ECLI:NL:RBGEL:2022:5799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
05.018026.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontvoering van een man uit Zutphen door vier mannen

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen uit Apeldoorn, die betrokken waren bij de poging tot ontvoering van een man uit Zutphen op 14 januari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich naar de woning van het slachtoffer hebben begeven, de voordeur hebben opengebroken en het slachtoffer met geweld hebben geprobeerd te dwingen om mee te gaan. Het slachtoffer werd met een koevoet geslagen en met geweld naar buiten getrokken. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, forensisch bewijs en DNA-onderzoek geconcludeerd dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen, waarbij de hoofdverdachte een gevangenisstraf van 30 maanden kreeg, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van het delict benadrukt, gezien het gebruik van geweld en de impact op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.018026.21
Datum uitspraak : 7 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 in 's-Gravenhage,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ter zitting opgegeven postadres: [adres 1] .
Raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juni 2021, 30 juli 2021 en 23 september 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Zutphen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- zich naar de woning van die [benadeelde] heeft/hebben begeven,
- met een bivakmuts op, met een koevoet, de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft/hebben opengebroken,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, die [benadeelde] met een koevoet op zijn hoofd en/of in zijn gezicht en/of tegen zijn been en/of tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen.
- die [benadeelde] naar buiten heeft/hebben getrokken,
- ( ondertussen) tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest werken en anders wordt doodgeschoten en/of
- die [benadeelde] over de grond heeft/hebben gesleept (in de richting van zijn/hun auto),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 14 januari 2021 te Zutphen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- zich naar de woning van die [benadeelde] heeft/hebben begeven,
- met een bivakmuts op, met een koevoet, de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft/hebben opengebroken,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, die [benadeelde] met een koevoet op zijn hoofd en/of in zijn gezicht en/of tegen zijn been en/of tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen.
- die [benadeelde] naar buiten heeft/hebben getrokken,
- ( ondertussen) tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest werken en anders wordt doodgeschoten en/of
- die [benadeelde] over de grond heeft/hebben gesleept (in de richting van zijn/hun auto), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 13 januari 2021 tot en met 14 januari 2021 te Zutphen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- in een aan hem geleende/ter beschikking gestelde auto (merk: [merk auto] ) met één of meer andere verdachte(n) meerdere malen, in elk geval eenmaal, naar Zutphen te rijden,
- zich meerdere malen, in elk geval eenmaal, met één of meer andere verdachte(n) in de omgeving van de [adres 2] heeft opgehouden en/of de omgeving van de [adres 2] heeft/hebben verkend,
- bij voornoemde auto te wachten en/of op de uitkijk te staan,
- te proberen die [benadeelde] in voornoemde auto te trekken en/of duwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit (medeplegen poging wederrechtelijke vrijheidsberoving).
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is er onvoldoende bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Verdachte [verdachte] kan niet als medepleger worden gezien. De raadsman heeft gesteld dat er evenmin wettig en overtuigend bewijs is voor medeplichtigheid. Hij heeft vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Op donderdag 14 januari 2021 omstreeks 20:09 uur kwam een melding binnen bij de politie dat een persoon genaamd [benadeelde] met geweld werd meegesleurd en dat hij met een koevoet in elkaar werd geslagen. Omstreeks 21.20 uur was de politie ter plaatste in de [adres 2] . De politie trof meerdere personen aan die schreeuwden dat er zojuist een [kleur 1] [merk auto] was weggereden.
Verbalisanten troffen [benadeelde] in het trappenhuis aan en zagen dat zijn mond, vingers en ellenboog onder het bloed zaten. Zijn elleboog had een schaafwond. De broek van [benadeelde] zat laag en zijn shirt zat hoog. Rode krassen waren zichtbaar op zijn rug. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat voor het portiek een camera hing waarop een mondkapje zat geplakt door middel van tape. Voor de voordeur van de woning van het slachtoffer trof [verbalisant 1] een portofoon aan. [verbalisant 1] zag dat de voordeur van de woning ontzet was. Na het betreden van de woning liep [benadeelde] naar het toilet en moest overgeven. Hij zakte weg en werd meegenomen naar het ziekenhuis voor controle. [2] In de woning trof verbalisant [verbalisant 2] zwarte, dunne tie-wraps aan die aan elkaar waren bevestigd zodat zij konden dienen als handboeien. [3]
Getuige [getuige 1] woont op de [adres 3] en verklaarde dat rond 20:00 uur een auto voor haar keuken aan de [adres 4] stond, volgens haar een [kleur 1] of heel [kleur 2] [merk auto] . Ze hoorde commotie en zag dat 2 mannen probeerden een andere man in de auto te krijgen. De man verzette zich, het was een worsteling. Zij noteerde het kenteken van de auto; [kenteken] Een buurman hoorde volgens haar het gegil ook en belde vervolgens de politie. [4] Meerdere getuigen verklaarden dat zij zagen dat [benadeelde] tegen de grond werd gewerkt en werd meegesleurd door twee mannen. Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij zag dat één van de mannen een koevoet droeg. [5] Getuige [getuige 3] hoorde een persoon zeggen “Je gaat mee, je gaat mee”. Beide mannen sloegen op [benadeelde] in. [6] Getuige [getuige 4] verklaarde dat er drie personen bij betrokken waren, waaronder een persoon die achter het stuur van de [merk auto] zat. Er werd geschreeuwd “Je moet betalen, je moet betalen!”. [7] [getuige 4] herkende de stem van [medeverdachte 1] . [8]
[benadeelde] deed aangifte van dit voorval. Aangever zat op 14 januari 2021 in de woonkamer van zijn woning aan de [adres 2] . Hij hoorde een hoop kabaal vanaf zijn voordeur. Toen hij ging kijken, zag hij dat zijn voordeur eruit gebroken werd. Hij zag twee mannen met een bivakmuts. De ene man was [tint 1] en de andere man was [tint 2] . Hij herkende de [tint 2] man als [medeverdachte 1] . Beide mannen kwamen op [benadeelde] af. [benadeelde] werd geslagen op zijn hoofd, gezicht en lichaam. [medeverdachte 1] sloeg hem met de koevoet en riep dat [benadeelde] moest meewerken, anders zou [medeverdachte 1] hem doodschieten. [9] De mannen trokken hem vervolgens aan zijn lichaam naar buiten, waardoor [benadeelde] schaafwonden op zijn onderarmen had. [10] Buiten kwam [verdachte] hen tegemoet lopen. De drie mannen probeerden [benadeelde] in de [merk auto] te duwen. [11]
[benadeelde] is onderzocht in het ziekenhuis. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat hij een huiddefect naast zijn linkeroog en een schaafwond op het rechterschouderblad had. [12]
Geweldsincident
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat er een incident is geweest op 14 januari 2021 omstreeks 20:09 uur waarbij [benadeelde] uit zijn woning aan de [adres 2] werd getrokken en richting een [kleur 1] [merk auto] werd gesleurd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde] betrouwbaar zijn, nu deze verklaringen steun vinden in hetgeen getuigen hebben verklaard en in overeenstemming zijn met het geconstateerde letsel. Voor de rechtbank is voorts vast komen te staan dat [benadeelde] meerdere keren is geslagen, waaronder op zijn hoofd, in zijn gezicht en op zijn lichaam. De verklaring van [benadeelde] op dit punt wordt ondersteund door het in de geneeskundige verklaring beschreven letsel en uit het feit dat [benadeelde] volgens de politie moest braken en onwel werd na het feit.
Opzet
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de deur van [benadeelde] werd opengebroken, dat er direct geweld tegen hem werd gebruikt en hij vrijwel direct uit zijn woning werd getrokken en richting de gereedstaande [merk auto] werd gesleurd. De getuigen zagen dat de personen probeerden om [benadeelde] in de auto te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen, in combinatie met het afplakken van de camera, het dragen van bivakmutsen, het meebrengen van een portofoon en de tie-wraps die te gebruiken zijn als handboeien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in samenhang bezien, moeten worden beschouwd als evident te zijn gericht op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde] .
Voor de vraag wie als daders zijn aan te merken, is het volgende van belang.
Verklaring [medeverdachte 3]
heeft verklaard dat hij een tijdje bij [benadeelde] had gewerkt en nog 200 euro van hem kreeg. Er waren nog andere collega’s die ook nog geld kregen van [benadeelde] . Ze hadden afgesproken om dat geld met zijn allen bij [benadeelde] te halen. [medeverdachte 3] stond op de hoek van de straat bij de [bedrijf 1] in Zutphen. Hij kreeg een walkietalkie en moest opletten of er politie aan kwam. De andere drie jongens gingen bij [benadeelde] aan de deur. Het ging om [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . Het plan was dat het geld er zou komen, het maakte niet uit hoe. Als [benadeelde] het geld niet aan hen zou geven, zouden ze het pakken/eisen. [13] [verdachte] was degene die hem vertelde door te geven als de politie eraan zou komen. [14]
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] na een achtervolging in Apeldoorn in de buurt van de [merk auto] is aangehouden. De [merk auto] voorzien van kenteken [kenteken] staat op naam van [naam] , de vriendin van [verdachte] . Een verbalisant onderschepte de auto na de melding van een mogelijke ontvoering bij Voorst en volgde de auto richting Apeldoorn, waar een andere collega de auto zag parkeren en twee personen uit de auto zag stappen. In de auto werden een rol bruine tape van het merk Tesa, een bivakmuts en drie spreeksleutels (de rechtbank begrijpt: randapparatuur voor een portofoon) aangetroffen. [15]
Forensisch onderzoek
In deze zaak zijn verschillende sporendragers onderzocht. Het gaat daarbij onder meer om onderzoek door de Districtsrecherche naar een schoenspoor op aangevers geforceerde deur. Andere sporendragers die op DNA zijn onderzocht, zijn: een mondmasker dat over een beveiligingscamera bij aangevers woning was geplakt en de tape waarmee dat was gebeurd, een bivakmuts en een rol tape die zijn aangetroffen in de [merk auto] .
a.
het schoenspooronderzoek
De resultaten van het schoenspooronderzoek door de recherche leveren het volgende op. [16]
De onder [medeverdachte 1] in beslag genomen schoenen zijn vergeleken met het schoenspoor op aangevers geforceerde deur. Tijdens vergelijkend onderzoek tussen enerzijds plaatsing 1 en plaatsing 2 van de schoensporen (1) en de meest omvangrijke plaatsing van de schoensporen (2) en anderzijds de zolen van de schoenen (A) en de hiermee vervaardigde proefsporen is gebleken dat het profiel overeenkomt en dat de afmetingen praktisch overeenkomen en dat onverklaarbare verschillen niet zijn waargenomen. De conclusie van het rapport is dat plaatsing 1 en plaatsing 2 van de schoensporen en de meest omvangrijke schoensporen (2) zijn veroorzaakt met de linkerschoen, soortgelijk aan de linkerschoen van [medeverdachte 1] (A). Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet worden vastgesteld dat de sporen daadwerkelijk zijn veroorzaakt met de linkerschoen (A).
Naar het oordeel van de rechtbank is het schoenspoor rondom het slot/de klink van de geforceerde deur uit zijn aard delict gerelateerd. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de resultaten van dit onderzoek belastend zijn voor [medeverdachte 1] .
het DNA-onderzoek en het onderzoek naar de tape(stukjes)
De resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI leveren het volgende op. [17]
Voor zover hierna wordt gesproken over de bewijskracht van een spoor, wordt daarmee volgens het NFI een getal bedoeld, dat weergeeft hoeveel keer waarschijnlijker het is om het waargenomen DNA-profiel van het spoor te verkrijgen wanneer er wel DNA van de betreffende persoon in de bemonstering aanwezig is, dan wanneer er geen DNA van deze persoon in de bemonstering aanwezig is (maar wel DNA van een willekeurige niet-verwante persoon).
De bemonstering van de tape met SIN-nummer AAMV6027NL#02 betreft een mengspoor waarin minimaal 2 personen voorkomen. Het DNA in die bemonstering kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1] . De bewijskracht is volgens het NFI meer dan 1 miljard. In de bemonsteringen #06 en #07 van dit zelfde SIN-nummer is DNA van minimaal 1 man aangetroffen. Het DNA in die bemonsteringen kan afkomstig zijn van [verdachte] . De bewijskracht is volgens het NFI meer dan 1 miljard.
De bemonsteringen van het (mond)masker met SIN-nummer AAMV6028NL#02 en #03 leveren een mengprofiel op. Het DNA in die bemonsteringen kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1] . De bewijskracht is volgens het NFI meer dan 1 miljard. In de bemonstering #01 alsmede de bemonsteringen #02 en #03 van dit zelfde SIN-nummer is (ook) DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . De bewijskracht is volgens het NFI meer dan 1 miljard.
De bemonstering van de bivakmuts (binnenkant rond het mondgat) met SIN-nummer AANX4397NL#01 levert een mengprofiel op van minimaal 3 personen. Het DNA in die bemonstering kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1] . De bewijskracht is volgens het NFI meer dan 1 miljard. Daarnaast kan het DNA in deze bemonstering afkomstig zijn van [medeverdachte 2] . De bewijskracht is volgens het NFI meer dan 1 miljard.
De bemonstering van
de rol tapemet SIN-nummer AANX4402NL#03 levert een DNA-profiel op van minimaal een man. Het DNA in die bemonstering kan afkomstig zijn van [verdachte] . De bewijskracht is volgens het NFI meer dan 1 miljard.
Door het NFI is eveneens onderzocht of de stukjes tape afkomstig kunnen zijn van de aangetroffen rol. Het NFI heeft gerapporteerd dat en waarom de kans dat de tapedelen afkomstig zijn van de in de [merk auto] aangetroffen rol tape extreem veel waarschijnlijker is (meer dan een miljoen keer) dan wanneer deze van een andere soortgelijke rol afkomstig zijn. [18]
delict gerelateerde sporen
De rechtbank komt tot de conclusie, gelet op het feit dat de camera nabij de plaats delict is afgeplakt, dat de [merk auto] gebruikt is bij het strafbare feit en dat in die [merk auto] zeer kort na het plegen van het strafbare feit de bewuste rol tape is aangetroffen, dat die rol tape gebruikt is bij het afplakken van de beveiligingscamera door het daarop bevestigen van een mondmasker met stukjes tape. Verder, naar het oordeel van de rechtbank, rechtvaardigt de bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde van de DNA-profielen in de hiervoor besproken sporen de conclusie dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] de donoren zijn van het celmateriaal in de betreffende sporen. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben dus zowel de stukjes tape als het mondmasker dat over de camera is geplakt, aangeraakt. [verdachte] heeft de rol tape aangeraakt. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben de bivakmuts aan de binnenzijde rondom het mondgat aangeraakt.
De vraag is of de DNA-sporen die deze verdachten hebben achtergelaten, delict gerelateerd zijn of dat daarvoor een andere verklaring aannemelijk geworden is waarmee de verdenking kan worden ontzenuwd.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat uit het dossier volgt dat bij het plegen van het strafbare feit door de daders een camera is afgeplakt met een mondmasker en stukjes tape alsmede dat door de daders een bivakmuts is gedragen. Dit betekent dat als kort na ontdekking van het strafbare feit die sporendragers worden veiliggesteld en die sporendragers DNA-materiaal van een of meer personen bevatten, dit in beginsel voor die verdachte(n) belastend is. Het gaat immers om delict gerelateerde sporendragers, die zijn aangetroffen zowel op de plaats delict als op meerdere voorwerpen in de auto en die volgens het dossier in direct verband staan met het strafbare feit.
Door de verdediging is aangevoerd dat [verdachte] vanwege zijn werkzaamheden zo’n soort rol tape wel in handen heeft en dat de biologische sporen eerder op het voorwerp terecht moeten zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verklaringen van verdachte onvoldoende concreet en specifiek. Zo is niet aannemelijk geworden waarom de rol tape dan in andermans auto lag. Bovendien moet bij de beoordeling van de resultaten van dit DNA-onderzoek op activiteitenniveau betrokken worden wat er overigens aan bewijsmateriaal (ontlastend danwel belastend) in het dossier zit. Die samenhang wordt hierna verder besproken en gewogen.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en onbekende man op camerabeelden
De beelden van de camera van de [bedrijf 1] aan de [adres 5] zijn uitgekeken.
Op de beelden werd door verbalisanten gezien dat op 13 januari 2021 omstreeks 21:16 uur, dus de dag vóór het incident, [verdachte] voor de [bedrijf 1] stond. Hij werd gezien met een [tint 4] man van rond de [leeftijd] jaar met een [merk 1] jas, aangeduid in het proces-verbaal als NNM1, en een andere man met een fors postuur aangeduid als NNM2. Kort achter hen liep een man die qua signalement overeenkomt met [medeverdachte 1] . Op de camerabeelden van 14 januari 2021, de dag van het incident, werd door verbalisanten gezien dat op meerdere tijdstippen (omstreeks 14:53, 14:58, 15:10, 16:45 en 17:12 uur) een [kleur 1] [merk auto] te zien is in de buurt van de [bedrijf 1] . Ook werd gezien dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en NNM1 op meerdere tijdstippen (tussen 14:53-15:30 uur en 16:45-17:45 uur) voor de [bedrijf 1] aan de [adres 5] stonden en in de richting van de [adres 2] keken. Omstreeks 17:30 uur verschenen [medeverdachte 3] en [verdachte] in beeld en werd door verbalisanten contact waargenomen tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] en NNM1. [19]
Verdachte ontkent degene te zijn geweest die op de beelden stond van de [bedrijf 1] op 13 en 14 januari 2021. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een proces-verbaal beschreven op basis waarvan hij verdachte herkende op de camerabeelden. Hij heeft naar aanleiding van het aantreffen van een tankbonnetje in de [merk auto] de camerabeelden van de [bedrijf 2] te Apeldoorn bekeken. Verbalisant [verbalisant 3] constateerde dat op de beelden te zien was dat op 14 januari 2021 omstreeks 18:40 uur werd getankt door de bestuurder van de [merk auto] met kenteken [kenteken] Gezien werd een [tint 3] man met een geel-oranje pet van het merk [merk 2] . Verbalisant [verbalisant 3] herkende de bij hem ambtshalve bekende [verdachte] van de beelden van de [bedrijf 2] aan zijn pet, de door hem gedragen jas en aan zijn gezicht. Op de beelden van de [bedrijf 1] herkende verbalisant [verbalisant 3] [verdachte] wederom aan de geel-oranje pet, jas en zijn gezicht. [20] De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenning van verdachte als één van de personen die te zien zijn op de camerabeelden van de [bedrijf 1] .
Historische gegevens
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] staat op naam van verdachte en wordt door hem gebruikt. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte volgt dat zijn
telefoonnummer in de nacht van 13 op 14 januari 2021, tussen 22:17 uur en 00:21 uur, een telefoonmast aanstraalde op de [adres 6] . Deze telefoonmast is hemelsbreed gelegen op een afstand van ongeveer 850 meter van de woning van [benadeelde] . Op 14 januari 2021 tussen 13:52 uur en 17:32 uur werden door het telefoonnummer [telefoonnummer 1] telefoonmasten aan de [adres 7] en de [adres 6] aangestraald. De telefoonmast aan de [adres 7] is hemelsbreed gelegen op een afstand van ongeveer 750 meter van de woning van [benadeelde] . [21] Op donderdag 14 januari 2021 om 19:31 uur wordt 168 seconden uitgebeld naar [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [medeverdachte 2] . De locatie die wordt weergegeven is [adres 8] . In de periode tussen 19:31 uur en 20:21 uur worden er geen locatiegegevens weergegeven. Op donderdag 14 januari 2021 om 20:21 uur wordt 81 seconden uitgebeld naar voornoemd nummer van [medeverdachte 2] . De locatie die wordt weergegeven is [adres 9] . Op donderdag 14 januari 2021 om 20:26 uur wordt 3 seconden ingebeld door [medeverdachte 2] . Er volgen (direct) voicemail- en SMS-berichten. De locatie die wordt weergegeven is [adres 10] . De eerstvolgende weergegeven mast is op donderdag 14 januari 2021 om 23:42 uur aan de [adres 11] , dit betreft de ‘thuismast’. De genoemde tijdstippen en locaties lijken te passen bij de (vlucht-)route van de betrokken [merk auto] die rond 20:25 uur is aangetroffen op de [bedrijf 3] in Apeldoorn. [22]
Conclusies van de rechtbank
Op basis van het forensisch bewijs, aangever die [verdachte] aanwijst als degene die hem in de auto probeerde te duwen, medeverdachte [medeverdachte 3] die [verdachte] aanwijst als een van de daders, de historische gegevens van het telefoonnummer van [verdachte] en ten slotte de camerabeelden met herkenning van verdachte, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een van de daders is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde] .
De rechtbank is voorts van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Verbalisanten hebben op de beelden gezien dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en NNM1 op verschillende tijdstippen op 13 en 14 januari 2021 voor de [bedrijf 1] in Zutphen stonden en herhaaldelijk in de richting van de [adres 2] keken, waar de woning van [benadeelde] gelegen is. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachten zicht hielden op en reeds de dag en de middag vóór het feit aan het posten waren in de buurt van de woning van [benadeelde] . Dit getuigt van een planmatige aanpak en samenwerking tussen de vier verdachten. Ook bij de uitvoering heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachten door samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te pogen [benadeelde] in de [merk auto] te krijgen.
De rechtbank acht het op basis van de bewijsmiddelen niet aannemelijk dat het telefoonnummer van [verdachte] aanstraalde in de [adres 2] vanwege een ingebouwde (duo)SIM-kaart in de [merk auto] en dat hij toen zelf niet in Zutphen was, zoals [verdachte] pas ter zitting van 23 september 2022 heeft verklaard. Dit scenario, dat overigens niet nader is onderbouwd, wordt onder meer weerlegd door de verklaring van aangever [benadeelde] die [verdachte] herkende als een van de daders die hem probeerde in de [merk auto] te duwen. Ook is dit scenario niet aannemelijk vanwege het feit dat [verdachte] werd herkend op de beelden van de [bedrijf 1] van 14 januari 2021 ten tijde van het aanstralen van zijn telefoonnummer op nagenoeg dezelfde locatie.
Conclusie
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks14 januari 2021 te Zutphen, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven
en/of beroofd te houden,
- zich naar de woning van die [benadeelde]
heeft/hebben begeven,
- met een bivakmuts op,
met een koevoet,de voordeur van de woning van die [benadeelde]
heeft/hebben opengebroken,
- meerdere malen,
in elk geval eenmaal,die [benadeelde] met een koevoet op zijn hoofd en
/ofin zijn gezicht en
/oftegen zijn been en
/oftegen zijn lichaam
heeft/hebben geslagen.
- die [benadeelde] naar buiten
heeft/hebben getrokken,
- (ondertussen) tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest werken en anders wordt doodgeschoten en/of
- die [benadeelde] over de grond
heeft/hebben gesleept (in de richting van
zijn/hun auto), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen in de bewezenverklaring, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘medeplegen van poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte bij een veroordeling een taakstraf opgelegd krijgt. Daartoe is onder meer aangevoerd dat verdachte verantwoordelijk is voor een firma die op naam van zijn vriendin staat. Tevens zou hij de zorg hebben voor zijn vriendin en zijn kinderen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder het strafblad (14 pagina’s; veel verkeersdelicten, vermogensdelicten, grotendeels van oudere datum) en het reclasseringsrapport.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot vrijheidsberoving. Verdachte is niet de persoon die het meeste fysieke geweld tegen aangever heeft gebruikt. Ook hij had een financieel motief en heeft de auto van zijn (ex-)partner gebruikt om de ontvoeringspoging mogelijk te maken. Verdachte was ook veel ouder dan zijn jonge medeverdachten. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Deze poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangever. Het moet voor hem bijzonder beangstigend zijn geweest om zo uit zijn woning te worden gehaald. De vraag hoe het zou zijn afgelopen als de ontvoering was gelukt, levert intimiderend onzekere gevoelens op. Het voorval leidde tot consternatie in de buurt; dit soort feiten tast dus ook het algemeen gevoel van veiligheid aan.
Gezien de aard en de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank een langdurige vrijheidsbenemende straf op zijn plaats. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor een woningoverval. De LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting vermelden bij een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting, omdat met geweld aangevers voordeur is opengebroken en de daders de woning van aangever zijn binnengedrongen. Daarbij is direct overgegaan tot gebruik van geweld jegens aangever. Strafverzwarend is verder het gebruik van maskers. Pas na optreden van gealarmeerde buurtbewoners en vanwege het voortdurend verzet van aangever, hebben verdachten hem losgelaten en zijn zij op de vlucht geslagen. Het is dus niet aan verdachten te danken dat het bij een poging is gebleven.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt van deze straf afgetrokken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel alleen de algemene voorwaarde koppelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Vordering van aangever [benadeelde]
Aangever [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd als benadeelde partij. Hij vordert een schadevergoeding van € 16.496,81, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit materiële schade van € 2.968,- in verband met een kapotte deur, € 385,- aan eigen risico van de zorgverzekering, € 885,12 aan verhuiskosten, € 535,21 in verband met de aanschaf van een camerasysteem, € 1.213,60 aan reiskosten en € 510,- aan gederfde omzet (in totaal € 6.496,81) en immateriële schade ter grootte van € 10.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de volledige vordering met wettelijke rente hoofdelijk kan worden toegewezen, waarbij eventueel gebruik kan worden gemaakt van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de volledige vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak en omdat de vordering zich niet leent voor het strafproces. Daarnaast is de onderbouwing onjuist of onvoldoende. Ook ontbreekt het causale verband ten aanzien van de materiële schade, het gaat om een te ver verwijderd verband. Ten slotte wordt verzocht om, in het geval van toewijzing van (een deel van) de vordering, rekening te houden met het geringe aandeel van verdachte en de vordering daarom niet hoofdelijk toe te wijzen.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij door het handelen van verdachte schade geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is, een en ander zoals hierna overwogen en beslist
.
Materiële schade
Dit deel van de vordering betreft de gevorderde reiskosten, de aanschaf van de camera en de verhuizing, herstelkosten voor de schade aan de deur, gederfde kosten en de kosten voor het eigen risico.
Eigen risico (gevorderd à € 385,-)
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van betaling van het eigen risico bij de zorgverzekeraar ter grootte van € 385,-.
Aanschaf van de camera en de verhuizing (gevorderd à € 535,21 resp. € 885,12)
Ten aanzien van de aanschaf van de camera en de verhuizing (€ 535,21 resp. € 885,12) overweegt de rechtbank dat ook deze kosten zullen worden toegewezen, ook al zijn deze pas enige tijd na het tenlastegelegde feit gemaakt. Dit komt door de aard van het delict, omdat hier inherent aan is dat de benadeelde partij zich ook geruime tijd na het incident nog onveilig heeft gevoeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het bedrag van de camera volledig en inclusief BTW worden toegewezen nu dit geen zakelijke aankoop is.
Schade aan deur (gevorderd à € 2.968,-)
Ten aanzien van de schade voor herstel van de deur zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onduidelijk is waar het schadebedrag precies betrekking op heeft (voordeur of binnendeur) en ook hoe het schadebedrag is samengesteld.
Gederfde inkomsten (gevorderd à € 510,-)
Ook ten aanzien van de gevorderde schade in de vorm van gederfde inkomsten zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd, gelet op het gegeven dat hij ZZP-er is, werkt voor wisselende opdrachtgevers en destijds niet in loondienst werkzaam was, dat verdachte de betreffende dagen anders had gewerkt en dat hij dan het gevorderde bedrag zou hebben verdiend.
Reiskosten (gevorderd à € 1.213,6)
De reiskosten voor het bezoek aan de rechtbank voor de behandeling van de strafzaak ter hoogte van € 55,50 zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en zullen dan ook worden toegewezen. Dit betreft echter proceskosten.
Ten aanzien van de reiskosten naar de rechter-commissaris wordt overwogen dat de benadeelde partij recht had op een forfaitaire vergoeding van zijn reiskosten na het verhoor bij de rechter-commissaris en dat hierop is gewezen in de uitnodigingsbrief. Terzake deze kosten zal de benadeelde daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Met betrekking tot de overige reiskosten geldt dat onvoldoende is onderbouwd op welke dagen deze reiskosten zijn gemaakt en waarom deze een (direct) gevolg van het bewezenverklaarde zijn. Ook hier volgt daarom een niet-ontvankelijk verklaring.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de benadeelde partij door de heftigheid van het feit is ‘aangetast in zijn persoon’, zelfs zonder dat op dit moment sprake is van door een psycholoog vastgesteld psychisch letsel. Ook is aannemelijk dat de benadeelde hier nog geruime tijd last van zal ondervinden. Bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schadevergoeding is met name gelet op de heftigheid van het feit, het geringe letsel bij de benadeelde partij en vergoedingen in soortgelijke zaken. De rechtbank acht op grond van de tot nu bekende gegevens de immateriële schade op grond van het bepaalde in artikel 6:106 BW aannemelijk geworden tot een bedrag van € 2.500,-. In zoverre volgt toewijzing. De benadeelde zal voor overige gevorderde schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hoofdelijkheid
Nu verdachte en de medeverdachten samen de poging tot ontvoering hebben gepleegd (in de rol van medepleger of medeplichtige), is ieder van hen op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele schadebedrag. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Conclusie
Samenvattend geldt dat de vordering voor een bedrag van € 1.805,33 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum vordering over de materiële schade en vanaf de datum feit over de immateriële schade. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Bij het bepalen van het aantal dagen gijzeling heeft de rechtbank gelet op de rol van verdachte. Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan deze schade alsnog vorderen via de civiele rechter.
Proceskosten
Daarnaast wordt verdachte hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot dit moment begroot op € 55,50, voor de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om naar de zitting te komen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.805,33 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf datum vordering (15 september 2022) en over de immateriële schade vanaf datum feit (14 januari 2021) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 4.305,33 aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2021 (ten aanzien van de immateriële schade), respectievelijk 15 september 2022 (ten aanzien van de materiële schade) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 12 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de mededaders of een van hen (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte hoofdelijk in de proceskosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 55,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. W.H.S. Duinkerke en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2022.
Mr. Hoedeman en mr. Buscop zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2021011190700, gesloten op 11 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 578-579.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 581.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 879.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 859.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 863.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , 872.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 865.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] , p. 553.
10.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 545-546.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] , p. 549-554.
12.Geneeskundige verklaring, p. 577.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 478-483.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 491.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 582.
16.Proces-verbaal forensische opsporing van 11 mei 2021.
17.Rapport NFI onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 19 mei 2021 (zaaknr. 2021.03.24.159, aanvraag 001) en rapport NFI DNA-onderzoek van 2 juli 2021 (zaaknr. 2021.03.24.159, aanvragen 0012 en 003).
18.NFI rapport soucheonderzoek aan dubbelzijdig tape van 28 mei 2021.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 620-650.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 678.
21.Proces-verbaal verstrekking & analyse gevorderde gegevens, p. 690.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 692-696.