ECLI:NL:RBGEL:2022:5788

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
05/105957-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel corrumperen en veroordeling voor openbare schennisplegingen

Op 10 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van seksueel corrumperen van een minderjarige en meerdere gevallen van openbare schennispleging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde seksueel corrumperen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de getuige, een minderjarige, de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn ontblote penis aan de minderjarige had getoond, maar niet dat hij zich in haar zicht had afgetrokken.

Ten aanzien van de andere feiten, die zich in de periode van juni 2021 tot februari 2022 hebben voorgedaan, oordeelde de rechtbank dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openbare schennispleging. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in het zicht van drie slachtoffers had afgetrokken. De rechtbank hield rekening met de impact van de feiten op de slachtoffers, die zich onveilig voelden en angst ervoeren door de confrontaties met de verdachte.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 60 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank motiveerde de straf door de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook door de omstandigheden van de verdachte, die openstond voor behandeling van zijn problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/105957-22
Datum uitspraak : 10 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1997] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van 26 september 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 februari 2022 te Zelhem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 2007] van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte met dat oogmerk zijn penis ontbloot en/of zich afgetrokken, althans zijn penis betast, waarbij verdachte de aandacht van die [slachtoffer 1] trok door (langzaam) achter en/of naast die [slachtoffer 1] te rijden (met het raam omlaag waardoor zij zicht had op verdachte en zijn geslachtsdeel) waarbij verdachte (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] heeft gepraat en/of naar die [slachtoffer 1] heeft geroepen en/of die [slachtoffer 1] heeft aangekeken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 februari 2022 te Zelhem, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Hummeloseweg, door (langzaam) naast [slachtoffer 1] te rijden en/of (hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 1] zijn ontblote penis te tonen en/of zich af te trekken, althans zijn penis te
betasten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 te Veenendaal en/of Rhenen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortejaar 2005] van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte met dat oogmerk zijn penis ontbloot en/of zich afgetrokken, althans zijn penis betast, waarbij verdachte de aandacht van die [slachtoffer 2] trok door (langzaam) naast die [slachtoffer 2] te rijden (met het raam omlaag waardoor zij zicht had op verdachte en zijn geslachtsdeel) en/ of (hierbij) afwisselend gas te geven en te remmen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 te Veenendaal en/of Rhenen, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Verlengde Spoorlaan en/of Kampjesweg,
door (langzaam) naast [slachtoffer 2] te gaan rijden en/of (hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 2] zijn ontblote penis te tonen en/of zich af te trekken, althans zijn penis te betasten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 te Veenendaal en/of Rhenen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] , geboren op [geboortejaar 2006] van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, met dat oogmerk zijn penis heeft ontbloot en/of zich afgetrokken, althans zijn penis heeft betast, waarbij verdachte de aandacht van die [slachtoffer 3] heeft geprobeerd te trekken door (langzaam) naast die [slachtoffer 2] te rijden (met het raam omlaag waardoor zij zicht zou hebben op verdachte en zijn geslachtsdeel) en/of (hierbij) afwisselend gas te geven en te remmen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 te Veenendaal en/of Rhenen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de eerbaarheid te schenden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Verlengde Spoorlaan en/of Kampjesweg, (langzaam) naast [slachtoffer 3] is gaan rijden en/of (hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 2] zijn ontblote penis heeft tonen en/of zich heeft afgetrokken, althans zijn penis heeft betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Zelhem, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de bushalte
gelegen aan de Doetinchemseweg door zijn voertuig stil te zetten naast de bushalte waar [slachtoffer 5] stond (waardoor zij zicht had op verdachte en zijn geslachtsdeel) en/of (hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 5] zijn ontblote penis te tonen en/of zich af te trekken, althans zijn penis te betasten;
5.
hij op of omstreeks 2 februari 2022 te Keijenborg, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de bushalte gelegen aan de Kruisbergseweg door zijn voertuig stil te zetten naast de bushalte waar [slachtoffer 6] stond (waardoor zij zicht had op verdachte en zijn geslachtsdeel) en/of (hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 6] zijn ontblote penis te tonen en/of zich af te trekken, althans zijn penis te betasten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn geslachtsdeel heeft getoond, maar dat hij niet wist of vermoedde dat sommige slachtoffers de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. Ook heeft hij verklaard dat hij zich niet heeft afgetrokken in het zicht van anderen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde seksueel corrumperen is vereist dat een minderjarige beneden de zestien jaar wordt uitgenodigd daadwerkelijk door de dader uitgevoerde seksuele handelingen te aanschouwen of bij te wonen, welke uitnodiging strekt ter bevordering van het seksuele gerief van de dader, dan wel geschiedt met de bedoeling de minderjarige zodanig te beïnvloeden dat deze in de toekomst eerder geneigd is in te stemmen met het ondergaan van ontuchtige handelingen. In de strafbaarstelling van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht is het leeftijdsvereiste niet door de wetgever geobjectiveerd. Dat betekent dat voor een bewezenverklaring vastgesteld moet worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de getuige van zijn seksuele handelingen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [slachtoffer 1] op 4 februari 2022 vijftien jaar oud was. Verdachte heeft in zijn verhoor verklaard dat hij niet wist hoe het meisje, bij wie hij op 4 februari 2022 langzaam voorbij reed, eruit zag en dat hij altijd zijn best heeft gedaan om zijn geslachtsdeel niet te laten zien aan jonge meisjes. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op dergelijke momenten van stress overliep en dan zijn geslachtdeel toonde aan de eerste de beste vrouwelijke persoon die hij tegenkwam. Daarbij keek hij wel naar de lengte van de persoon, om te voorkomen dat iemand van 12 of 13 jaar oud het slachtoffer werd. Verdachte dacht dat alle meisjes ongeveer 17 of 18 jaar oud waren. De rechtbank constateert verder dat in het dossier geen beschrijving of foto van het slachtoffer zit.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft verdachte ontkent zich in het zicht van het meisje te hebben afgetrokken. Overigens is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [slachtoffer 1] , zaaksdossier 1, p. 1-3;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , zaaksdossier 1, p. 7-10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2022.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn ontblote penis aan [slachtoffer 1] heeft getoond en deze heeft vastgehouden, maar niet dat hij zich ook in haar zicht heeft afgetrokken. De rechtbank neemt daarbij de eigen verklaring van getuige [slachtoffer 1] in aanmerking, inhoudende dat zij heeft gezien dat de man zijn geslachtsdeel met zijn hand vasthad en zij niet heeft gezien dat de man zijn hand bewoog.
Feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Daarvoor is het volgende van belang.
Voor een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit dient, net zoals bij feit 1 is overwogen, te worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de getuige van zijn seksuele handelingen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [slachtoffer 2] in de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 vijftien jaar oud was. Zoals is overwogen bij feit 1, heeft verdachte verklaard dat hij altijd zijn best heeft gedaan om zijn geslachtsdeel niet te laten zien aan jonge meisjes. De rechtbank constateert verder dat in het dossier geen beschrijving of foto van het slachtoffer zit.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, zodat reeds om die reden vrijspraak voor het primair tenlastegelegde moet volgen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder 2 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat getuige [slachtoffer 2] niet heeft verklaard dat zij het geslachtsdeel van de man in het busje heeft gezien. Zij heeft verklaard dat zij naast haar zusje [slachtoffer 3] fietste, toen een auto met aanhanger naast hen kwam rijden. Getuige [slachtoffer 2] keek naast zich en zag dat de man in de auto zijn broek omlaag had, zo ver dat zij zijn onderbroek zag. Hierop zei zij tegen haar zusje dat zij niet in de auto moest kijken. Ook uit de aangifte van de moeder van de getuige blijkt niet dat de getuige thuis heeft verklaard over het daadwerkelijk zien van het geslachtsdeel van de man.
Verdachte heeft niet verklaard dat hij zijn geslachtsdeel heeft laten zien toen hij naast [slachtoffer 2] en haar zusje reed. De enkele verklaring van verdachte inhoudende dat hij meermaals zijn penis heeft getoond aan fietsende vrouwen, is onvoldoende voor de conclusie dat verdachte in het zicht van [slachtoffer 2] zijn ontblote penis heeft getoond. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van het subsidiair tenlastegelegde.
Feit 3
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Daarvoor is het volgende van belang.
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 3 primair ten laste gelegde feit dient te worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer 3] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [slachtoffer 3] in de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 veertien jaar oud was. Zoals is overwogen bij feit 1, heeft verdachte verklaard dat hij altijd zijn best heeft gedaan om zijn geslachtsdeel niet te tonen aan jonge meisjes. De rechtbank constateert verder dat in het dossier geen beschrijving of foto van het slachtoffer zit.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat [slachtoffer 3] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, zodat reeds om die reden vrijspraak voor het primair tenlastegelegde moet volgen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft ten aanzien van feit 2 subsidiair vastgesteld dat getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man zijn broek omlaag had, zo ver dat zij zijn onderbroek zag. Getuige [slachtoffer 2] heeft niet verklaard dat het geslachtsdeel van de man daadwerkelijk was te zien. Getuige [slachtoffer 3] heeft op advies van haar zus niet in het busje gekeken. Had zij dat wel gedaan, dan is aannemelijk dat zij hetzelfde zou hebben gezien als haar zus [slachtoffer 2] , te weten de onderbroek van de man. Verdachte heeft niet verklaard dat hij zijn geslachtsdeel heeft laten zien toen hij naast [slachtoffer 3] en haar zus reed. De enkele verklaring van verdachte inhoudende dat hij meermaals zijn penis heeft getoond aan fietsende vrouwen, is onvoldoende voor de conclusie dat verdachte geprobeerd heeft in het zicht van [slachtoffer 3] zijn ontblote penis te tonen. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van het subsidiair tenlastegelegde.
Feit 4
Ten aanzien van het tonen en vasthouden van de ontblote penis aan [slachtoffer 5] is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt ten aanzien van deze bestanddelen van de tenlastelegging volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , zaaksdossier 2, p. 1-4;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2022.
Verdachte heeft ontkend zich te hebben afgetrokken bij het tonen van zijn penis aan [slachtoffer 5] .
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in het zicht van [slachtoffer 5] heeft afgetrokken. De rechtbank gaat daarbij uit van de van de verklaring van aangeefster. Zij heeft daarin het volgende aangegeven: “Het eerste wat ik zag dat die bestuurder zijn geslachtsdeel in zijn handen had. (…) Ik denk dat hij een erectie had. Ik zag namelijk dat zijn geslachtsdeel rechtop stond. Ik zag dat zijn hand heen en weer ging, dat zijn hand van voren naar achteren ging. Ik bedoel hiermee van zijn buik richting het stuur. Zogenaamde aftrekbeweging. Ik zag dat hij dit met een (1) hand deed”. [2] Gelet op het feit dat aangeefster gedetailleerd heeft beschreven wat zij zag namelijk dat zij de hand van de man op en neer zag gaan, wat zij interpreteerde als een aftrekbeweging, terwijl de door aangeefster geschetste gang van zaken voor het overige volledig door verdachte is bevestigd, volgt de rechtbank de verklaring van aangeefster hierin. Verdachtes ontkenning op dit onderdeel maakt dat niet anders.
Feit 5
Ten aanzien van het tonen en vasthouden van de ontblote penis aan [slachtoffer 6] is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt ten aanzien van deze bestanddelen van de tenlastelegging volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , zaaksdossier schennis Hengelo, p. 1-2;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2022.
Verdachte heeft ontkend zich te hebben afgetrokken bij het tonen van zijn penis aan [slachtoffer 6] .
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in het zicht van [slachtoffer 6] heeft afgetrokken. De rechtbank gaat daarbij uit van de van de verklaring van aangeefster. Zij heeft daarin het volgende aangegeven: “Ik zag dat hij zijn onderlichaam ontbloot had. Ik zag dat hij met zijn hand aan zijn piemel zat. Ik zag dat die man aan het masturberen was. Ik schrok daar van en kon eigenlijk niet geloven dat dit hier gebeurde”. [3] Gelet op het feit dat aangeefster gedetailleerd heeft aangegeven dat zij zag dat de man aan het masturberen was, terwijl de door aangeefster geschetste gang van zaken voor het overige volledig door verdachte is bevestigd, volgt de rechtbank de verklaring van aangeefster hierin. Verdachtes ontkenning op dit onderdeel maakt dat niet anders.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1, subsidiair:
hij op
of omstreeks4 februari 2022 te Zelhem
, althans in Nederland,de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Hummeloseweg, door (langzaam) naast [slachtoffer 1] te rijden en
/of(hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 1] zijn ontblote penis te tonen
en/of zich af te trekken, althans zijn penis te
betasten;
4.
hij op
of omstreeks3 februari 2022 te Zelhem
, althans in Nederland,de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de bushalte
gelegen aan de Doetinchemseweg door zijn voertuig stil te zetten naast de bushalte waar [slachtoffer 5] stond (waardoor zij zicht had op verdachte en zijn geslachtsdeel) en
/of(hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 5] zijn ontblote penis te tonen en
/ofzich af te trekken
, althans zijn penis te betasten;
5.
hij op
of omstreeks2 februari 2022 te Keijenborg
, althans in Nederland,de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de bushalte gelegen aan de Kruisbergseweg door zijn voertuig stil te zetten naast de bushalte waar [slachtoffer 6] stond (waardoor zij zicht had op verdachte en zijn geslachtsdeel) en
/of(hierbij) in het zicht van die [slachtoffer 6] zijn ontblote penis te tonen en
/ofzich af te trekken
, althans zijn penis te betasten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, subsidiair:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
feit 4:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
feit 5:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft ook verzocht deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich drie keer schuldig gemaakt aan openbare schennispleging. Daarbij heeft hij een meisje van 15 jaar oud en twee meisjes van 21 jaar oud onverwachts in het openbaar geconfronteerd met zijn ontblote penis, waarbij hij ook tweemaal aftrekkende bewegingen heeft gemaakt. Verdachte zat in zijn busje en reed langzaam langs de slachtoffers, zodat zij zijn ontblote penis konden zien, hetgeen ook de uitdrukkelijke bedoeling van verdachte was. Alle slachtoffers schrokken hevig van verdachtes actie, zo blijkt wel uit hun aangiftes. Zij voelden zich onveilig en letten nu extra goed op wanneer zij zich op de openbare weg bevinden. Verdachte heeft daarmee ernstige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij één minderjarig meisje en twee jongvolwassen vrouwen. Dergelijke nare ervaringen kunnen van grote impact zijn op de verdere ontwikkeling van de slachtoffers. Daar komt bij dat verdachte de feiten op klaarlichte dag pleegde. Het minderjarige meisje was ’s ochtends op weg naar school, de jongvolwassen vrouwen stonden beiden rond het middaguur te wachten bij een bushalte. Omstandigheden waarin de slachtoffers op geen enkele wijze gedacht waren, noch hoefden te zijn, op dergelijke confrontaties.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 16 juni 2022. Daaruit volgt dat verdachte twee keer een strafbeschikking heeft gehad voor andersoortige feiten.
De rechtbank heeft ook gelet op een reclasseringsadvies van 16 september 2022. Daaruit volgt dat verdachte op de meeste leefgebieden geen problemen heeft. Hij heeft betaald werk, een vast inkomen, geen schulden, stabiele huisvesting en een stabiele relatie met zijn vrouw. Verder heeft de reclassering geen signalen van psychische of psychiatrische problematiek. Wel is sprake van een pornoverslaving. De reclassering schat het risico op recidive in op laaggemiddeld, en adviseert om door middel van een behandeling herhaling in de toekomst te voorkomen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad een pornoverslaving heeft (gehad). Hij heeft hiervoor eerder een behandeling gevolgd, maar deze sloot niet goed aan op zijn situatie. Ondanks deze verslaving heeft verdachte zich na het afbreken van de eerdere behandeling enige tijd staande gehouden, maar ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten ervoer hij veel stress rondom zijn werk en woonsituatie. Dit heeft geleid tot het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Verdachte staat open voor de behandeling die de reclassering nu voorstelt en wil al het mogelijke doen om recidive te voorkomen. Verdachte heeft ook verklaard dat zijn vrouw en familie op de hoogte zijn van de situatie, hetgeen hij als steunend ervaart. Ook heeft verdachte zijn leven inmiddels anders ingericht, om te veel stress te vermijden. Op die manier probeert verdachte te voorkomen dat hij nogmaals op een verkeerde manier met te veel stress omgaat.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de impact die deze op de verschillende slachtoffers hebben gehad, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en om te zorgen dat verdachte gemotiveerd blijft meewerken aan reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank zal daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opleggen. Daaraan verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering en dat hij meewerkt aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een taakstraf van 60 uur op. Met de straf die wordt opgelegd wordt aan verdachte, evenals aan de rest van de samenleving, een duidelijk signaal gegeven dat dergelijke handelingen ver over de grenzen van het toelaatbare gaan en grote gevolgen hebben voor anderen. De rechtbank legt een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf op dan de officier van justitie heeft geëist, omdat één maand gevangenisstraf voor deze verdachte genoeg stok achter de deur is om herhaling te voorkomen en omdat verdachte intrinsiek gemotiveerd is om opnieuw een behandeling voor zijn problematiek te volgen en daarmee recidive te voorkomen. De rechtbank legt een lagere werkstraf op, omdat de rechtbank minder feiten heeft bewezenverklaard.
De rechtbank legt in de voorwaarden geen verplichting tot het innemen van medicatie op, omdat een dergelijke voorwaarde feitelijk neerkomt op dwangmedicatie en dit zich niet verhoudt tot de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijke uitvoerbaar verklaren. De rechtbank is namelijk van oordeel dat er niet ernstig rekening hoeft te worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De feiten zijn gepleegd in februari 2022 en er zijn geen aanwijzingen dat verdachte daarna nog een strafbaar feit heeft gepleegd. Daarnaast schat de reclassering de recidivekans in als laaggemiddeld en is verdachte intrinsiek gemotiveerd om niet te recidiveren. Om recidive te voorkomen, heeft hij bewust zijn leven anders ingericht, om stress te vermijden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o Verdachte meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] in Amersfoort. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
o Verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen valt daar niet onder.
 stelt als overige voorwaarden dat:
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van D.P.H. Snellink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossier Vink / ONRBC22410, gesloten op 22 april 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , zaaksdossier 2, p. 2.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , zaaksdossier schennis Hengelo, p. 1.