gestuit door een machtiging van de rechter-commissaris voor, en aansluiting van, een telefoontap op 13 november 2017. Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar het bij de vordering voor de tapmachtiging gevoegde proces verbaal van verdenking, waaruit van een bredere verdenking tegen verdachte bleek dan enkel witwassen en Opiumwet delicten.
De beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat door de rechter-commissaris op 8 november 2018 machtiging is verleend tot het opnemen van (tele)communicatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de door de rechter-commissaris afgegeven tapmachtiging een daad van vervolging die stuitende werking heeft. De omstandigheid dat de regeling over de vordering in het Wetboek van Strafvordering in de titel over bijzondere bevoegdheden tot opsporing is neergelegd, maakt dat oordeel niet anders. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdenking zoals die blijkt uit het hiervoor aangehaalde proces verbaal van verdenking zodanig is dat daaronder mede de feiten op de ten laste legging die zie op valsheden in geschriften vallen. Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Hierbij heeft de officier van justitie gevraagd om de redenering van het schakelbewijs toe te passen. Het bewijs dat betrekking heeft op de [straatnaam 1] , de door verdachte gebruikte stukken ten aanzien van feit 3, het bewijs met betrekking tot de feiten 4, 5 en 6 en het witwassen van gelden in [naam 3] dient te worden gebruikt voor het bewijs van de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder de feiten 4, 5 en 6 heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt. Voor wat betreft het witwassen van de woning aan de [adres 2] heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft verborgen/verhuld dat verdachte de feitelijke rechthebbende was van deze woning. De betrokkenheid van verdachte bij dit pand blijkt onder meer uit getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Uit verschillende tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] volgt dat de woning daadwerkelijk in eigendom toebehoorde aan verdachte. Daarnaast stonden bedrijven van verdachte ingeschreven op dit adres, hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] niet zelf in de woning gewoond en zou [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte in verband met problemen met de bank contact hebben opgenomen met [naam 4] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat er geen aangifte is van [naam 1] N.V., wat maakt dat niet dan wel onvoldoende kan worden bewezen dat [naam 1] N.V. is bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens en/of het teniet doen van een inschuld. Verder is voor wat betreft de feiten 1 en 2 aangevoerd dat er geen, dan wel onvoldoende bewijs is voor medeplegen. Anders dan door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] kan verdachte niet in verband worden gebracht met deze feiten.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat uit het dossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] het aanvraagformulier heeft ingevuld en ondertekenend. Er is geen bewijsmiddel dat duidt op de betrokkenheid van verdachte bij de totstandkoming of het gebruik van de salarisspecificaties.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 7 gesteld, dat het dossier duidelijk maakt dat verdachte heeft kunnen beschikken over voldoende legale financiële middelen om enig gerezen bewijsvermoeden over witwassen te weerleggen. Verdachte heeft kunnen beschikken over contanten uit coffeeshop [naam 3] en vervolgtransacties. Dat verdachte betrokken was bij [naam 3] blijkt afdoende uit het dossier. Er was sprake van een totaalomzet van bijna vier miljoen euro over vijf jaren en er zou ongeveer 1,4 miljoen euro aan contant besteedbare winst over die jaren voorhanden moeten zijn geweest. Dat de financiële basis zou zijn besmet, is onjuist. Het bewijs schiet tekort dat de overboeking van 6 oktober 2006 afkomstig van het bankrekeningnummer t.n.v. medeverdachte [medeverdachte 2] daadwerkelijk herkomst vindt in het bouwdepot. Verder is het bedrag van € 20.000,-- uit het bouwdepot, dan wel het totaalbedrag van € 50.000,-- op de totale omzet van rond de vier miljoen niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.
De beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
Op 16 juni 2006 is door [naam 1] Hypotheken een aanvraag ‘nieuwe 1e hypotheek’ ontvangen van aanvrager [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]). Deze aanvraag ziet op het woonhuis aan de [adres 4] in [plaatsnaam 17] . Het gewenste hypotheekbedrag is € 385.000,-- en een bouwdepot
€ 30.000,--. In het Aanvraagformulier is vermeld dat [medeverdachte 2] accountmanager in loondienst met vast dienstverband is bij [naam 5] en dat haar toetsinkomen per jaar € 62.156,-- bedraagt. Als opmerking is het volgende opgenomen: “klient is reeds relatie wil de hypotheek ophogen ivm met verbouwing heeft hier reeds krediet voor opgenomen wil deze gaarne gelijk verwerken in de hyp, ik mag hem ook geheel oversluiten”. [2] Op 14 juli 2006 is de hypotheekaanvraag door [naam 1] Hypotheken goedgekeurd. [3] Het bouwdepot van € 21.900,-- is uitgekeerd op 5 oktober 2006. [4]
In het hypotheekdossier van [naam 1] N.V. bevindt zich onder meer een werkgeversverklaring van [naam 5] van 24 juli 2006 ondertekend door [naam 6] . [5] In de werkgeversverklaring van 24 juli 2006 staat dat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005 als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is, dat haar bruto jaarsalaris € 57.557,16 met daarnaast vakantietoeslag van € 4.604,57 bedraagt. De verklaring is getekend te Arnhem door [naam 6] . [6] Verder is er een werkgeversverklaring van [naam 5] , ondertekend op 12 juli 2006 te Arnhem door [naam 6] , waarin staat dat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005 als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto jaarsalaris van € 57.557,16 en vakantietoeslag van € 4.604,57 verdient. [7]
Uit de banktransacties van bankrekeningnummer [nummer 1] blijkt dat [medeverdachte 2] van [naam 5] vier keer betalingen heeft ontvangen onder de omschrijving “salaris”. De laatste betaling vond plaats op 2 mei 2006 en had de omschrijving “salaris periode 3 maart 2006”. [8]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er op een gegeven moment een coffeeshop werd aangekocht en dat die moest worden bekostigd. Dat [verdachte] zei dat de coffeeshop wit was en dat het geld waarmee de coffeeshop werd bekostigd dus ook wit moest zijn. Dat toen werd besloten om de hypotheek bij [naam 1] te verhogen. [9] De verhoging van de hypotheek is gedaan om [naam 3] aan te kopen. [10] Verder heeft [medeverdachte 2] verklaard dat zij de werkgeversverklaring niet heeft gezien en dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte) de werkgeversverklaringen heeft geregeld. [11]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte) en [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) de coffeeshop bezochten en aangaven interesse te hebben die coffeeshop over te nemen. [getuige 4] heeft met beiden onderhandeld. [12]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat [verdachte] iets te maken had met de coffeeshop en dat [verdachte] daar volgens getuige zijn geld verdiende. Volgens getuige stond de zaak op naam van [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]), maar was [verdachte] de eigenaar. [13]
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] samen het plan hadden om coffeeshop [naam 3] te kopen. Om dit te kunnen bekostigen, werd de hypotheek bij [naam 1] verhoogd. Daartoe zijn aan [naam 1] N.V. werkgeversverklaringen overgelegd die naar het oordeel van de rechtbank vals zijn. Die verklaringen stellen namelijk dat [medeverdachte 2] op 12 en 24 juli 2006 werkzaam was als accountmanager bij [naam 5] en daarvoor een salaris ontving, terwijl zij sinds 2 mei 2006 geen salaris meer had ontvangen van [naam 5] en daar op 12 en 24 juli 2006 niet (langer) werkzaam was, althans heeft [medeverdachte 2] het opgegeven salaris niet ontvangen. Desondanks heeft [medeverdachte 2] in het aanvraagformulier – dat door [naam 1] Hypotheken op 16 juni 2006 is ontvangen – aangegeven dat zij als accountmanager in loondienst met vast dienstverband werkzaam is bij [naam 5] , wat toen niet het geval was. Door deze onjuiste informatie te verstrekken, is [naam 1] N.V. bewogen tot het verstrekken van een bouwdepot en het ter beschikking stellen van € 385.000,--. Dat [naam 1] N.V. geen aangifte heeft gedaan van dit feit, doet aan deze conclusie niet af. De rechtbank is aldus van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt bij de oplichting van [naam 1] N.V. (feit 1) en het daarbij gebruik maken van valse werkgeversverklaringen (feit 2).
De rechtbank kan uit het dossier niet afleiden en op basis van pagina 11944 niet vaststellen dat er een salarisspecificatie van [naam 5] van 31 mei 2006 te Arnhem was gericht aan [medeverdachte 2] met betrekking tot mei 2006 waarop zou staan dat er (netto) € 2981,73 aan salaris is of wordt uitbetaald op rekeningnummer [nummer 2] en dat [medeverdachte 2] per 1 september 2005 in dienst is getreden. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel in de tenlastelegging onder de feiten 1 en 2 dan ook vrijspreken.
Feit 3
Het door [naam 7] uitgeleverde huurdossier, van de woning aan de [adres 5] , bevat een inschrijving-/aanvraagformulier van 25 september 2008, waarin [medeverdachte 1] als hoofdbewoner staat vermeld en [verdachte] als partner. Bij beide personen staat [naam 8] B.V. als werkgever vermeld. [medeverdachte 1] heeft volgens dat formulier als beroep accountmanager en een bruto inkomen van € 4.000,-- per vier weken; [verdachte] heeft als beroep buitendienstmedewerker en een bruto inkomen van € 3.200,-- per vier weken. Het formulier is ondertekend met ‘ [medeverdachte 1] ’. [14] Verder bevat het huurdossier salarisspecificaties over september 2008 van [naam 8] B.V. ten aanzien van [medeverdachte 1] (medeverdachte) en [verdachte] . [15] In de salarisspecificatie gericht aan [medeverdachte 1] staat als periodedatum 30-09-2008 en dat het salaris over september 2008 € 2509,41 euro bedraagt. In de salarisspecificatie gericht aan [verdachte] staat als periodedatum 30-09-2008 en dat het salaris over september 2008 € 2066,28 euro bedraagt. Als datum - in dienst - staat op beide salarisspecificaties 01/06/2008 vermeld. [16] Het in de salarisspecificatie van [verdachte] opgenomen BSN komt overeen met dat van verdachte. [17]
Door de Belastingdienst zijn onder andere loonstaten verstrekt over de jaren 2008-2013 van [naam 8] B.V. Hieruit blijkt dat [naam 8] B.V. voor [medeverdachte 1] over 2008 geen loonstaat heeft bijgehouden. Voor verdachte is wel een loonstaat over 2008 bijgehouden. De inkomstenverhouding met verdachte zou volgens de loonstaat op 25/10/2008 zijn aangevangen en in totaal bedroeg het aan verdachte toegekende loon in 2008 € 592,--. [18]
[getuige 6] , van [naam 7] , heeft een e-mail gestuurd aan [naam 9] , eigenaar van de woning aan de [adres 5] , waarin onder meer staat dat het inkomen van de familie [medeverdachte 1] binnen de huurnorm van drie à drie-en-een-halve maal de huur valt. Hierop heeft [naam 9] gereageerd dat het akkoord is om met hen verder te gaan. [19]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij zich de verhuur van de woning aan de [adres 5] nog kan herinneren. De mannelijke huurder heette [verdachte] . Aan getuige zijn twee foto’s getoond van verdachte waarop getuige heeft verklaard dat dat de [verdachte] is waarover hij sprak. Ook is hem een foto getoond van [medeverdachte 1] . Getuige heeft haar herkend als de vrouw die bij verdachte was. [20]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [verdachte] verdachte betreft. Verder gaat de rechtbank bij de beoordeling uit van de door [naam 8] B.V. aan de Belastingdienst verstrekte gegevens en stelt de rechtbank op basis van de informatie van de Belastingdienst vast dat verdachte in plaats van op 1 juni 2008 (zoals aangegeven op de salarisspecificatie) op 25 oktober 2008 in dienst is getreden bij [naam 8] B.V. Daarnaast dat het salaris over september 2008 geen € 2066,28 bedroeg aangezien verdachte volgens opgave van de Belastingdienst in 2008 in totaal slechts € 592,-- zou hebben verdiend bij [naam 8] B.V. Voorts dat medeverdachte [medeverdachte 1] niet in dienst was bij [naam 8] B.V. in 2008. De in het huurdossier van [naam 7] opgenomen inkomensverklaringen en salarisspecificaties komen daarmee niet overeen met de bij de Belastingdienst bekende informatie en met de waarheid. De stukken zijn naar oordeel van de rechtbank daarom vals, waardoor gebruik is gemaakt van valse stukken ten behoeve van het aangaan van een huurovereenkomst.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging gebruik hebben gemaakt van de valse stukken ten behoeve van het aangaan van de huurovereenkomst. De huur is door beiden aangegaan en de huurovereenkomst is door beiden ondertekend. Beiden staan op het aanvraagformulier dat door medeverdachte is ondertekend en van hen beiden zijn valse salarisspecificaties overgelegd. Dat enkel medeverdachte [medeverdachte 1] het aanvraagformulier heeft ondertekend, doet niet af aan de conclusie dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt bij het gebruiken van de valse stukken.
Feiten 4, 5 en 6
De rechtbank is ten aanzien van het tenlastegelegde onder de feiten 4, 5 en 6 van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat ten aanzien van het gebruiken van de stukken door, dan wel in nauwe en bewuste samenwerking met verdachte. In het verlengde daarvan bevat het dossier eveneens onvoldoende voor de conclusie dat verdachte (in nauwe en bewuste samenwerking met een ander) [naam 2] N.V. heeft opgelicht door – onder meer – gebruik te maken van valse stukken. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van deze feiten.
Feit 7
De rechtbank stelt voorop dat volgens de aangifte inkomstenbelasting de volgende inkomensgegevens van verdachte bekend zijn over de periode 2005 t/m 2018: [21]
Jaar
Werkgever
Bruto jaarloon
2005
Onbekend
€ 2.168,--
2006
[naam 3]
€ 1.926,--
2007
[naam 3]
€ 3.694,--
2008
[naam 3]
[naam 8]
€ 3.718,--
€ 613,--
2009
[naam 3]
[naam 8]
€ 3.706,--
€ 2.766,--
2010
[naam 8]
[naam 3] / [medeverdachte 2]
€ 428,--
€ 768,--
2011
[naam 8]
€ 4.288,--
2012
[naam 8]
2013
[naam 8]
2014
[naam 10]
€ 3.276,--
2015
[naam 49] B.V.
€ 15.680,--
2016
[naam 49] B.V.
[naam 12]
€ 10.454,--
€ 1.344,--
2017
[naam 49] B.V.
2018
[naam 49] B.V.
Onbekend
Aankoop [naam 3]
Op basis van de onder de feiten 1 en 2 beschreven bewijsmiddelen, die hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [naam 3] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is aangekocht met geld dat is verkregen door het plegen van valsheid in geschrift en oplichting waarmee de hypotheek van de [adres 4] is opgehoogd. Naar aanleiding daarvan is een bouwdepot van € 21.900,-- uitgekeerd. Dit, onmiddellijk door eigen misdrijf verkregen geldbedrag, is tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] aangewend ten behoeve van de aankoop van de coffeeshop en uit het oordeel van de rechtbank onder de feiten 1 en 2 volgt dat verdachte dit wist.
Geldschuld [medeverdachte 2]
Op 6 januari 2012 is door [naam 13] een brief gestuurd aan [medeverdachte 2] waarin wordt medegedeeld dat [naam 1] het kredietdossier heeft overgedragen, onder meer omdat de bedrijfsactiviteiten van Broodjeszaak [naam 3] per 11 juli 2011 zijn beëindigd, zonder dat daarbij algehele aflossing van de door [naam 1] verleende kredietfaciliteit heeft plaatsgevonden. Daarop is verzocht om de opeisbare vordering te voldoen op de [naam 1] rekening ten name van Broodjeszaak [naam 3] . [22] Op 4 juni 2015 is per e-mail namens [naam 13] aan de heer [naam 14] meegedeeld dat akkoord wordt gegaan met het aangeboden bedrag van € 20.000,-- tegen finale kwijting ten aanzien van debiteur [medeverdachte 2] . [23] Op 16 juni 2015 is een e-mail gestuurd aan de heer [naam 14] namens [naam 13] dat het bedrag is ontvangen en over wordt gegaan tot sluiting van het dossier. [24] Door [naam 13] is een document verstrekt waaruit volgt dat op 12 juni 2015 van een bankrekening ten name van [naam 15] . € 20.000,-- is overgemaakt met de opmerking: “mapnummer: [nummer 21] i/o [medeverdachte 2] tegen finale kwijting”. [25]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam 15] . een vennootschap van haar oude boekhouder [naam 14] is. [naam 14] heet [naam 14] met zijn achternaam. De € 20.000,-- die is overgemaakt vanaf de rekening van [naam 15] is geld dat vanaf [verdachte] is gekomen. [26] Getuige [naam 14] heeft verklaard dat hij verbonden is aan [naam 15] . en dat hij contact heeft gehad met [naam 13] , waarmee een bedrag is afgesproken tegen finale kwijting. Dat bedrag heeft [verdachte] contant gebracht. Hij bracht het met de opdracht het over te maken naar een bank of een onderneming. Het geld zat in een envelop. Getuige heeft het contante geld dat hij van [verdachte] kreeg gestort op eigen bankrekeningen. Getuige en verdachte kenden elkaar niet, verdachte wilde van getuige geen kwitantie voor het geld. Het initiatief om het geld te brengen ging uit van [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]). [27]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat sprake is van gerechtvaardigd vermoeden van witwassen nu verdachte € 20.000,-- contant, in een envelop, naar getuige [naam 14] heeft gebracht – die dit vervolgens heeft overgemaakt aan [naam 13] – terwijl de uitgave van een dergelijk (contant) geldbedrag op basis van de opgegeven inkomensgegevens van verdachte in de periode daaraan voorafgaand niet verklaarbaar is. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Nu er, gelet op het voorgaande, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] acht de rechtbank ten aanzien van deze transactie medeplegen bewezen.
[straatnaam 1] sectie [naam 16] [plaatsnaam 1] / [straatnaam 1] [plaatsnaam 1]
Op 2 mei 2007 is een perceel weiland met de daarop aanwezige opstallen gelegen aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] , kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam 1] sectie [naam 16] , te weten [straatnaam 1] , geleverd aan [medeverdachte 2] naar aanleiding van een op 12 april 2007 aangegane koopovereenkomst, voor de koopprijs van € 125.000,--. [28] Door de notaris is gemeld dat ten behoeve hiervan op 2 mei 2005 (
de rechtbank begrijpt: 2007) een bedrag van € 133.263,77 is overgemaakt naar de derdengeldrekening. [29]
Uit de analyse van bankrekeningnummer [nummer 22] op naam van rekeninghouder [medeverdachte 2] blijkt dat voorafgaand aan de overboeking naar de derdengeldrekening onderstaande bijschrijvingen plaatsvonden: [30]
Datum
Bedrag
Naam
Omschrijving
03.04.2007
€ 8.000,00
[naam 17]
Lening 2
11.04.2007
€ 15.000,00
[naam 18]
18.04.2007
€ 3.000,00
[naam 17]
Lening 4
25.04.2007
€ 6.000,00
[naam 17]
Lening 3
26.04.2007
€ 5.000,00
[naam 19]
Lening
26.04.2007
€ 20.000,00
[naam 20]
Lening
26.04.2007
€ 30.000,00
[naam 21]
Lening
27.04.2007
€ 38.000,00
Contant gestort
27.04.2007
€ 9.000,00
[naam 22]
Lening
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat door verschillende personen in totaal € 134.000,-- is overgemaakt op de bankrekening van [medeverdachte 2] waarna € 133.263,77 werd overgemaakt naar de derdengeldrekening van de notaris.
Voorafgaand aan de vorenbedoelde overboekingen op de rekening van [medeverdachte 2] hebben contante stortingen plaatsgevonden op de bankrekening van [naam 17] : op 19.03.2007 € 8.000,--, op 10.04.2007 € 5.850,--, € 100,-- en € 50,-- en vervolgens op 11.04.2007 € 3.310,-- en € 80,--. [31] Hetzelfde geldt voor [naam 18] . Op 10.04.2007 hebben twee contante stortingen plaatsgevonden, één van € 7.500,-- en één van € 7.400,--. [32] Op de rekening van [naam 19] is op 25.04.2007 een bedrag van € 3.000,-- contant gestort. [33] Op 25.04.2007 heeft [naam 20] € 20.000,-- overgemaakt van zijn spaarrekening naar zijn lopende rekening. Op zijn spaarrekening is op 20.04.2007 € 10.500,-- en € 4.500,-- contant gestort. Op 25.04.2007 werd er € 2.000,-- contant gestort op zijn spaarrekening. [34] Op 24.04.2007 heeft een contante storting plaatsgevonden van € 9.000,-- op de rekening van [naam 22] . [35]
Er is aldus € 61.290,-- contant gestort op verschillende rekeningen voordat bedragen werden overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 2] . Daarnaast is nog een bedrag van € 38.000,-- contant gestort op de rekening van [medeverdachte 2] . In totaal is dus € 99.290,-- contant gestort.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de aankoop van de [straatnaam 1] financieel door [verdachte] is gedaan. Er was een coffeeshop en een hypotheek krijgen voor dat stuk grond zat er niet meer in. [36] De contante storting heeft zij niet gedaan, dat moet [verdachte] zijn geweest. Hij is de enige die bij haar passen kon om het geld te storten. [37]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat sprake is van gerechtvaardigd vermoeden van witwassen nu een bedrag van € 99.290,-- afkomstig is uit contante stortingen die volgens [medeverdachte 2] bij verdachte vandaan komen, terwijl het bezit van een dergelijk (contant) geldbedrag op basis van de opgegeven inkomensgegevens van verdachte in de periode daaraan voorafgaand niet verklaarbaar is. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Nu er bij de aankoop van dit perceel sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] acht de rechtbank ten aanzien van deze transactie medeplegen bewezen.
Vervolgens is op 15 september 2014 het perceel [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] geleverd door [medeverdachte 2] aan [naam 23] . De koopprijs van het verkochte is dan € 47.500,--. [38] Op 23 april 2020 heeft [naam 23] de eigendom van het perceel verkocht voor de koopprijs van € 140.000,--. [39]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam 23] niet de eigenaar was van het perceel. Volgens haar was [verdachte] de eigenaar. Immers, toen er een koper was voor de [adres 4] , en diegene nummer [nummer 3] (
de rechtbank begrijpt: het bedoelde perceel) erbij wilde, heeft [medeverdachte 2] telefonisch gesproken met [naam 23] , die zei dat hij (
de rechtbank begrijpt: een ander dan [naam 23]) de [straatnaam 1] niet voor minder dan € 150.000,-- wilde verkopen en dat [naam 23] daar niet over ging en niet alleen kan beslissen of besluiten. Voor [medeverdachte 2] betekende dit dat [verdachte] erachter zat. [40]
Een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam 23] van geluidsbestand 16-08-2016 is uitgewerkt:
“ [medeverdachte 2] : Ja maar dan moet, ik heb een koper en dan kunnen jullie gewoon vijftig krijgen en de rest is gewoon voor mij en dan is het deze maand klaar.
(…)
[naam 23] : Ja nou, ik zou hem dat voorstellen. Ik zeg prima idee.
[medeverdachte 2] : Het is aan jou [naam 23] om hem mee te krijgen.
[naam 23] : Ja, ik zie hem morgen sowieso dus ga ik uh jou uh in ieder geval op de hoogte stellen.
(…)
[medeverdachte 2] : Alleen voor dit geldt, nummer zeven kan niet zonder negen en negen niet zonder zeven in deze koop. Maar uhm daarom is het voorzichtig hoe je het gaat brengen. Niet dat hij denkt dat het bij de volgende ook zo geldt snap je?” [41]
Vervolgens is een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam 23] van geluidsbestand 08-09-2016 uitgewerkt:
“ [naam 23] : En hij krabbelt uhh, hij trekt zich terug en ja.
[medeverdachte 2] : Ja, maar dat kan in principe niet he want ze zijn het overeen gekomen.
[naam 23] : Ja, dat is feitelijk gezien uhh alleen wat had te maken als het niet telefonische is uhh.
[medeverdachte 2] : Wat zeg je?
[naam 23] : Waarschijnlijk dat is, feitelijk gezien had het te maken als het uhh niet telefonisch is, ik heb in ieder geval geprobeerd jou uit te leggen dat ik daar niet echt over kan beslissen maar dat hij daar over beslist.” [42]
Uit een tapgesprek bleek dat verdachte belde met [naam 24] [nummer 4] . Verbalisant herkende de stem als zijnde van de hem ambtshalve bekende [verdachte] . Het gaat om een gesprek van 29 december 2017. D= [verdachte] en V= [naam 24] [nummer 4] :
“V: ik ben heel (NTV).. eh om even te kletsen natuurlijk over de stallen.
(…)
D: kijk ze wilden toen eh ze hebben het huis gekocht en eh ze wilden het land ook hebben maar toen boden zo weinig geld
V: ja
D: toen eh hebben wij gezegd nou weet je wat je krijgt dat land niet zoek het maar uit (NTV) koop je het maar zonder land
(…)
D: en toen eh…toen had had ik wat gezeur met de belastingdienst en toen heeft een vriend van mij die heeft overgekocht van de belastingdienst weer dus nu is het weer in eigen
V: oh oke
D: nu is het weer in eigen beheer en die man
V: ja
D: die kennen ze ook zeg maar
V: ja
D: dus eh mij kennen ze niet
(…)
V: ja want die eigenaar hoe heet de eigenaar dan van de
D: [naam 23]
V: oh die is [naam 23] …en zijn achter
D: ja [naam 23] ” [43]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat verdachte de eigenaar was van de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] wordt ondersteund door het telefoongesprek tussen haar en [naam 23] en het hiervoor beschreven tapgesprek.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat het niet anders kan dan dat het perceel [straatnaam 1] afkomstig is uit enig misdrijf, nu de koopprijs in 2007 niet veel verschilt van de verkoopprijs in 2020, terwijl [naam 23] ogenschijnlijk het perceel tegen een veel lagere koopprijs in 2014 heeft verworven.
Nu [naam 23] het perceel heeft gekocht, maar verdachte eigenlijk de eigenaar daarvan was en [naam 23] heeft gefungeerd als tussenpersoon tussen verdachte en eventuele huurders/kopers van het perceel, is de rechtbank van oordeel dat [naam 23] en verdachte nauw en bewust hebben samengewerkt bij het verbergen, dan wel verhullen dat verdachte de rechthebbende was van het perceel [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] .
Huurpenningen
De [naam 25] (hierna: FIU) heeft vijftien money transfers gemeld aangaande betalingen van medeverdachte [medeverdachte 1] aan [naam 26] / [naam 7] te [plaatsnaam 2] / [naam 7] te [plaatsnaam 3] . Volgens de bij de money transfers horende omschrijving houden de betalingen verband met de huur van de woning aan de [adres 5] . Deze betalingen vonden plaats in de periode van 20 april 2011 tot en met 3 augustus 2012. [44] Het huurdossier van [naam 7] bevat vijf overzichten van handgeschreven tabellen waarin onder andere data, periodeaanduidingen en bedragen zijn opgenomen. [45] Op basis van de FIU-meldingen en de handgeschreven lijsten is berekend dat in totaal over de jaren 2008 tot en met 2013 € 104.894,91 contant aan huur is betaald. [46]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat zij bijhield of de huurpenningen werden betaald. Met betrekking tot de huur van de woning aan de [adres 5] betaalde [medeverdachte 1] eigenlijk altijd via het grenswisselkantoor waar zij geld stortte. Volgens getuige werd het vanaf het grenswisselkantoor doorgestort naar de beheerrekening van het makelaarskantoor. Ook heeft [medeverdachte 1] de huur één keer contant gebracht bij getuige. [47]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij denkt dat hij [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]) en [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte) drie keer samen heeft gezien, bij het bekijken van de woning. De partij, bestaande uit [medeverdachte 1] en [verdachte] , heeft het verzoek gedaan voor contante betaling. Uit wiens mond dit verzoek kwam, weet getuige niet meer. Voor getuige was het één partij en hij maakte daarin geen onderscheid tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [48]
Gelet op het feit dat de huurpenningen, tot een totaalbedrag van € 104.894,91, contant zijn betaald (al dan niet via een grenswisselkantoor) en deze geldstroom niet kan worden verklaard op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
[adres 11]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte heeft verborgen of verhuld dat hij de rechthebbende van de woning aan de [adres 2] was. Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] de woning niet zelf hebben bewoond, dat verdachte contact heeft gehad met huurders/gebruikers van de woning en dat bedrijven van hem ingeschreven stonden op dit adres, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen bewijzen dat verdachte daadwerkelijk de rechthebbende van de woning was en dat hij dit heeft verborgen of verhuld. Van dit onderdeel in de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Chalets [straatnaam 4] [nummer 5] en [nummer 6] [plaatsnaam 18] en standplaatsgelden/nutsvoorzieningen
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij de directeur is van het vakantiepark aan [adres 6] en dat [verdachte] chalet nummer [nummer 5] op 11 april 2014 heeft gekocht van [naam 27] . In 2015 heeft [verdachte] een tweede chalet gekocht, nummer [nummer 6] , van [naam 28] . Verder heeft getuige [getuige 8] verklaard dat de chalets werden gekocht maar dat de standplaatsen van de chalets werden gehuurd. Gas, water en elektra werden apart in rekening gebracht. Nagenoeg alles werd door [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte) contant betaald. De huur werd meestal door [verdachte] betaald, maar toen hij nog samen was met [naam 29] kwam zij ook weleens betalen. [49]
[naam 29] heeft verklaard dat [verdachte] de rekeningen van plaats [nummer 5] en het gas, water en licht betaalde. Zij heeft nooit betaald voor chalet [nummer 5] . Chalet [nummer 6] is door [verdachte] betaald en [naam 29] betaalde de boodschappen voor het weekend. [50]
Getuige [naam 27] heeft verklaard dat de chalet op nummer [nummer 5] is verkocht aan een man voor € 7.000,--. Die man heeft dat contant afgerekend in coupures van € 50,-- en € 20,--. [naam 27] heeft op een foto van [verdachte] de man herkend als degene die de chalet heeft gekocht. [51] Getuige [naam 28] heeft verklaard dat zij haar chalet op nummer [nummer 6] voor € 35.000,-- heeft verkocht aan een man. De man heeft contant betaald met coupures van € 50,-- en € 20,--. [naam 28] heeft op een politiefoto [verdachte] herkend als de man die de chalet heeft gekocht. [52]
Bij doorzoekingen werd een aantal facturen aangetroffen die zijn vergeleken met door [getuige 8] aan de politie overhandigde facturen. Aannemelijk is dat de standplaatsgelden en gas, water en elektra € 20.525,33 contant zijn betaald. [53]
Op basis van de hiervoor beschreven verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte de chalets op nummer [nummer 5] en [nummer 6] heeft gekocht en standplaatsgelden en nutsvoorzieningen daarvoor heeft betaald. Verdachte heeft bij al deze transacties contant betaald. Gelet op het feit dat verdachte de chalets en de standplaatsgelden en nutsvoorzieningen contant heeft betaald en deze geldstroom niet kan worden verklaard op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte bij deze transacties tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld. Verdachte zal dan ook ten aanzien hiervan van medeplegen worden vrijgesproken
[naam 32] [plaatsnaam 4]
Per brief van 26 juni 2018 deelde een officier van justitie van [adres 7] de uitkomst mee van uitgevoerde onderzoeksmaatregelen. De uitvoeringsstukken bevatten onder andere een op 28 april 2016 in [plaatsnaam 4] door notaris [naam 30] opgestelde koopakte tussen [naam 31] en [verdachte] , waarin de eigendom van het [naam 32] aan [adres 8] voor de koopsom van € 125.000,-- overgaat van [naam 31] naar [verdachte] . De akte is ondertekend door de notaris, [verdachte] en iemand die op basis van een volmacht handelde namens [naam 31] . [54]
In verband met de aankoop van het onroerend goed in [plaatsnaam 4] zijn via de privé bankrekening van verdachte, met nummer [nummer 7] , betalingen verricht naar bankrekening [nummer 8] met als naam in de omschrijving “bh [naam 31] ”. Op 16 mei 2016 werden bedragen van € 50.000,-- en € 45.000,-- overgeboekt en op 27 mei 2016 werd nog een bedrag van € 30.000,-- overgeboekt. De bankrekening van verdachte wordt, voorafgaand aan deze betalingen, gevoed. Begin 2016 bedraagt het saldo op bankrekening [nummer 7] ongeveer € 10.000,--. De maanden erna, tot en met 14 april 2016, vinden er enkele overboekingen plaats met de omschrijving "salaris" vanuit [naam 49] B.V. en [naam 12] waarna het saldo € 15.316,38 bedraagt. Op 25 april 2016 wordt van bankrekening [nummer 9] een bedrag ontvangen van € 20.000,-- met de omschrijving:
Naam: [naam 33] //Omschrijving: Uw//speelwinstoverboeking / [naam 33] // [naam 33] / Transactienr [nummer 10] //d.d. 23-04-16//IBAN : [nummer 9] //Kenmerk: [nummer 10] . Op 27 mei 2016 wordt van bankrekening [nummer 11] voorts een bedrag bijgeboekt van € 50.000,-- met de omschrijving:
Naam: [medeverdachte 3] //Omschrijving: Lening//IBAN: [nummer 12] //Kenmerk:
[nummer 13] . [55]
Uit ontvangen gegevens van de Belastingdienst blijkt dat [verdachte] vanaf 12-12-2014 enig aandeelhouder en vanaf 15-02-2016 tevens bestuurder is van [naam 49] B.V. Het nettoloon, ontvangen van [naam 49] B.V., bedroeg in 2015 € 13.586,-- en in 2016 € 9.466,--.
Uit de Belastingdienstgegevens van [naam 49] B.V., volgt dat, op het jaar 2016 na, van [naam 49] B.V. geen omzetcijfers zijn geregistreerd. De, door [naam 49] B.V., opgegeven omzet in 2016 was € 17.456,--. In 2015 is er sprake van een aangifteverzuim. Uit de loonheffingscijfers komt naar voren dat het uitbetaalde loon in 2016 met € 18.598,-- hoger was dan de omzet van € 17.456,--. [56]
Er zijn twee FIU-meldingen over [verdachte] van [naam 33] . Op 10 april 2015 wisselde hij 174 biljetten van € 50,-- en 15 van € 20,-- en op 16 februari 2016 wisselde hij 340 biljetten van € 50,--. [57]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte] haar op een gegeven moment vertelde dat hij bezig was met een hotel in Duitsland. Hij wist dat zij flink gefortuneerd was. Hij vroeg of zij geld kon overmaken om in het hotel te investeren. Hij had wel cash, maar dat kon hij niet gebruiken. Zij zou dan het contante geld krijgen en zij zou het per bank overmaken. [medeverdachte 3] heeft het geld cash gekregen en € 50.000,-- naar hem overgemaakt. Ze kreeg het geld in een envelop met daarin alleen maar briefjes van € 500,--. [58]
Het ontvangen nettoloon van [naam 49] B.V., de contant uitgegeven geldstroom in het casino en de contante betaling aan [medeverdachte 3] door verdachte zijn niet verklaarbaar op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het voorgaande komen vast te staan dat verdachte genoemd geldbedrag tezamen en in vereniging met anderen heeft witgewassen.
[merk 1] [kenteken 1] en [kenteken 2]
Op basis van het dossier stelt de rechtbank ten aanzien van de [merk 1] met kenteken [kenteken 3] (
de rechtbank begrijpt dat dit het voertuig is dat op de tenlastelegging staat vermeld met kenteken [kenteken 1]) vast dat dit voertuig in 2018 op naam heeft gestaan van [naam 35] , vervolgens op naam van zijn bedrijf, daarna op naam van [naam 36] B.V. en tenslotte weer op naam van het bedrijf van [naam 35] . Gelet op het beroep van [naam 35] , te weten autohandelaar, komt het de rechtbank niet vreemd voor dat hij ook met dit voertuig heeft gehandeld, waardoor het voertuig meerdere malen op zijn naam, dan wel op naam van zijn bedrijf heeft gestaan. Nu verdachte sinds februari 2016 als enig aandeelhouder en bestuurder van [naam 49] B.V. bij de Kamer van Koophandel staat geregistreerd, is de rechtbank van oordeel dat dit voertuig op naam van de daadwerkelijke rechthebbende – verdachte – heeft gestaan en dat aldus niet is verborgen of verhuld wie de rechthebbende van dit voertuig was. Verder volgt uit het dossier dat [naam 35] het voertuig voor € 10.000,-- heeft gekocht op 10 november 2017 en dat het voertuig op naam van [naam 49] B.V. heeft gestaan van 5 februari 2018 tot en met 29 augustus 2018. Of, wat en op welke manier [naam 49] B.V. zou hebben betaald voor dit voertuig, blijkt niet uit het dossier. Van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen kan volgens de rechtbank dan ook niet worden gesproken.
Ten aanzien van de [merk 1] met kenteken [kenteken 2] stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat verdachte dit voertuig heeft gekocht voor € 4.000,-- en dat het voertuig vervolgens op naam van [naam 49] B.V. heeft gestaan, het bedrijf waarvan verdachte enig bestuurder en aandeelhouder was op dat moment. Verder stelt de rechtbank vast dat in de laptop van [naam 35] een factuur op naam van [naam 49] B.V. betreffende dit voertuig is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het voorgaande niet kan worden gesteld dat is verborgen of verhuld wie de rechthebbende van dit voertuig was of dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onderdelen in de tenlastelegging ten aanzien van de [merk 1] met kenteken [kenteken 1] en de [merk 1] met kenteken [kenteken 2] .
[merk 2] [type 6]
Het kenteken [kenteken 4] , behorende bij een rode [merk 21] , heeft tussen 21 december 2007 en 11 juli 2013 op naam gestaan van [naam 8] B.V. [59] Middels drie betalingen op 27 november, 6 en 17 december 2007 werd in totaal € 59.000,-- overgemaakt naar een rekeningnummer t.n.v. [naam 37] De transactieomschrijving was steeds: “betaling op faktuur f355”. [60] Uit de analyse van de bankrekening ten name van [naam 8] over de periode van 14 juni 2006 tot en met 31 december 2009 volgt dat die rekening op 26 november 2007 is gevoed met € 7.140,-- van [naam 38] en op 17 december 2007 met € 29.000,-- van Broodjeszaak [naam 3] . [61]
Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat hij mede-eigenaar is van [naam 38] en dat [naam 39] bij hem kwam met de vraag of hij geld van de bankrekening van zijn bedrijf kon overmaken naar [naam 8] . [naam 39] heeft hem daarvoor contant geld gegeven. Getuige schat dat hij zeven à negen keer cash geld heeft gekregen en dat dit bedragen waren ter grootte van een paar duizend euro. [62]
Verdachte [naam 17] heeft verklaard dat er bij [naam 8] B.V. auto’s waren waarvan het de bedoeling was die te verhuren. De meest luxe was een rode [merk 2] . [verdachte] was de persoon die eigenlijk altijd in de [merk 2] reed. [verdachte] was bij [naam 8] B.V. de persoon die bepaalde wat er gebeurde. [63]
Tussen het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik is en het telefoonnummer van [naam 37] heeft op 9 maart 2018 het hierna volgende, opgenomen en afgeluisterde telefoongesprek plaatsgevonden. D staat voor [verdachte] en M voor [naam 40] van Autobedrijf [naam 40] :
“D: nou ik heb een ik heb een oude [merk 2] heb ik gekocht…nou een oude maar dat is speciale uitvoering en mijn vraag is of die
M: wat wat wat voor type [merk 2] ?
D: eh die ik toen bij jou heb gekocht die rooie
M: ja ze zijn altijd rood
D: ja ja ik heb toen die [type 6] gekocht bij jou…weet je dat nog?
M: ja ja ja ja jaja dat weet ik nog dat weet ik nog dat is al jaren geleden maar dat weet ik natuurlijk wel” [64]
Gelet op het feit dat de bankrekening van [naam 8] rond de datum van de betalingen aan [naam 37] is gevoed met geld afkomstig van [naam 3] – waarvan de rechtbank reeds onder de feiten 1 en 2 en hierboven onder “Aankoop [naam 3] ” heeft vastgesteld dat dit geld geen legale herkomst heeft – en met geld afkomstig van [naam 38] – dat op voorhand cash aan de mede-eigenaar daarvan is gegeven – is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de betalingen aan [naam 37] vanaf de bankrekening van [naam 8] sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Verder stelt de rechtbank op basis van het voorgaande vast dat verdachte feitelijk degene is die deze [merk 2] heeft gekocht. Het is een feit van algemene bekendheid dat tenaamstelling op naam van een ander dan de werkelijke eigenaar ertoe strekt om in het kader van witwassen het eigendom te verhullen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld waarvan de [merk 2] is aangeschaft. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [naam 8] B.V. door middels [naam 8] B.V. een [merk 2] aan te kopen waardoor [naam 8] B.V. vervolgens heeft verborgen of verhuld dat verdachte de werkelijke rechthebbende was van dit voertuig.
Verschillende voertuigen
Getuige [getuige 10] heeft verklaard dat hij aan [verdachte] een collectie oldtimers heeft verkocht. Eerst drie, later nog eens drie en later nog één. [verdachte] heeft € 10.000,-- aanbetaald. Over het door de politie tijdens de doorzoeking van chalet [nummer 6] op vakantiepark [adres 6] aangetroffen A4tje met daarop de tekst: “Verkoop [merk 3] 10.000, [merk 4] ’71 10.000, [merk 19] ’80 3.500, [merk 5] 933 ’93 15.000, [merk 6] ‘86 9.000, [merk 7] 81 4.000, [merk 8] 10.000 + [merk 9] 95 3500 euro rijdend en Voorschot 10.000 € voldaan. Nog te betalen bij afhaling 47.195 euro” en onder meer nog “ [getuige 10] ” en “ [verdachte] ”, heeft getuige verklaard dat dit is opgemaakt toen de laatste auto’s zijn opgehaald en dat dit geldt als verkoopnota. [verdachte] wilde geen factuur hebben. Getuige heeft hem naar zijn naam gevraagd, waarop hij zei dat hij [verdachte] heette. Alles is cash betaald in briefjes van 50 euro. [65]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte verschillende voertuigen heeft gekocht bij getuige [getuige 10] voor een bedrag van € 57.195 (zijnde € 47.195,- vermeerderd met de aanbetaling van € 10.000,--) dat cash is betaald door verdachte. Deze contante geldstroom is niet verklaarbaar op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte genoemd geldbedrag tezamen en in vereniging met een ander heeft witgewassen door dit aan te wenden voor de aankoop van de verschillende voertuigen.
[merk 10]
Getuige [getuige 11] heeft verklaard dat hij een [merk 10] met kenteken [kenteken 5] heeft verkocht voor € 26.000,--. Getuige heeft op een getoonde foto [verdachte] herkend als de koper. De koper betaalde het bedrag met heel veel briefjes van € 20,-- en € 50,--. De verkoop was in 2015. [66] Uit controle bij de RDW is door verbalisant vastgesteld dat [naam 29] de [merk 10] met kenteken [kenteken 5] van 19 juni 2015 tot 8 februari 2018 op naam heeft gehad. [67] [naam 29] heeft verklaard dat zij de [merk 10] voor haar verjaardag heeft gekregen en dat [verdachte] de auto heeft gekocht. Toen zij de auto kreeg, liep hun relatie niet zo lekker. Hij wilde de [merk 10] geven, maar dat voelde voor haar niet goed. Hij zei toen dat zij erin mocht rijden, maar dat de auto van hem zou blijven. [naam 29] voelde zich niet de rechtmatige eigenaar. De auto was zijn eigendom en [naam 29] mocht hem gebruiken. [68]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de [merk 10] heeft gekocht voor een bedrag van € 26.000,--, dat contant is betaald door verdachte. Deze contante geldstroom is niet verklaarbaar op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte de werkelijke eigenaar was van de [merk 10] ondanks dat deze op naam van [naam 29] stond. Het is een feit van algemene bekendheid dat tenaamstelling op naam van een ander dan de werkelijke eigenaar ertoe strekt om in het kader van witwassen het eigendom te verhullen. Verdachte heeft verborgen en verhuld dat hij de rechthebbende/eigenaar was van dit voertuig, terwijl hij wist dat het voertuig afkomstig was uit misdrijf.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte genoemd geldbedrag tezamen en in vereniging met een ander heeft witgewassen door dit aan te wenden voor de aankoop van de [merk 10] of dat hij tezamen en in vereniging met een ander heeft verborgen of verhuld wie de werkelijke rechthebbende was van dit voertuig.
[merk 11]
De [merk 11] GTC met kenteken [kenteken 6] heeft tot 10 april 2014 op naam van [naam 41] gestaan en daarna achtereenvolgens op naam van [naam 42] , [naam 23] en [naam 35] . [69] Getuige [naam 41] heeft verklaard dat hij een [merk 11] cabrio met kenteken [kenteken 7] heeft verkocht voor € 64.950,--. Dit geld heeft hij cash gekregen in bundels. [70] Getuige [getuige 12] heeft verklaard dat meneer [naam 41] heeft gevraagd of [naam 43] zijn [merk 11] wilde verkopen. [getuige 12] trad vervolgens op als tussenpersoon. Op een getoonde foto heeft [getuige 12] [verdachte] herkend als de persoon die bij de verkoop het geld snel telde en bij de verkoop aanwezig was. Het bedrag is contant betaald. [71]
[naam 44] heeft verklaard dat [verdachte] een [merk 11] heeft en dat hij daar in rijdt. [naam 42] (
de rechtbank begrijpt: [naam 42]) heeft die [merk 11] op naam gehad en er ook in gereden, maar dat was maar heel kort. [verdachte] reed ook in die [merk 11] in de tijd dat de auto op naam van [naam 42] stond. Toen de auto van de naam van [naam 42] af ging, heeft [naam 23] (
de rechtbank begrijpt: [naam 23]) de auto overgenomen en op naam gezet. [72]
Getuige [getuige 13] heeft verklaard dat de [merk 11] met kenteken [kenteken 7] bekend is bij de [merk 11] garage in [plaatsnaam 5] . Getuige heeft in 2017 een terugbelverzoek gehad van een [verdachte] . In december 2017 kwam getuige met [verdachte] tot de afspraak de auto te repareren. [73]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de [merk 11] heeft gekocht voor een bedrag van € 64.950,--, en dat de koopsom contant is betaald door verdachte. Deze contante geldstroom is niet verklaarbaar op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte genoemd geldbedrag tezamen en in vereniging met een ander heeft witgewassen door dit aan te wenden voor de aankoop van de [merk 11] .
[merk 12] en [merk 10] [type 2]
Het voertuig van [merk 12] , type [type 1] , met kenteken [kenteken 8] heeft van 4 mei 2015 tot 22 december 2016 op naam gestaan van [verdachte] . Daarvoor stond het voertuig op naam van [naam 45] . [74] Getuige [naam 45] heeft verklaard dat hij rond mei 2015 een [merk 22] [merk 10] op Marktplaats te koop had staan. Ergens rond mei 2015 kwam de koper naar de [merk 22] [merk 10] kijken. De koper zag toen ook de [merk 13] met kenteken [kenteken 9] staan en besloot die ook te kopen. De [merk 22] [merk 10] is verkocht voor 11.000 euro en de [merk 13] voor 12.000 euro. De koper heeft dat geld cash gegeven. Op door getuige [naam 45] aangeleverde foto’s is een rode [merk 13] te zien en een [merk 22] [merk 10] met kenteken [kenteken 10] . [75] De [merk 22] [merk 10] betreft een [merk 10] die in de periode van 4 mei 2015 tot 14 september 2017 op naam heeft gestaan van [naam 46] , een ex-vriendin van verdachte. Tijdens de doorzoeking van chalet [nummer 6] op 12 november 2018, toen de verblijfplaats van verdachte, werd een handgeschreven lijst gevonden met daarop automerken/-types en cijfers. [76] Op de lijst staat onder meer “ [merk 14] ” en “ [merk 10] 10000”. [77]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de [merk 12] en de [merk 10] [type 2] heeft gekocht voor een bedrag van in totaal € 23.000,--, dat contant is betaald door verdachte. Deze contante geldstroom is niet verklaarbaar op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte genoemd geldbedrag tezamen en in vereniging met een ander heeft witgewassen door dit aan te wenden voor de aankoop van de twee voertuigen.
[merk 15]
Een [merk 15] , type [type 3] met kenteken [kenteken 11] heeft van 30 juni 2015 tot 18 november 2016 op naam gestaan van [verdachte] . Daarvoor stond het voertuig op naam van [naam 47] . en vanaf 18 november 2016 stond het voertuig op naam van [naam 44] W/V [naam 23] . [78] Op 12 november 2018 vond een doorzoeking plaats in chalet [nummer 6] , toen de woon-/verblijfplaats van verdachte. Tijdens die doorzoeking werd een handgeschreven lijst aangetroffen met daarop automerken/-types en cijfers. [79] Op de lijst staat onder meer “ [merk 15] [type 3] 37000”. [80] Bij de doorzoeking in de woning van verdachte is een afschrift van de [naam 1] -bank aangetroffen waaruit bleek dat op 18 november 2016 op de rekening van verdachte een bedrag van € 50.000,-- is overgemaakt voor de aankoop van de [merk 15] , [type 3] , [kenteken 12] . [81]
Getuige [getuige 14] heeft verklaard dat hij directeur is bij [naam 47] . In 2015 heeft hij een [merk 15] met kenteken [kenteken 12] verkocht. Hij heeft daar nog een factuur van, waarop staat dat hij de [merk 15] heeft verkocht voor € 10.500,-- aan [verdachte] . [verdachte] heeft dit bedrag per bank op 19 juni 2015 voldaan. [82]
Uit informatie van [naam 48] volgt dat een [merk 15] met kenteken [kenteken 12] bij [naam 48] is aangeboden door [getuige 14] en dat het voertuig vervolgens daar te koop heeft gestaan van 5 december 2014 tot 15 december 2014. Het voertuig was aangeboden met een reserve price van € 42.500,--. Het voertuig is niet verkocht. Door de experts van [naam 48] was het voertuig geschat op een waarde tussen € 45.000,-- en € 58.500,--. Dit is een inschatting gemaakt op basis van marktinformatie, ervaring en openbare bronnen. [83]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de [merk 15] heeft aangeschaft en dat hij daar € 10.500,-- per bank voor heeft betaald. Gelet op de beschreven bewijsmiddelen is dit naar het oordeel van de rechtbank geen realistische prijs voor dit voertuig, waardoor het niet anders kan dan dat er meer voor is betaald. Uitgaande van de in de chalet aangetroffen handgeschreven lijst, concludeert de rechtbank dat boven op de betaling per bank nog € 37.000,-- contant is betaald voor dit voertuig. Deze contante geldstroom is niet verklaarbaar op basis van de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Conclusie t.a.v. het gewoontewitwassen
De verdediging heeft zich in alle hiervoor genoemde vermoedens van witwassen erop beroepen dat verdachte het bewijsvermoeden kan weerleggen. Zij stelt dat verdachte heeft kunnen beschikken over voldoende legale financiële middelen om alle gestelde bestedingen contant te hebben kunnen voldoen uit de contanten uit de coffeeshop [naam 3] waarover hij heeft kunnen beschikken. Verdachte zou daardoor over de jaren 2006 t/m 2011 over € 1.400.000,-- aan contant geld hebben beschikt. Die gelden zijn volgens de verdediging afkomstig uit een legale bron en daarom is geen sprake van (gewoonte)witwassen, zoals ten laste is gelegd onder feit 7.
Vooropgesteld dient te worden dat weerlegging van het bedoelde bewijsvermoeden door de verdachte dient te geschieden. Verdachte heeft evenwel geen enkele verklaring afgelegd. De verklaring welke op pagina 10 van de pleitnota van de verdediging is weergegeven is daarmee geen weergave van, noch gebaseerd op, de verklaring van de verdachte. Zo gaat de verklaring van de verdediging ervan uit, dat verdachte beschikte over alle opbrengsten van [naam 3] . Daartoe wordt door de verdediging verwezen naar een verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft dit niet zelf verklaard. Daarmee heeft verdachte geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geld.
Zoals in het voorafgaande reeds is vastgesteld is de aankoop van coffeeshop [naam 3] gefinancierd met door misdrijf verkregen geld, te weten de hypotheek die is verkregen met gebruikmaking van valse geschriften. Dat maakt dat de met de coffeeshop vervolgens gegenereerde inkomsten ook van misdrijf afkomstig zijn. Voorts stelt de rechtbank vast dat in de drie boekenonderzoeken die hebben plaatsgevonden is vastgesteld dat de administratie van [naam 3] als gevolg van ernstige tekortkomingen niet kan dienen als een betrouwbare grondslag voor de winstberekening. Voor de jaren 2008, 2009 en 2010 is een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en medeverdachte [medeverdachte 2] gesloten. Over de jaren 2006, 2007 en 2011 is op geen enkele wijze, niet door het overleggen van de administratie van [naam 3] of door belastingaangiften, door verdachte inzage verschaft in de inkomsten van [naam 3] .
Ook overigens is geen verklaring gegeven voor het feit dat verdachte of grote hoeveelheden contant geld kon beschikken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door verdachte voor de contante gelden geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk verklaring is gegeven. Daardoor heeft verdachte het vermoeden van witwassen niet ontkracht en is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat hij wist, in de vorm van voorwaardelijk opzet, dat deze betalingen geen legale herkomst hadden en dus afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Verdachte heeft zich tussen 2007 en 2020 schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 700.755,24 door hiervan verschillende goederen aan te schaffen. Daarnaast heeft verdachte verborgen en verhuld dat hij de rechthebbende was van een perceel grond en van meerdere voertuigen. Gelet op deze langdurige periode en de omvang van het witgewassen geldbedrag is de rechtbank van oordeel dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006 te Arnhem en/of [plaatsnaam 1] en/of Nistelrode en/of Velp en/of Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenmet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 1] N.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van
een inschuld,te weten
‐het verstrekken van / het oversluiten van een hypothecaire lening (tbv de woning aan de [adres 4] ) en het verstrekken van een bouwdepot
en het verstrekken van een (consumptief) kredieten/of
‐het ter beschikking stellen van een bedrag van 385.000 euro
, althans een geldbedrag,door
‐aan te (laten) geven / in te (laten) vullen in het aanvraagformulier [naam 1] hypotheken dat mw [medeverdachte 2] als accountmanager in loondienst met vast dienstverband werkzaam is bij [naam 5] (B‐016, pag 11929‐11936) en
/of
‐aan te (laten) geven / in te (laten) vullen dat [medeverdachte 2] bij [naam 5] een
bruto jaarsalaris verdient van 62.156 euro (pag 11929) en
/of
‐een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 24
juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005
als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto
jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐18, pag
11943)) te (laten / doen) overleggen en
/of
‐ een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 12
juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005
als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto
jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐20, pag
11950/11951)) te (laten / doen) overleggen
en/of
‐een salarisspecificatie van [naam 5] (dd 31 mei 2006) te Arnhem gericht aan
[medeverdachte 2] met betrekking tot mei 2006 waarop staat dat er (netto) 2981,73 euro
aan salaris is/wordt uitbetaald op rekeningnummer [nummer 2] en dat [medeverdachte 2]
per 1 september 2005 in dienst is getreden) te (laten / doen) overleggen (B‐18, pag 11944); (zaaksdossier B en zaaksdossier H.)
2.
hij
in of omstreeksde periode van 1 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006 te Arnhem en/of [plaatsnaam 1] en/of Nistelrode en/of Velp en/of Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenopzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
‐een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 24 juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005 als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐18, pag
11943) en
/of
‐ een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 12
juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005
als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto
jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐20, pag
11950/11951)
en/of
‐een salarisspecificatie van [naam 5] (dd 31 mei 2006) te Arnhem gericht aan
[medeverdachte 2] met betrekking tot mei 2006 waarop staat dat er (netto) 2981,73 euroaan salaris is/wordt uitbetaald op rekeningnummer [nummer 2] en dat [medeverdachte 2]
per 1 september 2005 in dienst is getreden (B‐18, pag 11944)te (laten / doen) verstrekken aan / toe te (laten) zenden aan / toe te (laten) doen komen aan [naam 1] NV ten behoeve van een hypotheekaanvraag / het verkrijgen van een hypothecaire lening mbt een woning aan de [adres 4] ; (zaaksdossier B en zaaksdossier H)
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 september 2008 tot en met 31 oktober 2008 te Castricum en/of Beekbergen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenopzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst,
door
‐een
inschrijving/aanvraagformulier huurwoning gericht aan
/bij[naam 7] waarin staat dat [medeverdachte 1] werkzaam is als accountmanager bij [naam 8] B.V. en een bruto inkomen heeft van 4000 euro per vier weken en [verdachte] buitendienstmedewerker is bij [naam 8] B.V. en een bruto inkomen heeft van 3200 euro per vier weken (pag 10078) en
/of
‐een salarisstrook van [naam 8] B.V. gericht aan [medeverdachte 1] met periodedatum 30‐09‐2008 waarin staat dat het salaris over september 2008 2509,41 euro bedraagt (pag 10080) en
/of
‐een salarisstrook van [naam 8] B.V. gericht aan [verdachte] met periodedatum 30‐09‐2008 waarin staat dat het salaris over september 2008 2066,28 euro bedraagt (pag 10081)
te (laten / doen) verstrekken aan / toe te (laten) zenden / toe te (laten) doen komen aan [naam 7] B.V. ten behoeve van het verkrijgen/aangaan van een huurovereenkomst mbt een woning aan de [straatnaam 2] [nummer 14] te [plaatsnaam 8] ;
(zaaksdossier A en zaaksdossier H)
7.
hij op diverse tijdstippen in
of omstreeksde periode 1 april 2007 tot en met 1 mei 2020 te [plaatsnaam 1] , Brummen, Velp althans (elders) in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,immers heeft hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededaders, van een of meerdere (grote) geldbedragen,
van in totaal 779.930,24 euroen/of van
één of meervoertuigen en/of van
één of meeronroerende goederen de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats, en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen of verhuld wie de rechthebbende is of het voorhanden heeft (gehad), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde geldbedragen gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten,
althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemde onroerende goederen en
/ofvoertuigen en
/ofgeldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Immers heeft verdachte:
‐ een geldbedrag
‐ van in totaal 50.000,‐‐ euroverworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van Broodjeszaak [naam 3] terwijl hij, verdachte en
/of één of meer vanzijn mededader
s, wisten
, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk
of middellijk– afkomstig was uit enig misdrijf ( zaaksdossiers H. en B.);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 20.000,‐‐ euro
verworven en/ofvoorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze gelden (mede)aan te wenden ten behoeve van de finale kwijting van de geldschuld van medeverdachte [medeverdachte 2] aan de [naam 1] vanwege een debetstand op de (zakelijke) rekening
(van [naam 3]
)terwijl hij, verdachte en
/of één of meer vanzijn mededader
s, wisten
, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier B.);
‐ een geldbedrag
‐ van in totaal 132.500,‐‐ euroverworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag/deze gelden aan te wenden ten behoeve van de aankoop van het perceel grond met opstallen, gelegen aan de [straatnaam 1] , sectie [naam 16] te [plaatsnaam 1] , terwijl hij, verdachte en
/oféén
of meer vanzijn mededader
s, wisten
, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier B)
‐ verborgen/verhuld dat hij gedurende de periode vanaf 15 september 2014 tot en met 23 april 2020 de rechthebbende was van een perceel grond gelegen aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] terwijl hij, verdachte en
/of één of meer vanzijn mededader
s, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd onroerend goed – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier B);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 104.894,91 euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze geldenaan te wenden ten behoeve van de betaling huurpenningen in verband met de door verdachte en
/ofzijn medeverdachte gehuurde woning aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam 9] terwijl hij, verdachte en
/of één of meer vanzijn mededader
s, wisten
, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier A);
‐ verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende was van het pand gelegen aan de [adres 9] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemde onroerend goed – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier A);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 35.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze geldenaan te wenden ten behoeve van de aankoop van het chalet, lokaal bekend als standplaats [straatnaam 4] [nummer 6] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf
(zaaksdossier C);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 7.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze geldenaan te wenden ten behoeve van de aankoop van het chalet, lokaal bekend als standplaats [straatnaam 4] [nummer 5] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier C);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 20.525,33 euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze geldenaan te wenden ten behoeve van de betaling standplaatsgelden en nutsvoorzieningen ten behoeve van chalet [straatnaam 4] [nummer 6] en chalet [straatnaam 4] [nummer 5] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf ( zaaksdossier C);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 125.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze gelden (mede)aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van [naam 32] [plaatsnaam 4] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf
( zaaksdossier E.);
‐ verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende/eigenaar was van een [merk 1] met het kenteken [kenteken 13] en/of een geldbedrag, van in totaal 10.000,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit ‐ bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van het voornoemde voertuig terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd voertuig en/of voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F. en H onderneming [naam 49] )
‐ verborgen/verhuld dat hij rechthebbende/eigenaar was van een [merk 1] met het kenteken [kenteken 14] en/of een geldbedrag, van in totaal 7.865,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit ‐ bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van het voornoemde voertuig terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd voertuig en/of voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf (zaaksdossier F. en H onderneming [naam 49] )
‐ verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende/eigenaar was van een [merk 2] , type [type 6] met het kenteken [kenteken 15] en
/ofeen geldbedrag, van in totaal 59.000,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze gelden (mede)aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van voornoemde [merk 2] terwijl hij, verdachte en
/of één of meer vanzijn mededader
s, wisten
, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd voertuig en
/ofvoornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F. en H.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 57.195,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [merk 11] S1 ’56 en
/ofeen [merk 4] ’71 en
/ofeen [merk 19] ’80 en
/ofeen [merk 5] [type 5] ’93 en
/ofeen [merk 16] ’86 en
/ofeen [merk 17] ’81 en
/ofeen [merk 8] en
/ofeen [merk 18] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk –
afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ heeft verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende/eigenaar was van een [merk 10] ; 4 cabriolet met kenteken [kenteken 16] en
/ofeen geldbedrag, van in totaal 26.000,‐ ‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag/deze gelden aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van voornoemd voertuig terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd voertuig en
/ofvoornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig
waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 64.950,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze gelden (mede)aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [merk 11] cabrio, met kenteken [kenteken 17] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 23.000,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze gelden (mede)aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [merk 12] kenteken [kenteken 18] en
/ofeen [merk 10] model [type 2] , met kenteken [kenteken 19] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk
of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 37.000,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag
/deze gelden (mede)aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [merk 15] terwijl hij, verdachte
en/of één of meer van zijn mededaders, wist
en, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat voornoemd
(e)geldbedrag
(en)– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf (zaaksdossier F.).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van:
feit 1:medeplegen van oplichting;
en:
feit 2:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
feit 3:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
feit 7:
medeplegen van gewoontewitwassen
en
gewoontewitwassen

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van de categorie tussen de € 500.000,-- en € 1.000.000,--. Verdachte heeft geruime tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht en ook nog een lange periode daarvan in beperkingen. Op zijn strafblad staat slechts één relevant feit, maar dat is al erg oud. Verder moet er rekening mee worden gehouden dat verdachte financieel vleugellam is, dat hij werkzaam is en dat de zaak lang heeft geduurd. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, wat maakt dat niet meer een onvoorwaardelijk strafdeel moet worden opgelegd dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, overschrijdt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met iemand anders gebruik gemaakt van valse werkgeversverklaringen, waarmee zij [naam 1] N.V. hebben opgelicht. Ook heeft verdachte samen met een ander gebruik gemaakt van valse salarisstroken en een vals aanvraagformulier ten behoeve van het aangaan van een huurovereenkomst. Hiermee is het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers/verhuurders in de juistheid van dergelijke documenten moeten kunnen hebben, geschaad. Daarnaast is het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan dergelijke documenten moet kunnen worden ontleend ondermijnd.
Verder heeft verdachte zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging voor de legale economie en bevordert het plegen van strafbare feiten. Door het wegsluizen van crimineel geld wordt namelijk de opsporing van de onderliggende misdrijven bemoeilijkt. In totaal heeft verdachte een geldbedrag van € 700.755,24 witgewassen.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank als uitgangspunt de LOVS-oriëntatiepunten, waaruit volgt dat bij een benadelingsbedrag tussen de € 500.000,-- en € 1.000.000,-- het oriëntatiepunt is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden wordt opgelegd.
Dat verdachte geen relevante strafrechtelijke documentatie heeft, geeft de rechtbank geen aanleiding om daarmee in strafmatigende zin rekening mee te houden nu dit als een normale omstandigheid heeft te gelden. De rechtbank komt niet toe aan een strafoplegging zoals geëist door de officier van justitie, nu de rechtbank verdachte vrij zal spreken van meerdere feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich – zoals hierboven beschreven – schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Een aantal van deze feiten is echter al lange tijd geleden gepleegd. Hiermee zal de rechtbank rekening houden bij de straftoemeting. Verder houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn een vonnis uitspreekt. Als aanvang van de redelijke termijn geldt in onderhavige zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, 12 november 2018. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 9 juni 2022 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met een periode van ruim anderhalf jaar overschreden, hetgeen niet volledig voor rekening van verdachte moet komen. Ten tijde van een regiezitting op 16 juni 2021 is door de rechtbank op verzoek van de verdediging onder meer het horen van meerdere getuigen toegewezen. De verhoren van de getuigen hebben vervolgens plaatsgevonden in november 2021 waarna de inhoudelijke behandeling in april 2022 plaats kon vinden. De overschrijding zal leiden tot matiging van de op te leggen straf.
Afgezien van de overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank geen aanleiding om in strafmatigende zin af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS, zoals verzocht door de verdediging. Het gaat om ernstige feiten, waarvoor verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen. Integendeel, verdachte heeft de verantwoordelijkheid volledig op anderen geschoven. Immers, verdachte heeft ervoor gezorgd dat in vrijwel alle gevallen de transacties in naam van anderen, die in sommige gevallen van hem afhankelijk waren, hebben plaatsgevonden.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend is. Verdachte heeft ogenschijnlijk enkel profijt gehad van zijn handelen zonder – zoals een aantal van zijn mededaders – in de schulden te belanden. Hij heeft in die zin ook geprofiteerd van het strafbare handelen van zijn mededaders. Dit alles rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een straf die hoger is dan waar de oriëntatiepunten vanuit gaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de grond van de [straatnaam 1] , van chalet [nummer 6] , van [naam 32] [plaatsnaam 4] en van verschillende voertuigen. Deze goederen zijn conservatoir in beslag genomen, maar dat staat niet aan verbeurdverklaring in de weg.
De verdediging heeft gesteld dat de in beslag genomen 50 euro terug moet naar verdachte. Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen is verzocht af te zien van verbeurdverklaring.
De rechtbank zal de in beslag genomen 50 euro die aan verdachte toebehoort en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van feit 7 is verkregen verbeurd verklaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de goederen waarop conservatoir beslag rust, is de rechtbank van oordeel dat conservatoir beslag strekt tot het veiligstellen van het verhaal van een opgelegde vermogenssanctie en niet om het in beslag genomen goed voorwerp te maken van een afzonderlijke sanctie. De rechtbank neemt hierover dan ook geen beslissing.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 55, 57, 225, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de in beslag genomen 50 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2022.
Bijlage 1
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006
te Arnhem en/of [plaatsnaam 1] en/of Nistelrode en/of Velp en/of Eindhoven, althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 1] N.V.
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van
een inschuld, te weten
‐het verstrekken van / het oversluiten van een hypothecaire lening (tbv de woning aan
de [adres 4] ) en het verstrekken van een bouwdepot en het verstrekken
van een (consumptief) krediet en/of
‐het ter beschikking stellen van een bedrag van 385.000 euro, althans een geldbedrag,
door
‐aan te (laten) geven / in te (laten) vullen in het aanvraagformulier [naam 1]
hypotheken dat mw [medeverdachte 2] als accountmanager in loondienst met vast
dienstverband werkzaam is bij [naam 5] (B‐016, pag 11929‐11936) en/of
‐aan te (laten) geven / in te (laten) vullen dat [medeverdachte 2] bij [naam 5] een
bruto jaarsalaris verdient van 62.156 euro (pag 11929) en/of
‐een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 24
juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005
als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto
jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐18, pag
11943)) te (laten / doen) overleggen en/of
‐ een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 12
juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005
als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto
jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐20, pag
11950/11951)) te (laten / doen) overleggen en/of
‐een salarisspecificatie van [naam 5] (dd 31 mei 2006) te Arnhem gericht aan
[medeverdachte 2] met betrekking tot mei 2006 waarop staat dat er (netto) 2981,73 euro
aan salaris is/wordt uitbetaald op rekeningnummer [nummer 2] en dat [medeverdachte 2]
per 1 september 2005 in dienst is getreden) te (laten / doen) overleggen (B‐18, pag
11944); (zaaksdossier B en zaaksdossier H.)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006
te Arnhem en/of [plaatsnaam 1] en/of Nistelrode en/of Velp en/of Eindhoven, althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd
waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst,
door
‐een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 24
juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005
als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto
jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐18, pag
11943) en/of
‐ een werkgeversverklaring van [naam 5] (ondertekend op 12
juli 2006 te Arnhem door [naam 6] ) waarin staat [medeverdachte 2] sinds 1 september 2005
als accountmanager (voor onbepaalde tijd of in vaste dienst) werkzaam is en een bruto
jaarsalaris van 57.557,16 euro en vakantietoeslag van 4604,57 euro verdient (B‐20, pag
11950/11951) en/of
‐een salarisspecificatie van [naam 5] (dd 31 mei 2006) te Arnhem gericht aan
[medeverdachte 2] met betrekking tot mei 2006 waarop staat dat er (netto) 2981,73 euro
aan salaris is/wordt uitbetaald op rekeningnummer [nummer 2] en dat [medeverdachte 2]
per 1 september 2005 in dienst is getreden (B‐18, pag 11944)
te (laten / doen) verstrekken aan / toe te (laten) zenden aan / toe te (laten) doen komen
aan [naam 1] NV ten behoeve van een hypotheekaanvraag / het verkrijgen van een
hypothecaire lening mbt een woning aan de [adres 4] ; (zaaksdossier B en
zaaksdossier H)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 oktober 2008
te Castricum en/of Beekbergen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd
waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst,
door
‐een inschrijving/aanvraagformulier huurwoning gericht aan/bij [naam 7]
waarin staat dat [medeverdachte 1] werkzaam is als accountmanager bij [naam 8] B.V. en een
bruto inkomen heeft van 4000 euro per vier weken en [verdachte]
buitendienstmedewerker is bij [naam 8] B.V. en een bruto inkomen heeft van 3200 euro
per vier weken (pag 10078) en/of
‐een salarisstrook van [naam 8] B.V. gericht aan [medeverdachte 1] met periodedatum 30‐09‐
2008 waarin staat dat het salaris over september 2008 2509,41 euro bedraagt (pag
10080) en/of
‐een salarisstrook van [naam 8] B.V. gericht aan [verdachte] met periodedatum 30‐09‐2008
waarin staat dat het salaris over september 2008 2066,28 euro bedraagt (pag 10081)
te (laten / doen) verstrekken aan / toe te (laten) zenden / toe te (laten) doen komen aan
[naam 7] B.V. ten behoeve van het verkrijgen/aangaan van een
huurovereenkomst mbt een woning aan de [straatnaam 2] [nummer 15] te [plaatsnaam 12] ;
(zaaksdossier A en zaaksdossier H)
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 maart 2012
te Castricum en/of Duiven en/of Amsterdam en/of Velp en/of te Leeuwarden en/of Den
Haag, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren
om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst,
door
‐een salarisstrook van [naam 8] B.V. gericht aan [medeverdachte 1] met periodedatum 31‐01‐
2012 waarin staat dat er 2558,60 euro aan salaris is/wordt uitbetaald op
rekeningnummer [nummer 16] tnv [medeverdachte 1] (pag 5689) en/of
‐een werkgeversverklaring van [naam 8] B.V. (ondertekend door medeverdachte [naam 46]
dd 26 januari 2012) waarin staat dat [medeverdachte 1] sinds 1 juli 2011 als office manager
in vaste dienst werkzaam is en een bruto salaris van 42.000 euro verdient (pag 5687)
en/of
‐een brief van/namens [naam 8] gedateerd op 9 februari 2012 en ondertekend door
medeverdachte [naam 46] waarin de werkzaamheden/bedrijfsactiviteiten van [naam 8]
beschreven staan (pag 5693)
te (laten / doen) verstrekken aan / toe te (laten) zenden / toe te (laten) doen komen aan
[naam 50] N.V. ten behoeve van een hypotheekaanvraag / het verkrijgen van
een hypothecaire lening mbt een woning aan de [straatnaam 3] [nummer 17] te [plaatsnaam 13] ;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 maart 2012 te Castricum
en/of Duiven en/of Amsterdam en/of Velp, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 2] N.V.
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van
een inschuld, te weten
‐het verstrekken van een hypothecaire lening (tbv de aankoop van de woning aan de
[straatnaam 3] [nummer 18] te [plaatsnaam 14] ) en/of
‐het ter beschikking stellen van een bedrag van 188.976 euro, althans een geldbedrag,
door
‐aan te (laten) geven / in te (laten) vullen (in het aanvraagformulier hypothecaire
geldlening) dat [medeverdachte 1] als office manager werkzaam is bij [naam 8] B.V. in Arnhem
(pag 11678) en/of
‐aan te (laten) geven / in te (laten) vullen dat [medeverdachte 1] bij [naam 8] B.V. een bruto
jaarsalaris verdient van 45.360 euro en/of
‐een werkgeversverklaring van [naam 8] B.V. met betrekking tot [medeverdachte 1] (pag 1823
/ 11706) te (laten / doen) overleggen en/of
‐een salarisstrook van [naam 8] B.V. met betrekking tot [medeverdachte 1] met periodedatum
31‐01‐2012 (pag 1824 / 11707) te (laten / doen) overleggen en/of
‐de hypotheekofferte te (laten / doen) ondertekenen door [medeverdachte 1] waarin staat
dat [medeverdachte 1] de bank ‘volledig en naar waarheid heeft geïnformeerd’ (pag 11702);
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 maart 2012
te Castricum en/of Duiven en/of Amsterdam en/of Velp, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd
waren om
tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
‐een werkgeversverklaring van [naam 8] B.V. te Arnhem (ondertekend dd 26 januari 2012
door medeverdachte [naam 46] ) waarin staat dat [medeverdachte 1] sinds 1 juli 2011 als
office manager (in vaste dienst) werkzaam is en een bruto salaris van 42.000 euro
verdient (pag 1823 / 11706) en/of
‐een salarisstrook van [naam 8] B.V. gericht aan [medeverdachte 1] met periodedatum 31‐01‐
2012 waarin staat dat er 2558,60 euro aan salaris is/wordt uitbetaald op
rekeningnummer [nummer 16] ten name van [medeverdachte 1] (pag 1824)
te (laten / doen) verstrekken aan / toe te (laten) zenden / toe te (laten) doen komen aan
[naam 2] N.V. ten behoeve van een hypotheekaanvraag / het verkrijgen
van een hypothecaire lening mbt een woning aan de [straatnaam 3] [nummer 19] te [plaatsnaam 15] ;
7.
hij op diverse tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2007 tot en met 1 mei 2020
te [plaatsnaam 1] , Brummen, Velp althans (elders) in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een
gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededaders,
van een of meerdere (grote) geldbedragen, van in totaal 779.930,24 euro en/of
van één of meer voertuigen en/of
van één of meer onroerende goederen
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats, en/of de vervreemding en/of
de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen of verhuld wie de
rechthebbende is of het voorhanden heeft (gehad),
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
voornoemde geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemde onroerende goederen en/of
voertuigen en/of geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf.
Immers heeft verdachte:
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 50.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van
Broodjeszaak [naam 3] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders,
wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en)
– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf ( zaaksdossiers H. en B.);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 20.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de finale kwijting van de
geldschuld van medeverdachte [medeverdachte 2] aan de [naam 1] vanwege een
debetstand op de (zakelijke) rekening (van [naam 3] ) terwijl hij, verdachte en/of één of
meer van zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf (zaaksdossier B.);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 132.500,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
bedrag/deze gelden aan te wenden ten behoeve van de aankoop van het perceel grond
met opstallen, gelegen aan de [straatnaam 1] , sectie [naam 16] te [plaatsnaam 1] , terwijl hij,
verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk –
afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier B)
‐ verborgen/verhuld dat hij gedurende de periode vanaf 15 september 2014 tot en met
23 april 2020 de rechthebbende was van een perceel grond gelegen aan de [straatnaam 1]
te [plaatsnaam 1] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd onroerend goed – onmiddellijk of
middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf. (zaaksdossier B);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 104.894,91 euro verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
bedrag/deze gelden aan te wenden ten behoeve van de betaling huurpenningen in
verband met de door verdachte en/of zijn medeverdachte gehuurde woning aan de
[straatnaam 2] te [plaatsnaam 16] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van
zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf (zaaksdossier A);
‐ verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende was van het pand gelegen aan de
[adres 11] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders,
wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemde onroerend goed –
onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier A);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 35.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
bedrag/deze gelden aan te wenden ten behoeve van de aankoop van het chalet, lokaal
bekend als standplaats [straatnaam 4] [nummer 6] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn
mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e)
geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf
(zaaksdossier C);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 7.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad en/of
overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag/deze
gelden aan te wenden ten behoeve van de aankoop van het chalet, lokaal bekend als
standplaats [straatnaam 4] [nummer 5] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn
mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e)
geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf
(zaaksdossier C);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 20.525,33 euro verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
bedrag/deze gelden aan te wenden ten behoeve van de betaling standplaatsgelden en
nutsvoorzieningen ten behoeve van chalet [straatnaam 4] [nummer 6] en chalet [straatnaam 4] [nummer 5]
terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk
of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf ( zaaksdossier C);
‐ een geldbedrag ‐ van in totaal 125.000,‐‐ euro verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van
[naam 32] [plaatsnaam 4] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders,
wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en)
– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf ( zaaksdossier E.);
‐ verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende/eigenaar was van een [merk 1]
met het kenteken [kenteken 13] en/of een geldbedrag, van in totaal 10.000,‐‐ euro
voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik
gemaakt door dit ‐ bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de
aankoop/betaling van het voornoemde voertuig terwijl hij, verdachte en/of één of meer
van zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
voornoemd voertuig en/of voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk –
afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F. en H onderneming [naam 49] )
‐ verborgen/verhuld dat hij rechthebbende/eigenaar was van een [merk 1] met
het kenteken [kenteken 14] en/of een geldbedrag, van in totaal 7.865,‐‐ euro voorhanden
heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit
‐ bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van
et voornoemde voertuig terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders,
wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd voertuig en/of
voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf (zaaksdossier F. en H onderneming [naam 49] )
‐ verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende/eigenaar was van een [merk 2] , type [type 6]
met het kenteken [kenteken 15] en/of een geldbedrag, van in totaal 59.000,‐‐ euro
voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik
gemaakt door dit bedrag/deze gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de
aankoop/betaling van voornoemde [merk 2] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van
zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd
voertuig en/of voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig
waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F. en H.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 57.195,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of
overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door (mede) aan te
wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [merk 11] S1 ’56 en/of een [merk 20]
’71 en/of een [merk 19] ’80 en/of een [merk 5] [type 5] ’93 en/of een [merk 16] ’86 en/of
een [merk 17] ’81 en/of een [merk 8] en/of een [merk 18] terwijl hij,
verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk –
afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ heeft verborgen/verhuld dat hij de rechthebbende/eigenaar was van een [merk 10] [type 7]
; 4 cabriolet met kenteken [kenteken 16] en/of een geldbedrag, van in totaal 26.000,‐
‐ euro voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan
gebruik gemaakt door dit bedrag/deze gelden aan te wenden ten behoeve van de
aankoop/betaling van voornoemd voertuig terwijl hij, verdachte en/of één of meer van
zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd
voertuig en/of voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig
waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 64.950,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of
overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag/deze
gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [merk 11]
[type 8] , met kenteken [kenteken 17] terwijl hij, verdachte en/of één of meer van
zijn mededaders, wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 23.000,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of
overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag/deze
gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [naam 51]
kenteken [kenteken 18] en/of een [merk 10] model [type 2] , met kenteken [kenteken 19]
terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk
of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F.)
‐ een geldbedrag, van in totaal 37.000,‐‐ euro voorhanden heeft gehad en/of
overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt door dit bedrag/deze
gelden (mede) aan te wenden ten behoeve van de aankoop/betaling van een [merk 15]
terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, wisten, althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en) – onmiddellijk
of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf (zaaksdossier F.).

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 20] [naam 52] , gesloten op 29 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Bijlage B-016, p. 11929-11932 en 11935.
3.Bijlage B-017, p. 11939.
4.Bijlage B-014, p. 11914.
5.Het proces-verbaal analyse hypotheekdossier [medeverdachte 2] , p. 2778, 2780 en 2782.
6.Bijlage B-018, p. 11943.
7.Bijlage B-020, p. 11950.
8.Het proces-verbaal van 29 maart 2021, p. 1171.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 215.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 274-275.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 255.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 9562.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 9854.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10367-10368 + Bijlage 3, p. 10078-10079.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10368.
16.Bijlage 3, p. 10080 en 10081.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10368.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10369.
19.Bijlage 2, p. 10076.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 9820-9821.
21.Het proces-verbaal van bevindingen inkomsten [verdachte] , p. 7120.
22.Bijlage 5, p. 8081.
23.Bijlage 8, p. 8088.
24.Bijlage 9, p. 8090.
25.Het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, p. 9491 + Bijlage 1, p. 9494.
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 10559-10560.
27.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 14] , p. 10753, 10755-10757.
28.Bijlage B-026, p. 11980.
29.Bijlage B-027, p. 11987.
30.Bijlage B-028, p. 11992.
31.Bijlage B-029, p. 11996 en p. 12003.
32.Bijlage B-030, p. 12010.
33.Bijlage B-031, p. 12015.
34.Bijlage B-032, p. 12018-12019.
35.Bijlage B-033, p. 12026.
36.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 10637-10638 en p. 10640-10641.
37.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 217.
38.Bijlage B-034, p. 12029.
39.Bijlage B-50, p. 12200-12201.
40.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 219.
41.Het proces-verbaal USB [medeverdachte 2] , p. 5290-5291.
42.Het proces-verbaal USB [medeverdachte 2] , p. 5292-5293.
43.Het proces-verbaal van bevindingen stallen [plaatsnaam 1] II, p. 2293-2297.
44.Het proces-verbaal van bevindingen [adres 10] , p. 10365 + iRVI natuurlijke personen, p. 1961-1962.
45.Het proces-verbaal van bevindingen [adres 10] , p. 10369 + Bijlage 6, p. 10117-10121.
46.Het proces-verbaal van bevindingen overzicht huurbetalingen [adres 10] , 20210421.1055, p. FR-29 - FR-31.
47.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , p. 10010.
48.Het proces-verbaal van getuigenverhoor door de rechter-commissaris van [getuige 6] , AD-2, p. 155.
49.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 3531-3532 en 3534.
50.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 29] , p. 4360-4361 en p. 4363.
51.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 27] , p. 4174.
52.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 28] , p. 4183.
53.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 9209-9210 + Bijlage 1, p. 9211.
54.Het proces-verbaal van uitvoeringsstukken EOB Duitsland, p. 2887.
55.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3569-3570.
56.Het proces-verbaal van bevindingen inkomsten [verdachte] , 7120-7121.
57.Registratie PL26FU_D194920_FIU, p. 12486 en p. 12488.
58.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 4557 en p. 4561.
59.Bijlage 1, p. 10893.
60.Het proces-verbaal van bevindingen analyse bankrekening [naam 8] B.V., p. 2653.
61.Het proces-verbaal van bevindingen analyse bankrekening [naam 8] B.V., p. 2651 + Bijlage 1, p. 2660.
62.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] , p. 10177.
63.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 17] , p. 5141.
64.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 7465-7466.
65.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] , p. 6783-6784.
66.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] , p. 4217-4218.
67.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2221.
68.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 29] , p. 4250-4252.
69.Bijlage 1, p. 10830.
70.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 41] , p. 4759-4760.
71.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] , p. 4667-4668.
72.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 44] , p. 7918-7919.
73.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 13] , p. 4682.
74.Bijlage 1, p. 10949.
75.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 5446-5447.
76.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10947.
77.Bijlage F-05, p. 12720.
78.Bijlage 1, p. 10538.
79.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10532.
80.Bijlage F-05, p. 12720.
81.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10533.
82.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 14] , p. 4576-4577 en p. 4582-4583.
83.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4635-4636.