ECLI:NL:RBGEL:2022:5805

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
9634897
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van een verstekvonnis in een civiele procedure met betrekking tot een kennelijke fout

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verbetering van een verstekvonnis. De eiser, vertegenwoordigd door Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders, had op 16 augustus 2022 verzocht om verbetering van een eerder vonnis dat op 10 augustus 2022 was gewezen. De eiser stelde dat er sprake was van een kennelijke fout in het vonnis, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het door de eiser gehanteerde opeisingsbeding te ruim en dus nietig is. De eiser betoogde dat het beding niet nietig was, omdat het niet aanhaakt bij termijnen maar bij aantal maanden.

De gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], waren niet verschenen in de procedure en hadden daardoor geen gelegenheid om hun standpunt over het verzoek tot verbetering naar voren te brengen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er in het vonnis van 10 augustus 2022 geen sprake was van een kennelijke fout die voor eenvoudig herstel in aanmerking komt. Het verzoek van de eiser is dan ook afgewezen. De kantonrechter heeft uiteengezet dat het beding de mogelijkheid biedt dat de kredietnemer achterstallig kan zijn in de betaling van twee vervallen termijnbedragen zonder dat er sprake is van een achterstand van twee maanden. Dit maakt het beding te ruim en dus nietig.

De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 29 september 2022, waarbij het verzoek om verbetering van het eerder gewezen vonnis is afgewezen.

Uitspraak

herstelvonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9634897 \ CV EXPL 22-315 \ 676 \ 40141
uitspraak van 29 september 2022
vonnis
in de zaak van
[eiser]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
gemachtigde Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
wonende te Doesburg
gedaagde partijen
niet verschenen
Partijen worden hierna [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1
Bij brief van 16 augustus 2022 is door [eiser] verzocht om verbetering van het op 10 augustus 2022 in deze zaak gewezen vonnis. Volgens [eiser] is sprake van een kennelijke fout (art. 31 Rv). De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen omdat het door [eiser] gehanteerde opeisingsbeding te ruim en dus nietig is, maar volgens [eiser] wordt er in het beding niet aangehaakt bij termijnen maar bij aantal maanden en is het beding dus, zo begrijpt de kantonrechter het betoog van [eiser] , niet nietig.
1.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten, omdat zij niet in de procedure waren verschenen en tegen hen verstek is verleend.

2.De beoordeling

2.1
In het vonnis van 10 augustus 2022 is geen sprake van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
2.2
Het beding laat de mogelijkheid toe dat de kredietnemer achterstallig kan zijn in de betaling van twee vervallen termijnbedragen zonder twee maanden achterstallig te zijn in de betaling van
éénvervallen termijnbedrag. Op die manier is het mogelijk om op te eisen als gedurende twee maanden sprake is geweest van een (uiterst) geringe achterstand. Dat maakt het beding te ruim.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek om verbetering van het op 10 augustus 2022 tussen [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onder zaaknummer 9634897 \ CV EXPL 22-315 gewezen vonnis af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022