ECLI:NL:RBGEL:2022:5813

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
05-341098-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van meerdere assistentes in een dierenkliniek door een dierenarts, met misbruik van machtspositie en onbetrouwbaarheid van verklaringen

Op 14 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een dierenarts, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van vier assistentes in een dierenkliniek. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het meermalen ongewenst aanraken van de borsten van zijn assistentes, waarbij hij zijn machtspositie als werkgever misbruikte. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen van de slachtoffers, die gedetailleerd en consistent waren. De feiten vonden plaats tussen 2002 en 2020, waarbij de slachtoffers verklaarden dat zij zich in een kwetsbare positie bevonden door hun werkrelatie met de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de vier aangeefsters betrouwbaar waren en dat er voldoende steunbewijs was voor hun aangiftes. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die varieerden van materiële schade tot smartengeld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact die deze op de slachtoffers hadden gehad, waaronder psychische gevolgen zoals PTSS.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/341098-21
Datum uitspraak : 14 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1960 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .
Raadsman: mr. T. van der Goot, advocaat in Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 september 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 6 juli 2020 te Wageningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borst(en), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en/of ongewenst te handelen en/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 1] , zijnde zijn assistente en/of misbruik te maken van het leeftijdsverschil ten opzichte van die [benadeelde 1] en/of
- die [benadeelde 1] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden, althans het vasthouden van een hond/kat en/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 1] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 13 juli 2020 te Wageningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [benadeelde 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borst(en),
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en/of ongewenst te handelen en/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 2] , zijnde zijn assistente en/of
- die [benadeelde 2] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden van een hond, althans het vasthouden van een hond en/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 2] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2003 tot en met 8 mei 2007 te Wageningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [benadeelde 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borst(en), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en/of ongewenst te handelen en/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 3] , zijnde zijn assistente en/of
- die [benadeelde 3] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden van een hond, althans het vasthouden van een hond en/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 3] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 30 november 2004 te Wageningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [benadeelde 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borst(en), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en/of ongewenst te handelen en/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 4] , zijnde zijn assistente en/of
- die [benadeelde 4] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden van een hond, althans het vasthouden van een hond en/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 4] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten 1 tot en met 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij ten aanzien van feit 3 de periode tot en met 1 maart 2006 bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters onbetrouwbaar zijn. De onbetrouwbaarheid blijkt uit de wisselende verklaringen die door hen zijn afgelegd en door mogelijke beïnvloeding. Daarnaast is niet voldaan aan het bewijsminimum. De verklaringen over en weer zijn onvoldoende onderscheidend als het om de modus operandi gaat, hetgeen nodig is om gebruik te kunnen maken van schakelbewijs.
Beoordeling door de rechtbank
In het dossier bevinden zich verklaringen van vier verschillende vrouwen die bij verdachte, die dierenarts is, werkten als paraveterinair, en die verklaren dat verdachte tijdens het werk hun borsten heeft aangeraakt, terwijl zij dit niet wilden. Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij aangeefsters met een seksuele intentie heeft aangeraakt.
De vragen die nu voorliggen aan de rechtbank, is of de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn en zo ja, of deze verklaringen op bepaalde punten bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen. Gelet op de nauwe samenhang tussen de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank de feiten gezamenlijk behandelen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat ze sinds januari 2020 dierenartsassistent is bij dierenkliniek [dierenkliniek] waar verdachte werkt als dierenarts. Vanaf april 2020 kreeg ze vreemde opmerkingen van verdachte, bijvoorbeeld dat haar werkpolo wel een maatje kleiner kon en dat hij van vrouwen met mooie rondingen hield. Ze zei er niets van, omdat verdachte haar werkgever is, ze er nog maar kort werkte en zich daardoor sneller geïntimideerd voelde. De eerste keer dat verdachte haar aanraakte was tijdens een onderzoek aan een grote hond. Verdachte raakte met de buitenkant van zijn hand haar borst aan. Het was een kort tikje. Ze dacht dat het per ongeluk was, omdat het tijdens een onderzoek aan een grote hond was. Bij een ander onderzoek aan een kat raakte verdachte ook haar borsten aan, terwijl dat toen niet nodig was. Verdachte raakte haar aan bij haar borst als hij met zijn handen naar de kat toe ging of als hij na het onderzoek zijn handen weer terugtrok. Deze beweging duurde 1 of 2 seconden waarbij de hand niet stilstond op de borst. Daarna gebeurde het steeds vaker. Ze werkte een keer in de twee weken samen met verdachte en iedere keer raakte hij haar aan. In totaal heeft verdachte haar vijf of zes keer bij haar borsten aangeraakt. Verdachte wist dat ze er niet van gediend was, omdat ze eerder een keer zijn hand heeft weggetikt en daarna is weggelopen. [2]
Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij sinds 2010 dierenartsassistente bij dierenkliniek [dierenkliniek] is waar verdachte werkt als dierenarts. Als ze een hond moest vasthouden op de onderzoekstafel dan deed ze haar rechterarm onder de buik en haar linkerarm onder de kop van de hond. Tijdens het onderzoek aan de hond kwam verdachte met zijn hand langs haar borst. Verdachte ging daarbij met zijn hand over de vacht van de hond en raakte haar daarbij aan. De eigenaar van de hond stond er vaak bij. Soms stapte ze terug, maar ook dan raakte verdachte haar borsten aan. Dit gebeurde met de binnenzijde van zijn hand. Als de hond van tafel was liep verdachte achter aangeefster langs en raakte daarbij met zijn elleboog haar borst aan. Deze aanrakingen zijn ongeveer negen à tien jaar geleden begonnen en in de zomer van 2020 gestopt. In die periode heeft verdachte bijna dagelijks haar borsten aangeraakt. Het gebeurde altijd als zij samen met hem werkte en er een grote hond was, Ze durfde er niets van te zeggen uit angst om haar baan te verliezen. [3]
Aangeefster [benadeelde 3] heeft verklaard dat ze in maart 2003 bij dierenkliniek [dierenkliniek] is komen te werken als paraveterinair. Verdachte had vaak grote honden op het spreekuur. Ze hield dan de honden vast en drukte deze stevig tegen haar lichaam aan. Bij andere dierenartsen kon ze meer afstand houden. Dan kon ze een stap naar achteren zetten of een stap opzij als de dierenarts bij de hond moest zijn. Van verdachte mocht dat niet. De eigenaar van de hond stond er ook bij. Verdachte voerde bij het algehele onderzoek onder meer een onderzoek uit aan de thorax van de hond. Daarbij ging verdachte met zijn hand tussen de hond en haar door, waarbij hij met de buitenkant van zijn hand haar borsten aanraakte. Ze heeft toen een stap achteruit gezet, maar verdachte zei dan direct dat ze de hond wel stevig vast moest houden. Anders zou de hond van tafel springen en er andere problemen ontstaan. Het gebeurde dagelijks bij elke grote hond dat verdachte met de achterkant van zijn hand haar borst aanraakte. Na een tijd bij hem op spreekuur te hebben gestaan, heeft verdachte zijn hand ook af en toe omgedraaid en haar borst vastgepakt. Ze stond altijd zo dat de eigenaar van de hond dit niet kon zien. Verdachte ging ondertussen door met het onderzoeken van de hond en bleef praten met de eigenaar van de hond. Ze bevroor en durfde niets te zeggen. Verdachte zei tegen haar ‘wel goed je best doen, anders dan weet je wel wat er gebeurt’
.Dat heeft hij meerdere keren gezegd. Er gebeurde nooit echt iets, maar ze was bang om haar baan kwijt te raken. [4]
Aangeefster [benadeelde 4] heeft verklaard dat ze een soort oproepkracht was in dierenkliniek [dierenkliniek] in de periode van november 2020 (
de rechtbank begrijpt: november 2002) tot november 2004. Haar werkzaamheden waren voornamelijk het assisteren tijdens spreekuren. Verdachte had een eigen manier van hoe een hond vastgehouden moest worden. Het was belangrijk dat de hond strak tegen het lichaam gehouden werd, waardoor er geen ruimte meer was tussen de assistente en de hond. Verdachte begon dan zijn onderzoek aan de hond. Verdachte ging met zijn hand tussen haar en de hond en kwam daarbij met de buitenkant van zijn hand tegen haar borsten aan. Dit gebeurde bij ieder spreekuur. Uiteindelijk veranderde de stand van de hand van verdachte. Hij draaide zijn hand dan om en kwam met de binnenkant tegen haar borsten. Ze voelde zijn vingertoppen over haar borsten gaan. Ze bevroor. Eerst waren het seconden, later duurde het steeds langer. Het gebeurde op zo’n manier dat de eigenaar van de hond deze handeling niet kon zien. Het gebeurde niet bij kleine honden of kortharige honden, want dan was het zichtbaar. Ze durfde er niets van te zeggen. Hij was ook haar baas.
De dierenkliniek heeft op een gegeven moment, toen ze er al wat langer werkte, aan haar gevraagd of zij teksten wilde schrijven voor de website van de kliniek. Toen zij achter een computer zat in een ruimte waar geen ramen waren, kwam verdachte binnen. Hij kwam achter haar staan en las over haar schouder mee. Vervolgens stak verdachte zijn hand onder haar blouse, shirt, hemd en bh en pakte met zijn hand haar borst vast. Zij wist niet wat zij moest doen en bevroor. Verdachte hield enkele seconden haar borst vast, haalde zijn hand weer uit haar blouse en ging weg. Hij zei daarbij niets. Zij was heel bang en heeft er niets van gezegd. [5]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van alle vier de aangeefsters betrouwbaar zijn. Ten aanzien van de inhoud van de verklaringen overweegt de rechtbank dat de aangeefsters gedetailleerd hebben verklaard, zowel in het informatief gesprek zeden als bij de aangifte, over wat er tussen ieder van hen en verdachte zou zijn voorgevallen en onder welke omstandigheden dit gebeurde. Zij hebben hierover op grote lijnen consistent verklaard en hun verklaringen sluiten op elkaar aan. Daarbij zijn hun verklaringen authentiek en op onderdelen gedetailleerd.
Aan de betrouwbaarheid van de aangiftes draagt bij de omstandigheid dat [benadeelde 3] in 2006 al een klacht heeft ingediend tegen verdachte wegens een vermeende aanraking [6] en [benadeelde 1] jaren later in 2020 naar haar leidinggevende [getuige 2] is gegaan en heeft verteld over het door verdachte betasten van haar borsten [7] . [benadeelde 1] heeft ook, overstuur, aan [getuige 1] verteld dat verdachte haar aanraakte. [8] Ook [benadeelde 2] heeft aan [getuige 2] verteld dat verdachte haar had lastig gevallen. [9]
De verdediging betoogt dat [benadeelde 4] en [benadeelde 3] in 2007 door [naam 1] , die verdachte uit de maatschap probeerde krijgen, zijn benaderd om te verklaren, hetgeen de betrouwbaarheid raakt. De rechtbank gaat hieraan voorbij omdat [benadeelde 4] en [benadeelde 3] veel later pas, in 2021, aangifte hebben gedaan.
Dat betekent dat de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters bruikbaar acht voor het bewijs en dat zij deze als uitgangspunt neemt.
Het steunbewijs
Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor de afzonderlijke aangiftes.
De aangifte van [benadeelde 1] wordt ondersteund door de verklaringen die zijn afgelegd door getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
Getuige [getuige 1] heeft in 2021 verklaard dat hij sinds anderhalf jaar bij dierenkliniek [dierenkliniek] werkt als paraveterinair. Op een dag trof hij [benadeelde 1] van slag aan in de behandelkamer. Zij had een rood gezicht en rode ogen. [getuige 1] vroeg aan haar hoe het met haar ging, waarop zij zei ‘het is weer zo ver’. [getuige 1] heeft toen gezegd dat zij hiervan melding moest maken, voordat het verder uit de hand loopt en hij (
de rechtbank begrijpt: verdachte) aan jou gaat zitten. [benadeelde 1] heeft daarop geantwoord dat het al is gebeurd, waarmee zij volgens [getuige 1] bedoelde dat dit zag op het aanraken. [getuige 1] verklaart dat [benadeelde 1] tegen hem heeft gezegd dat verdachte met een stethoscoop onder de buik van de hond langsging en daarbij de borst van [benadeelde 1] aanraakte. [benadeelde 1] heeft aan [getuige 1] ook verklaard dat zij dacht dat het per ongeluk ging, maar dat het vaker gebeurde en dat verdachte dit doelbewust doet. Volgens [getuige 1] was [benadeelde 1] aangedaan, alsof ze elk moment in tranen kon uitbarsten, toen ze dit aan hem vertelde. Ze was duidelijk overstuur. [10]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij sinds 2007 in de dierenkliniek werkt als dierenarts en leidinggevende (Clinical Director). Begin juli 2020 hoorde zij over het voorval tussen verdachte en [benadeelde 1] . [getuige 1] kwam bij haar binnen en vroeg of ze even met [benadeelde 1] wilde praten. [benadeelde 1] was heel emotioneel en trilde helemaal. Zij vertelde aan [getuige 2] dat verdachte opmerkingen maakte en dat het steeds verder ging. [benadeelde 1] heeft volgens [getuige 2] aan haar verteld dat verdachte op een gegeven moment ook aan haar heeft gezeten en dat dat al meerdere keren was gebeurd. Verdachte kwam volgens haar regelmatig tegen haar borsten aan tijdens een onderzoek. Die dag had verdachte met zijn hand van boven haar rug naar beneden gestreeld. [11]
De aangifte van [benadeelde 2] wordt eveneens ondersteund door de verklaring die is afgelegd door [getuige 2] .
[getuige 2] heeft verklaard dat zij, na wat er speelde met [benadeelde 1] , iedereen heeft geïnformeerd dat verdachte langdurig afwezig zou zijn. De vertrouwenspersoon heeft toen aangegeven dat er een onderzoek liep maar niet waar dat over ging. [benadeelde 2] is meteen na dat gesprek naar [getuige 2] toegekomen en heeft aan haar gevraagd wat er met verdachte aan de hand was en of het onderzoek over de seksuele intimidatie van verdachte ging. Zij gaf aan dat ze het jammer vond dat zij niet is gehoord door het onderzoeksbureau [onderzoeksbureau] . Zij gaf daarbij aan dat zij ook wat had willen vertellen en dat verdachte haar ook had lastig gevallen. [12]
De aangifte van [benadeelde 3] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] afgelegd bij de rechter-commissaris op 19 september 2022, waaruit volgt dat [benadeelde 3] al in 2006 een klacht heeft ingediend tegen verdachte over een vermeende aanraking. [13]
De aangifte van [benadeelde 3] wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts ondersteund door een brief die verdachte op 8 mei 2007 aan haar heeft gestuurd. Verdachte heeft ter zitting bevestigd deze brief destijds aan [benadeelde 3] te hebben gestuurd. [14] In de brief staat onder meer: ‘
Ruim 1 jaar geleden hebben er driehoeks gesprekken plaats gevonden tussen jou [naam 2] en mij. Dit alles omdat jij jouw onheus bejegend voelde bij mij op de spreekkamer. [naam 2] stelde toen een verslag samen. Ik zelf vond dit verslag erg eenzijdig richting jou, maar op dat moment heb ik dat zo gelaten. Achteraf realiseer ik mij dat ik daar ook duidelijk een aandeel in heb gehad, maar dat nooit met zoveel worden naar jou heb uitgesproken. Het is nooit mijn bedoeling geweest om je te kwetsen of pijn te doen, en voor het geval dat dat wel is gebeurd wil ik je mijn excuses aanbieden. Ik hoop dat wij in de toekomst weer elkaar gewoon onder ogen kunnen komen.’(…)
‘Ik realiseer mij nu dat ik de laatste jaren niet makkelijk ben geweest.’(…)
‘Beste [benadeelde 3] , ik hoop dat ik je op deze manier meer duidelijkheid heb kunnen verschaffen over hetgeen anderhalf jaar geleden heeft plaats gevonden. Ik heb er spijt van zoals het toen gelopen is en dat jij het gevoel had dat de schuld bij jou lag, maar nogmaals ik heb daar duidelijk ook een aandeel in gehad en daarvoor nogmaals mijn excuses.’ [15]
De rechtbank maakt hieruit op dat tussen verdachte en [benadeelde 3] in 2007 een en ander is voorgevallen. Verdachte schrijft dat hij spijt heeft en een aandeel heeft gehad vanwege een onheuse bejegening. Naar het oordeel van de rechtbank past dit bij de verklaring van [benadeelde 3] .
Voorts dienen de vier aangiftes elkaar tot steunbewijs. Zij vertonen op essentiële punten overeenkomsten en de verklaringen duiden op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte en de omstandigheden waaronder de handelingen van verdachte zijn verricht. Alle vier de vrouwen waren werkzaam als assistente in de kliniek waar verdachte als dierenarts werkte. Zij stonden dus alle vier in een gezagsverhouding tot verdachte. Ze verklaren alle vier dat op het moment dat zij een, meestal groot, dier vasthielden op de tafel en verdachte het dier onderzocht, verdachte daarbij met de buitenkant van zijn hand hun borsten aanraakte. Dat gebeurde heel regelmatig. De eigenaar van het dier stond erbij. Zowel [benadeelde 3] als [benadeelde 4] verklaren dat verdachte een eigen manier had waarop de hond moest worden vastgehouden namelijk strak tegen de assistente aan.
En zowel [benadeelde 4] als [benadeelde 3] verklaren dat hij op een bepaald moment zijn hand omdraaide en hun borst vastgreep.
De rechtbank acht de genoemde bewijsmiddelen en overwegingen - in onderling verband en samenhang beschouwd - voldoende redengevend voor het oordeel dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de borsten van de aangeefsters meerdere keren met de achterkant van zijn hand heeft aangeraakt, en bij twee aangeefsters ook met de voorkant van zijn hand de borst betast. Bij aangeefster [benadeelde 4] is verdachte ook een keer met zijn hand onder de blouse van [benadeelde 4] gegaan en heeft haar borst vastgepakt.
De rechtbank is van oordeel, in tegenstelling tot wat de verdediging stelt, dat dit alles naar normaal spraakgebruik valt onder het betasten van de borst.
De rechtbank is voorts van oordeel dat deze handelingen, gelet op de frequentie en de plek van de aanrakingen, zonder meer zijn aan te merken als ontuchtig en dat er sprake was van opzet.
Aangeefsters hebben verklaard dat zij moeite hadden om er iets van te zeggen of om weg te lopen, omdat zij onder meer bang waren dat zij hun baan zouden verliezen en door de hiërarchische verhoudingen in de kliniek. Feitelijk konden zij vaak ook niet weglopen, omdat zij bezig waren met een onderzoek aan een hond. Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank ook van oordeel dat er sprake is van dwang door feitelijkheden.
Eindconclusie
Al hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en in samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde handelingen onder de feiten 1 tot en met 4.
Ten aanzien van aangeefster [benadeelde 3] (feit 3) gaat de rechtbank net als de officier van justitie uit van een pleegperiode tot 1 maart 2006, omdat zij na deze datum geen spreekuren meer heeft gehad met verdachte.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder de feiten 1, 2, 3 en 4 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2020 tot en met 6 juli 2020 te Wageningen,
althans in Nederland,meermalen,
althans eenmaal,[benadeelde 1] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en, te weten het betasten van haar borst
(en
), door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en
/ofongewenst te handelen en
/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 1] , zijnde zijn assistente
en/of misbruik te maken van het leeftijdsverschil ten opzichte van die [benadeelde 1]en
/of
- die [benadeelde 1] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden
, althans het vasthoudenvan een hond/kat en
/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 1] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 september 2010 tot en met 13 juli 2020 te Wageningen,
althans in Nederland,meermalen,
althans eenmaal,[benadeelde 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en, te weten het betasten van haar borst
(en
),
door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en
/ofongewenst te handelen en
/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 2] , zijnde zijn assistente en
/of
- die [benadeelde 2] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden van een hond
, althans het vasthouden van een honden
/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 2] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2003 tot en met
1 maart 20068 mei 2007te Wageningen,
althans in Nederland,meermalen,
althans eenmaal,[benadeelde 3] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borst
(en
), door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en
/ofongewenst te handelen en
/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 3] , zijnde zijn assistente en
/of
- die [benadeelde 3] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden van een hond
, althans het vasthouden van een honden/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 3] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
4.
hij in
of omstreeksde periode van 1 november 2002 tot en met 30 november 2004 te Wageningen,
althans in Nederland,meermalen,
althans eenmaal,[benadeelde 4] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en, te weten het betasten van haar borst
(en
), door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds en
/ofongewenst te handelen en/of
- misbruik te maken van zijn machtspositie als dierenarts ten opzichte van die [benadeelde 4] , zijnde zijn assistente en
/of
- die [benadeelde 4] in een positie te dirigeren waarin ze zich niet aan de situatie kon onttrekken, te weten het (strak) tegen zich aan moeten houden van een hond
, althans het vasthouden van een honden
/of
- te handelen in het bijzijn van klanten waardoor die [benadeelde 4] zich niet vrij voelde zich verbaal dan wel fysiek te verweren tegen voornoemde handelingen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 1 tot en met 4, telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een werkstraf van 240 uren , met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in de hoedanigheid van dierenarts meermalen gedurende een langere periode meerdere assistentes op intieme plekken aangeraakt met seksuele intenties. Verdachte heeft door zijn handelen de slachtoffers een veilige werkomgeving ontnomen en hen in plaats daarvan een traumatische ervaring gegeven. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn gezagspositie, status, rol en verantwoordelijkheid als werkgever, dierenarts en collega. Ter terechtzitting hebben de slachtoffers treffend onder woorden gebracht wat het handelen van verdachte bij hen teweeg heeft gebracht en welke gevolgen zij daarvan nog steeds ervaren. Zo hebben zij naar voren gebracht dat zij therapie hebben moeten volgen om zichzelf staande te kunnen houden. Het heeft veel invloed gehad op hun functioneren in het dagelijkse leven. Bij meerdere slachtoffers is PTSS vastgesteld als gevolg van de gebeurtenissen. Zij dragen deze ervaringen hun gehele leven met zich mee. Verdachte heeft voor zijn handelen geen enkele verantwoordelijkheid genomen.
Verdachte heeft een blanco strafblad.
Alles overziend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en daarnaast - als stok achter de deur - een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht wordt op de taakstraf in mindering gebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 571,73 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 1.424,29 aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Zij heeft voorts een vordering van € 32,88 aan proceskosten ingediend en € 5.000,- voor eventuele aanvullende posten in de hoger beroepsprocedure.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 565,60 aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in verband met feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 19.916,54 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De benadeelde partij heeft voorts een vordering van € 116,16 aan proceskosten ingediend en € 5.000,- voor eventuele aanvullende posten in de hoger beroepsprocedure.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met uitzondering van de kosten in geval van hoger beroep, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft gesteld dat alle vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege de verzochte integrale vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder de feiten 1 tot en met 4 bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank houdt rekening met de duur van de bewezen verklaarde perioden en zoekt voor wat betreft de immateriële vorderingen aansluiting bij de categorieën van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Ten aanzien van [benadeelde 1] (feit 1) acht de rechtbank aan immateriële schade een bedrag van € 1.000,- toewijsbaar. Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte van de materiële vordering en deze is dan ook voor toewijzing vatbaar voor een bedrag van € 571,73.
Ten aanzien van [benadeelde 2] (feit 2) acht de rechtbank aan immateriële schade een bedrag van € 5.000,- toewijsbaar, mede gelet op de lange duur van de bewezen verklaarde periode. Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte van de materiële vordering en de proceskosten en deze zijn dan ook voor toewijzing vatbaar voor een bedrag van € 1.424,29 en wat betreft de proceskosten tot een bedrag van € 16,44 voor zover deze zien op de onderhavige procedure in eerste aanleg.
Ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade voor een bedrag van € 5.000,- zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade toekomstig en onzeker is.
Ten aanzien van [benadeelde 3] (feit 3) acht de rechtbank aan immateriële schade een bedrag van € 2.500,- toewijsbaar. Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte van de materiële vordering en deze is dan ook voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van [benadeelde 4] (feit 4) acht de rechtbank aan immateriële schade een bedrag van € 2.500,- toewijsbaar.
De rechtbank acht een bedrag van € 998,04 aan materiële schade voor toewijzing vatbaar evenals de proceskosten tot een bedrag van € 58,08 voor zover deze zien op de onderhavige procedure in eerste aanleg.
De posten die betrekking hebben op de studievertraging voor een bedrag van € 11.237,50 en studiemateriaal wegens wegvallen lerarenbeurs voor een bedrag van € 2.680,- acht de rechtbank niet voor toewijzing vatbaar, omdat onvoldoende is gebleken dat deze posten een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde zal daarvoor niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade voor een bedrag van € 5.000,- zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade toekomstig en onzeker is.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde wettelijke rente is ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] toewijsbaar vanaf 1 april 2020, ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] toewijsbaar vanaf 1 september 2010, ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] toewijsbaar vanaf 1 maart 2003 en ten aanzien van de vordering van [benadeelde 4] toewijsbaar vanaf 1 november 2002.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
twee jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien de straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 tot en met 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente:
1. [benadeelde 1] € 1.571,73april 2020;
2. [benadeelde 2] € 6.424,29september 2010;
3. [benadeelde 3] € 3.065,60maart 2003;
4. [benadeelde 4] € 3.498,04november 2002.
 verklaart de bovengenoemde vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [benadeelde 1] € 1.571,73dagen;
2. [benadeelde 2] € 6.424,29dagen;
3. [benadeelde 3] € 3.065,60dagen;
4. [benadeelde 4] € 3.498,04dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door
[benadeelde 2]gemaakt, tot op heden begroot op een bedrag van
€ 16,44;
 veroordeelt verdachte tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door
[benadeelde 4]gemaakt, tot op heden begroot op een bedrag van
€ 58,08;
 veroordeelt verdachte tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door
[benadeelde 1] en [benadeelde 3]gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 3] , van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021586650, gesloten op 17 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [benadeelde 1] , p. 32-33; proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] , p. 35-40.
3.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [benadeelde 2] , p. 83-84; proces-verbaal aangifte door [benadeelde 2] , p. 86-89.
4.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [benadeelde 3] , p. 57-59; proces-verbaal aangifte door [benadeelde 3] , p. 62-67.
5.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [benadeelde 4] , p. 43-45; proces-verbaal aangifte door [benadeelde 4] , p.47-51.
6.Proces-verbaal verhoor [getuige 3] door de rechter-commissaris, p. 8-9.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 104.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] p. 92-93.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 106.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] p. 92-93.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 104.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 106.
13.Proces-verbaal verhoor [getuige 3] door de rechter-commissaris, p. 8-9.
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 september 2022.
15.Bijlage 3-1 bij het proces-verbaal aangifte door [benadeelde 3] , p. 80.