Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
de man’,
de vrouw’,
1.De procedure
2.De feiten
woning’).
kapitaalverzekering’), met op 11 mei 2022 een waarde van € 35.718,33.
3.Het geschil
makelaar’), tegen een door de makelaar, in overleg, te bepalen vraagprijs, waarbij het advies van de makelaar bepalend is indien partijen niet tot overeenstemming komen;
Rv’) is het recht van de vrouw om te mogen concluderen voor antwoord vervallen.
4.De beoordeling
BW’) heeft mede tot doel om de partij die niet het gebruik en genot van de woning heeft (in dit geval de man) schadeloos te stellen. Dit kan onder meer door het betalen van een gebruiksvergoeding aan die partij door de wederpartij. [1] De man moet echter wel concreet maken hoe de gebruiksvergoeding moet worden vastgesteld en vanaf welk moment hij gerechtigd is tot het ontvangen van een dergelijke vergoeding. De door de man ingenomen stellingen en de overgelegde stukken bieden de rechtbank niet voldoende aanknopingspunten om de volledige vordering voor wat betreft de gebruiksvergoeding toe te wijzen. De man definieert de gebruiksvergoeding namelijk aan de hand van de eigenaarslasten van de woning en stelt dat de eigenaarslasten zijn opgebouwd uit de (netto) hypotheekrente, inleg kapitaalverzekering en overige eigenaarslasten. De man heeft de overige eigenaarslasten niet nader gespecificeerd, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wat die inhouden. Daarom zal de rechtbank de vordering voor dat gedeelte afwijzen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank alleen de hypotheekrente en de inleg kapitaalverzekering aanmerken als onderdeel van de eigenaarslasten die voor gedeeltelijke vergoeding in aanmerking komen. Voor wat betreft de ingangsdatum van de gebruiksvergoeding heeft de man gesteld dat hij medio 2017 de woning heeft verlaten en de rechtbank leest dit als 1 juli 2017. De vrouw zal daarom worden veroordeeld om de man vanaf 1 juli 2017 tot het vertrek van de vrouw uit de woning een gebruiksvergoeding te betalen gelijk aan de netto hypotheekrente, te vermeerderen met de inleg kapitaalverzekering.
“…aanslagen WOZ 2018, 2019 en 2020…”heeft betaald en dat de vrouw dit bedrag aan de man dient te betalen. De rechtbank gaat ervan uit dat de man hiermee de gemeentelijke belastingen bedoelt. Onder dergelijke belastingen vallen echter niet alleen lasten die voor rekening komen van gebruikers, maar ook van eigenaars. Omdat de man niet duidelijk heeft gemaakt hoe het gevorderde bedrag van € 1.884,00 is opgebouwd en welk gedeelte daarvan gebruikerslasten zijn en welk gedeelte eigenaarslasten, gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is van schulden die voor rekening van de gemeenschap komen (artikel 3:172 BW) en zal daarom de helft van die vordering worden toegewezen.