ECLI:NL:RBGEL:2022:5800

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
05.095242.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontvoering met geweld in Zutphen

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen uit Apeldoorn, die betrokken waren bij de poging tot ontvoering van een man uit Zutphen op 14 januari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich naar de woning van het slachtoffer hebben begeven, de voordeur hebben opengebroken en het slachtoffer met geweld hebben geprobeerd te ontvoeren. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en deze verklaringen werden ondersteund door het geconstateerde letsel en camerabeelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, die op de uitkijk stond, medeplichtig was aan de poging tot ontvoering, maar niet als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 16.496,81 vorderde. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte € 1.805,33 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade moet betalen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling voor zijn alcoholverslaving en psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.095242.21
Datum uitspraak : 7 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. A. Foppen, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juni 2021, 30 juli 2021 en 23 september 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Zutphen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- zich naar de woning van die [benadeelde] heeft/hebben begeven,
- met een bivakmuts op, met een koevoet, de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft/hebben opengebroken,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, die [benadeelde] met een koevoet op zijn hoofd en/of in zijn gezicht en/of tegen zijn been en/of tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen.
- die [benadeelde] naar buiten heeft/hebben getrokken,
- ( ondertussen) tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest werken en anders wordt doodgeschoten en/of
- die [benadeelde] over de grond heeft/hebben gesleept (in de richting van zijn/hun auto),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 14 januari 2021 te Zutphen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- zich naar de woning van die [benadeelde] heeft/hebben begeven,
- met een bivakmuts op, met een koevoet, de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft/hebben opengebroken,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, die [benadeelde] met een koevoet op zijn
hoofd en/of in zijn gezicht en/of tegen zijn been en/of tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen.
- die [benadeelde] naar buiten heeft/hebben getrokken,
- ( ondertussen) tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest werken en anders wordt doodgeschoten en/of
- die [benadeelde] over de grond heeft/hebben gesleept (in de richting van zijn/hun auto),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 13 januari 2021 tot en met 14 januari 2021 te Zutphen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- met één of meer andere verdachte(n) meerdere malen, in elk geval eenmaal, naar Zutphen te rijden en/of te gaan,
- zich meerdere malen, in elk geval eenmaal, met één of meer andere verdachte(n) in de omgeving van de [adres 4] heeft opgehouden en/of de omgeving van de [adres 4] heeft/hebben verkend,
- bij de auto (merk: [merk auto 1] ) van één van de medeverdachten te wachten en/of op de uitkijk te staan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, die [benadeelde] met een koevoet op zijn hoofd en/of in zijn gezicht en/of tegen zijn lichaam en/of tegen zijn been heeft/hebben geslagen.
- die [benadeelde] naar buiten heeft/hebben getrokken,
- die [benadeelde] over de grond heeft/hebben gesleept (in de richting van zijn/hun auto), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde] heeft mishandeld:
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, die [benadeelde] met een koevoet op zijn hoofd en/of in zijn gezicht en/of tegen zijn been en/of tegen zijn lichaam te slaan,
- die [benadeelde] naar buiten te trekken en/of
- die [benadeelde] over de grond te slepen (in de richting van hun auto).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van het primair ten laste gelegde feit (medeplegen poging wederrechtelijke vrijheidsberoving). Verdachte dient daarom van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit (medeplichtigheid aan dat feit).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte niet in de woning van [benadeelde] is geweest en geen geweld jegens hem heeft toegepast. Verdachte kan daarom niet worden aangemerkt als pleger. Het handelen van de verdachte is niet van voldoende gewicht om medeplegen of medeplichtigheid aan te nemen. Er is bovendien geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het behulpzaam zijn dan wel vergemakkelijken van het feit. Verdachte dient daarom integraal te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Op donderdag 14 januari 2021 omstreeks 20:09 uur kwam een melding binnen bij de politie dat een persoon genaamd [benadeelde] met geweld werd meegesleurd en dat hij met een koevoet in elkaar werd geslagen. Omstreeks 21.20 uur was de politie ter plaatste in de [adres 4] . De politie trof meerdere personen aan die schreeuwden dat er zojuist een [kleur 1] [merk auto 2] was weggereden.
Verbalisanten troffen [benadeelde] in het trappenhuis aan en zagen dat zijn mond, vingers en ellenboog onder het bloed zaten. Zijn elleboog had een schaafwond. De broek van [benadeelde] zat laag en zijn shirt zat hoog. Rode krassen waren zichtbaar op zijn rug. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat voor het portiek een camera hing waarop een mondkapje zat geplakt door middel van tape. Voor de voordeur van de woning van het slachtoffer trof [verbalisant 1] een portofoon aan. [verbalisant 1] zag dat de voordeur van de woning ontzet was. Na het betreden van de woning liep [benadeelde] naar het toilet en moest overgeven. Hij zakte weg en werd meegenomen naar het ziekenhuis voor controle. [2] In de woning trof verbalisant [verbalisant 2] zwarte, dunne tie-wraps aan die aan elkaar waren bevestigd zodat zij konden dienen als handboeien. [3]
Getuige [getuige 1] woont op de [adres 2] en verklaarde dat rond 20:00 uur een auto voor haar keuken aan de [adres 3] stond, volgens haar een [kleur 1] of heel [kleur 2] [merk auto 2] . Ze hoorde commotie en zag dat 2 mannen probeerden een andere man in de auto te krijgen. De man verzette zich, het was een worsteling. Zij noteerde het kenteken van de auto; [kenteken] . Een buurman hoorde volgens haar het gegil ook en belde vervolgens de politie. [4] Meerdere getuigen verklaarden dat zij zagen dat [benadeelde] tegen de grond werd gewerkt en werd meegesleurd door twee mannen. Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij zag dat één van de mannen een koevoet droeg. [5] Getuige [getuige 3] hoorde een persoon zeggen “Je gaat mee, je gaat mee”. Beide mannen sloegen op [benadeelde] in. [6] Getuige [getuige 4] verklaarde dat er drie personen bij betrokken waren, waaronder een persoon die achter het stuur van de [merk auto 2] zat. Er werd geschreeuwd “Je moet betalen, je moet betalen!”. [7] [getuige 4] herkende de stem van [medeverdachte 1] . [8]
[benadeelde] deed aangifte van dit voorval. Aangever zat op 14 januari 2021 in de woonkamer van zijn woning aan de [adres 4] . Hij hoorde een hoop kabaal vanaf zijn voordeur. Toen hij ging kijken, zag hij dat zijn voordeur eruit gebroken werd. Hij zag twee mannen met een bivakmuts. De ene man was [tint 1] en de andere man was [tint 2] . Hij herkende de [tint 2] man als [medeverdachte 1] . Beide mannen kwamen op [benadeelde] af. [benadeelde] werd geslagen op zijn hoofd, gezicht en lichaam. [medeverdachte 1] sloeg hem met de koevoet en riep dat [benadeelde] moest meewerken, anders zou [medeverdachte 1] hem doodschieten. [9] De mannen trokken hem vervolgens aan zijn lichaam naar buiten, waardoor [benadeelde] schaafwonden op zijn onderarmen had. [10] Buiten kwam [medeverdachte 3] hen tegemoet lopen. De drie mannen probeerden [benadeelde] in de [merk auto 2] te duwen. [11]
[benadeelde] is onderzocht in het ziekenhuis. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat hij een huiddefect naast zijn linkeroog en een schaafwond op het rechterschouderblad had. [12]
Geweldsincident
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat er een incident is geweest op 14 januari 2021 omstreeks 20:09 uur waarbij [benadeelde] uit zijn woning aan de [adres 4] werd getrokken en richting een [kleur 1] [merk auto 2] werd gesleurd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde] betrouwbaar zijn, nu deze verklaringen steun vinden in hetgeen getuigen hebben verklaard en in overeenstemming zijn met het geconstateerde letsel. Voor de rechtbank is voorts vast komen te staan dat [benadeelde] meerdere keren is geslagen, waaronder op zijn hoofd, in zijn gezicht en op zijn lichaam. De verklaring van [benadeelde] op dit punt wordt ondersteund door het in de geneeskundige verklaring beschreven letsel en uit het feit dat [benadeelde] volgens de politie moest braken en onwel werd na het feit.
Opzet
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de deur van [benadeelde] werd opengebroken, dat er direct geweld tegen hem werd gebruikt en hij vrijwel direct uit zijn woning werd getrokken en richting de gereedstaande [merk auto 2] werd gesleurd. De getuigen zagen dat de personen probeerden om [benadeelde] in de auto te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen, in combinatie met het afplakken van de camera, het dragen van bivakmutsen, het meebrengen van een portofoon en de tie-wraps die te gebruiken zijn als handboeien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in samenhang bezien, moeten worden beschouwd als evident te zijn gericht op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde] .
Voor de vraag wie als daders zijn aan te merken, is het volgende van belang.
Verklaring [verdachte]
heeft verklaard dat hij een tijdje bij [benadeelde] had gewerkt en nog 200 euro van hem kreeg. Er waren nog andere collega’s die ook nog geld kregen van [benadeelde] . Ze hadden afgesproken om dat geld met zijn allen bij [benadeelde] te halen. [verdachte] kreeg een walkietalkie en moest opletten of er politie aan kwam. Hij stond op de hoek van de straat bij een [kleur 3] [merk auto 1] . De andere drie jongens gingen bij [benadeelde] aan de deur. Het ging om [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Het plan was dat het geld er zou komen, het maakte niet uit hoe. Als [benadeelde] het geld niet aan hen zou geven, zouden ze het pakken/eisen. [verdachte] is op twee dagen ter plaatse aanwezig geweest, waarbij het incident is gebeurd op de tweede dag. [13]
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] en onbekende man op camerabeelden
De beelden van de camera van de [bedrijf] aan de [adres 5] zijn uitgekeken.
Op de beelden werd door verbalisanten gezien dat op 13 januari 2021 omstreeks 21:16 uur, dus de dag vóór het incident, [medeverdachte 3] voor de [bedrijf] stond. Hij werd gezien met een [tint 3] man van rond de [leeftijd] jaar met een [merk] jas, aangeduid in het proces-verbaal als NNM1, en een andere man met een fors postuur aangeduid als NNM2. Kort achter hen liep een man die qua signalement overeenkomt met [medeverdachte 1] . Op de camerabeelden van 14 januari 2021, de dag van het incident, werd door verbalisanten gezien dat op meerdere tijdstippen (omstreeks 14:53, 14:58, 15:10, 16:45 en 17:12 uur) een [kleur 1] [merk auto 2] te zien is in de buurt van de [bedrijf] . Ook werd gezien dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en NNM1 op meerdere tijdstippen (tussen 14:53-15:30 uur en 16:45-17:45 uur) voor de [bedrijf] aan de [adres 5] stonden en in de richting van de [adres 4] keken. Omstreeks 17:30 uur verschenen [verdachte] en [medeverdachte 3] in beeld en werd door verbalisanten contact waargenomen tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] en NNM1. [14] Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] om 19:30 uur voor de [bedrijf] werd gecontroleerd door de politie. [15] Bij [medeverdachte 2] zijn soortgelijke [merk] jassen aangetroffen. [16] Uit de verklaring van [verdachte] dat hij twee dagen aanwezig was, waarbij het incident is gebeurd op de tweede dag, leidt de rechtbank af dat [verdachte] op de beelden van 13 januari 2021 staat als NNM2, en dus ook aanwezig was bij de voorverkenning.
Conclusies van de rechtbank
Op basis van de eigen verklaring van verdachte en hetgeen op de camerabeelden te zien is, komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] een van de daders is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde] .
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] als medepleger van deze poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank overweegt in dat kader dat ten aanzien van [verdachte] slechts kan worden vastgesteld dat hij op de uitkijk heeft gestaan met een walkietalkie. Niet is vast komen te staan dat [verdachte] zelf in de woning van [benadeelde] is geweest of geweld jegens hem heeft gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van [verdachte] niet als een bijdrage van voldoende gewicht kunnen worden aangemerkt en dat ook anderszins niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde medeplegen van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Medeplichtig
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [verdachte] als medeplichtige aan deze poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt. Daarvoor dient er sprake te zijn van opzet op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook – al dan niet in voorwaardelijke vorm – op het door de daders gepleegde gronddelict. De rechtbank overweegt in dat kader dat [verdachte] bij de politie heeft verklaard dat hij nog geld van [benadeelde] kreeg en dat hij op 14 januari 2021 met de medeverdachten het geld ging halen. [verdachte] heeft hierover verklaard dat het plan was dat het geld er zou komen, het maakte niet uit hoe. [verdachte] had daarnaast van zijn medeverdachten een walkietalkie gekregen om met hen te communiceren en kreeg de opdracht om op de uitkijk te staan voor de politie. Ook het feit dat de groep verdachten zich de dag vóór het feit al ophielden in de omgeving van de woning van [benadeelde] , was voor [verdachte] een duidelijke aanwijzing dat het geld van [benadeelde] zou worden verkregen door gebruik van geweld. De rechtbank is daarom van oordeel dat [verdachte] op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardde dat het halen van het geld zou geschieden op strafbare wijze en dat hij, door op de uitkijk te staan, behulpzaam was bij het feit. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [verdachte] op het laatste moment niet mee ging naar de woning, met als enige reden dat hij op de uitkijk moest staan voor de politie omdat de auto fout geparkeerd stond. Op het moment dat de medeverdachten naar de woning van [benadeelde] gingen, was [verdachte] namelijk al bijna 2,5 uur aanwezig in de buurt van [benadeelde] woning, waardoor het onaannemelijk is dat hij om een dergelijke reden uiteindelijk niet meegaat naar [benadeelde] . Ook verklaart het onvoldoende waarom een voorverkenning nodig was en waarom [verdachte] achterbleef met walkietalkie om de anderen te waarschuwen als er politie aankwam.
Conclusie
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3]
en/of één of meer andere onbekend gebleven perso(o)n(en)op
of omstreeks14 januari 2021 te Zutphen,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven
en/of beroofd te houden,
- zich naar de woning van die [benadeelde]
heeft/hebben begeven,
- met een bivakmuts op,
met een koevoet,de voordeur van de woning van die [benadeelde]
heeft/hebben opengebroken,
- meerdere malen,
in elk geval eenmaal,die [benadeelde] met een koevoet op zijn hoofd en
/ofin zijn gezicht en
/oftegen zijn been en
/oftegen zijn lichaam
heeft/hebben geslagen.
- die [benadeelde] naar buiten
heeft/hebben getrokken,
- ( ondertussen) tegen die [benadeelde] heeft
/hebbengezegd dat hij mee moest werken en anders wordt doodgeschoten en
/of
- die [benadeelde] over de grond
heeft/hebben gesleept (in de richting van zijn
/hunauto), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en
/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeksde periode van 13 januari 2021 tot en met 14 januari 2021 te Zutphen opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,door:
- met
één of meerandere verdachte
(n
)meerdere malen,
in elk geval eenmaal,naar Zutphen te rijden en/of te gaan,
- zich meerdere malen,
in elk geval eenmaal,met
één of meerandere verdachte
(n
)in de omgeving van de [adres 4] heeft opgehouden en
/ofde omgeving van de [adres 4]
heeft/hebben verkend,
- bij de auto (merk: [merk auto 1] ) van één van de medeverdachten te wachten en
/ofop de uitkijk te staan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘medeplichtigheid aan poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven’
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf gevorderd van 240 uren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte bij een veroordeling geen onvoorwaardelijke gevangenisstaf krijgt opgelegd, omdat daarmee de nu bestaande beschermde factoren in het leven van verdachte worden doorkruist.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder het strafblad (4 pagina’s met grotendeels verkeersfeiten) en het reclasseringsrapport.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot vrijheidsberoving. Verdachte had tijdens het gepleegde feit als taak om op de uitkijk te staan. Als medeplichtige had hij een kleiner aandeel in de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. Deze poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangever. Het moet voor hem bijzonder beangstigend zijn geweest om zo uit zijn woning te worden gehaald. De vraag hoe het zou zijn afgelopen als de ontvoering was gelukt, levert intimiderend onzekere gevoelens op. Het voorval leidde tot consternatie in de buurt; dit soort feiten tast dus ook het algemeen gevoel van veiligheid aan.
Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor een woningoverval. De LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting vermelden bij een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting, omdat medeverdachten met geweld de voordeur hebben opengebroken en in de woning van aangever zijn binnendrongen. Daarbij is direct overgegaan tot gebruik van geweld jegens aangever. Strafverzwarend is verder het gebruik van maskers. Pas na optreden van gealarmeerde buurtbewoners en vanwege het voortdurend verzet van aangever, hebben verdachten hem losgelaten en zijn zij op de vlucht geslagen. Het is dus niet aan verdachten te danken dat het bij een poging is gebleven.
Volgens de reclassering zijn er onvoldoende indicaties voor het toepassen van adolescentenstrafrecht. Er is mogelijk sprake van een licht verstandelijke beperking; hij is beïnvloedbaar.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de nu bestaande beschermde factoren zal doorkruizen. Om die reden zal worden gekozen voor de maximale taakstraf, in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank neemt het advies over van de reclassering om bijzondere voorwaarden te koppelen aan het voorwaardelijke deel, ter beperking van de kans op herhaling. De bijzondere voorwaarden betreffen dan de meldplicht en de ambulante behandelverplichting, echter zonder kortdurende klinische opname. Voor oplegging van begeleid wonen en een contactverbod met de medeverdachten ziet de rechtbank ook geen aanleiding, gezien het tijdsverloop en de huidige omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel onderstaande bijzondere voorwaarden koppelen. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf van 240 uren op, subsidiair 120 dagen hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Vordering van aangever [benadeelde]
Aangever [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd als benadeelde partij. Hij vordert een schadevergoeding van € 16.496,81, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit materiële schade van € 2.968,- in verband met een kapotte deur, € 385,- aan eigen risico van de zorgverzekering, € 885,12 aan verhuiskosten, € 535,21 in verband met de aanschaf van een camerasysteem, € 1.213,60 aan reiskosten en € 510,- aan gederfde omzet (in totaal € 6.496,81) en immateriële schade ter grootte van € 10.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de volledige vordering met wettelijke rente hoofdelijk kan worden toegewezen, waarbij eventueel gebruik kan worden gemaakt van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de volledige vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Daarnaast is de onderbouwing onjuist of onvoldoende. Ten aanzien van de camera en verhuizing ontbreekt een causaal verband met het tenlastegelegde, gezien het tijdsverloop. Ten slotte is verdachte hooguit medeplichtig aan het tenlastegelegde, zodat hij niet voor de volledige schade hoofdelijk aansprakelijk kan worden gehouden.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij door het handelen van verdachte schade geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is, een en ander zoals hierna overwogen en beslist.
Materiële schade
Dit deel van de vordering betreft de gevorderde reiskosten, de aanschaf van de camera en de verhuizing, herstelkosten voor de schade aan de deur, gederfde kosten en de kosten voor het eigen risico.
Eigen risico (gevorderd à € 385,-)
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van betaling van het eigen risico bij de zorgverzekeraar ter grootte van € 385,-.
Aanschaf van de camera en de verhuizing (gevorderd à € 535,21 resp. € 885,12)
Ten aanzien van de aanschaf van de camera en de verhuizing (€ 535,21 resp. € 885,12) overweegt de rechtbank dat ook deze kosten zullen worden toegewezen, ook al zijn deze pas enige tijd na het tenlastegelegde feit gemaakt. Dit komt door de aard van het delict, omdat hier inherent aan is dat de benadeelde partij zich ook geruime tijd na het incident nog onveilig heeft gevoeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het bedrag van de camera volledig en inclusief BTW worden toegewezen nu dit geen zakelijke aankoop is.
Schade aan deur (gevorderd à € 2.968,-)
Ten aanzien van de schade voor herstel van de deur zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onduidelijk is waar het schadebedrag precies betrekking op heeft (voordeur of binnendeur) en ook hoe het schadebedrag is samengesteld.
Gederfde inkomsten (gevorderd à € 510,-)
Ook ten aanzien van de gevorderde schade in de vorm van gederfde inkomsten zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd, gelet op het gegeven dat hij ZZP-er is, werkt voor wisselende opdrachtgevers en destijds niet in loondienst werkzaam was, dat verdachte de betreffende dagen anders had gewerkt en dat hij dan het gevorderde bedrag zou hebben verdiend.
Reiskosten (gevorderd à € 1.213,6)
De reiskosten voor het bezoek aan de rechtbank voor de behandeling van de strafzaak ter hoogte van € 55,50 zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en zullen dan ook worden toegewezen. Dit betreft echter proceskosten.
Ten aanzien van de reiskosten naar de rechter-commissaris wordt overwogen dat de benadeelde partij recht had op een forfaitaire vergoeding van zijn reiskosten na het verhoor bij de rechter-commissaris en dat hierop is gewezen in de uitnodigingsbrief. Terzake deze kosten zal de benadeelde daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Met betrekking tot de overige reiskosten geldt dat onvoldoende is onderbouwd op welke dagen deze reiskosten zijn gemaakt en waarom deze een (direct) gevolg van het bewezenverklaarde zijn. Ook hier volgt daarom een niet-ontvankelijk verklaring.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de benadeelde partij door de heftigheid van het feit is ‘aangetast in zijn persoon’, zelfs zonder dat op dit moment sprake is van door een psycholoog vastgesteld psychisch letsel. Ook is aannemelijk dat de benadeelde hier nog geruime tijd last van zal ondervinden. Bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schadevergoeding is met name gelet op de heftigheid van het feit, het geringe letsel bij de benadeelde partij en vergoedingen in soortgelijke zaken. De rechtbank acht op grond van de tot nu bekende gegevens de immateriële schade op grond van het bepaalde in artikel 6:106 BW aannemelijk geworden tot een bedrag van € 2.500,-. In zoverre volgt toewijzing. De benadeelde zal voor overige gevorderde schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hoofdelijkheid
Nu verdachte en de medeverdachten samen de poging tot ontvoering hebben gepleegd (in de rol van medepleger of medeplichtige), is ieder van hen op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele schadebedrag. Dat verdachte slechts medeplichtig is staat aan hoofdelijke aansprakelijkheid niet in de weg. De mate waarin de gedragingen van de aangesprokene zelf aan de schade heeft bijgedragen, is daarvoor (in beginsel) niet van belang. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Conclusie
Samenvattend geldt dat de vordering voor een bedrag van € 1.805,33 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum vordering over de materiële schade en vanaf de datum feit over de immateriële schade. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Bij het bepalen van het aantal dagen gijzeling is gelet op de rol van verdachte als medeplichtige. Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan deze schade alsnog vorderen via de civiele rechter.
Proceskosten
Daarnaast wordt verdachte hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot dit moment begroot op € 55,50, voor de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om naar de zitting te komen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96.256674.18)

De politierechter heeft verdachte op 15 april 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken vanwege overtreding van art. 9 WVW.
De beoordeling van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op het gronddelict en de ouderdom van die veroordeling.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 48, 49 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Rosariumstraat 41 in Apeldoorn. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
verdachte zich laat behandelen voor zijn alcoholverslaving en psychische problemen door een forensische zorginstelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.805,33 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf datum vordering (15 september 2022) en over de immateriële schade vanaf datum feit (14 januari 2021) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 4.305,33 aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2021 (ten aanzien van de immateriële schade), respectievelijk 15 september 2022 (ten aanzien van de materiële schade) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de mededaders of een van hen (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte hoofdelijk in de proceskosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 55,50;
 wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 15 april 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf (parketnummer 96.256674.18).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. W.H.S. Duinkerke en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2022.
Mr. Hoedeman en mr. Buscop zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2021011190700, gesloten op 11 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 578-579.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 581.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 879.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 859.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 863.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , 872.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 865.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] , p. 553.
10.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 545-546.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] , p. 549-554.
12.Geneeskundige verklaring, p. 577.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 478-483.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 620-650.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 641-642.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 725.