ECLI:NL:RBGEL:2022:5778

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
405124
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van woning en eenvoudige gemeenschap tussen informele samenwoners met betrekking tot gebruiksvergoeding en onttrekking van advocaat

In deze zaak, die op 12 oktober 2022 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de verdeling van een woning tussen twee informele samenwoners, een man en een vrouw, die van 2004 tot medio 2017 een affectieve relatie hebben gehad. De man heeft de woning verlaten na het beëindigen van de relatie, terwijl de vrouw in de woning is blijven wonen. De man heeft WOZ-aanslagen over de jaren 2018, 2019 en 2020 betaald, en vordert nu een verdeling van de eigendom van de woning, die gezamenlijk in eigendom is. De vrouw heeft geen verweer gevoerd, waardoor haar recht om te concluderen voor antwoord is vervallen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man vorderingen heeft gedaan met betrekking tot de verkoop van de woning, de betaling van gebruiksvergoeding door de vrouw, en de verdeling van de opbrengst van de verkoop. De rechtbank heeft de vorderingen van de man grotendeels toegewezen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent gebruiksvergoeding en de verdeling van eigendom. De vrouw is veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en om een gebruiksvergoeding te betalen aan de man voor het gebruik van de woning.

De rechtbank heeft ook dwangsommen opgelegd voor het geval de vrouw niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/405124 / HA ZA 22-258
Vonnis van 12 oktober 2022
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: ‘
de man’,
advocaat: mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ‘
de vrouw’,
voormalig advocaat: mr. W.G.A. van Hoogstraten te Beuningen (Gelderland), thans niet langer vertegenwoordigd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mededeling van de advocaat van de vrouw dat deze zich als advocaat van de vrouw aan de zaak onttrekt, waarna zich voor de vrouw geen nieuwe advocaat heeft gesteld.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben met elkaar samengewoond van 2004 tot medio 2017.
2.2.
Partijen zijn samen voor gelijke delen eigenaar van een woning staande en gelegen te [woonplaats] aan het [adres] (hierna: de ‘
woning’).
2.3.
Op de woning drukt een hypotheek bij [hypotheekverstrekker] van € 174.000,00 die is gesplitst in twee delen:
1. een spaarhypotheek van € 95.500,00;
2. een aflossingsvrije hypotheek van € 78.500,00.
Aan de spaarhypotheek is een kapitaalverzekering eigen woning gekoppeld met polisnummer [polisnummer] (hierna: de ‘
kapitaalverzekering’), met op 11 mei 2022 een waarde van € 35.718,33.
2.4.
De man heeft de woning verlaten na het einde van de relatie. De vrouw is in de woning blijven wonen. Sinds het vertrek van de man heeft hij WOZ-aanslagen over 2018, 2019 en 2020 betaald voor in totaal een bedrag van € 1.884,00.
2.5.
De eigendom van de woning is tot op heden onverdeeld.

3.Het geschil

3.1.
Het geschil komt er – samengevat – op neer dat de man wil overgaan tot verdeling van de eigendom van de woning. Omdat de vrouw niet reageert op verzoeken van de man om hierover in gesprek te gaan of tot een verdeling te komen, wenst hij dat de rechtbank de verdeling vaststelt.
3.2.
De man vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling als volgt vaststelt:
1. te beslissen dat de woning zal worden verkocht en dat daarvoor een verkoopopdracht zal worden verstrekt aan [makelaar] (hierna: de ‘
makelaar’), tegen een door de makelaar, in overleg, te bepalen vraagprijs, waarbij het advies van de makelaar bepalend is indien partijen niet tot overeenstemming komen;
2. partijen te veroordelen de opstartkosten (de rechtbank gaat ervan uit dat hiermee wordt bedoeld de kosten die de makelaar in rekening brengt voordat aan de opdracht wordt begonnen) bij helfte te voldoen binnen 14 dagen na ontvangst van de factuur van de makelaar;
3. partijen te veroordelen de verkoopopdracht aan de makelaar binnen zeven dagen na ontvangst daarvan te ondertekenen en te bepalen dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen;
4. de vrouw te veroordelen haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, mede inhoudende het toelaten van potentiële kopers en de makelaar of een kantoorgenoot van de makelaar, het goed onderhouden van de woning zolang zij in de woning woont en het volgen van alle aanwijzingen van de makelaar of een kantoorgenoot van de makelaar, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
5. te beslissen dat de bezichtiging(en) van de woning zal (zullen) plaatsvinden in aanwezigheid van de makelaar en buiten aanwezigheid van partijen;
6. de vrouw te veroordelen om, indien een reëel bod wordt gedaan waarvoor de makelaar kan instaan, dit bod te accepteren en de verkoopovereenkomst te ondertekenen en te bepalen dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen;
7. partijen te veroordelen de (bindende) adviezen van de makelaar te volgen zowel ten aanzien van de bied- als de laatprijs;
8. de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de koper(s) en te bepalen dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen;
9. te bepalen dat met de verkoopopbrengst van de woning de op de woning rustende hypothecaire geldlening(en) wordt/worden afgelost en de kosten worden voldaan die zijn verbonden aan de verkoop van de woning. Te bepalen dat de overwaarde bij helfte tussen partijen wordt verdeeld c.q. ingeval van onderwaarde dat deze bij helfte door partijen wordt voldaan;
10. te bepalen dat de kapitaalverzekering wordt afgekocht en de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
11. de vrouw te veroordelen de woning uiterlijk drie (3) dagen voor de eigendomsoverdracht c.q. notariële levering van de woning met al de haren en het hare te verlaten en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de makelaar te stellen en te laten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
12. de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een gebruiksvergoeding vanaf de datum dat de man de woning heeft verlaten tot de datum van het vertrek van de vrouw uit de woning, gelijk aan de helft van de eigenaarslasten van de woning (zijnde (netto) hypotheekrente, inleg kapitaalverzekering eigen woning en overige eigenaarslasten);
13. de vrouw te veroordelen binnen 14 dagen na afgifte van dit vonnis aan de man te voldoen een bedrag van € 1.884,00 uit hoofde van hetgeen overwogen in randnummer 4 van de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
14. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.3.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd en krachtens artikelen 133 lid 4 en 128 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘
Rv’) is het recht van de vrouw om te mogen concluderen voor antwoord vervallen.

4.De beoordeling

4.1.
De stellingen van de man kunnen de meeste vorderingen volledig dragen en zijn door de vrouw niet weersproken. De vorderingen van de man worden daarom grotendeels toegewezen, met inachtneming van het volgende.
Gebruiksvergoeding
4.2.
De man vordert betaling van een gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woning door de vrouw. Artikel 3:169 van het Burgerlijk Wetboek (‘
BW’) heeft mede tot doel om de partij die niet het gebruik en genot van de woning heeft (in dit geval de man) schadeloos te stellen. Dit kan onder meer door het betalen van een gebruiksvergoeding aan die partij door de wederpartij. [1] De man moet echter wel concreet maken hoe de gebruiksvergoeding moet worden vastgesteld en vanaf welk moment hij gerechtigd is tot het ontvangen van een dergelijke vergoeding. De door de man ingenomen stellingen en de overgelegde stukken bieden de rechtbank niet voldoende aanknopingspunten om de volledige vordering voor wat betreft de gebruiksvergoeding toe te wijzen. De man definieert de gebruiksvergoeding namelijk aan de hand van de eigenaarslasten van de woning en stelt dat de eigenaarslasten zijn opgebouwd uit de (netto) hypotheekrente, inleg kapitaalverzekering en overige eigenaarslasten. De man heeft de overige eigenaarslasten niet nader gespecificeerd, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wat die inhouden. Daarom zal de rechtbank de vordering voor dat gedeelte afwijzen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank alleen de hypotheekrente en de inleg kapitaalverzekering aanmerken als onderdeel van de eigenaarslasten die voor gedeeltelijke vergoeding in aanmerking komen. Voor wat betreft de ingangsdatum van de gebruiksvergoeding heeft de man gesteld dat hij medio 2017 de woning heeft verlaten en de rechtbank leest dit als 1 juli 2017. De vrouw zal daarom worden veroordeeld om de man vanaf 1 juli 2017 tot het vertrek van de vrouw uit de woning een gebruiksvergoeding te betalen gelijk aan de netto hypotheekrente, te vermeerderen met de inleg kapitaalverzekering.
WOZ-aanslagen
4.3.
De man stelt in randnummer 4 van de dagvaarding dat hij
“…aanslagen WOZ 2018, 2019 en 2020…”heeft betaald en dat de vrouw dit bedrag aan de man dient te betalen. De rechtbank gaat ervan uit dat de man hiermee de gemeentelijke belastingen bedoelt. Onder dergelijke belastingen vallen echter niet alleen lasten die voor rekening komen van gebruikers, maar ook van eigenaars. Omdat de man niet duidelijk heeft gemaakt hoe het gevorderde bedrag van € 1.884,00 is opgebouwd en welk gedeelte daarvan gebruikerslasten zijn en welk gedeelte eigenaarslasten, gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is van schulden die voor rekening van de gemeenschap komen (artikel 3:172 BW) en zal daarom de helft van die vordering worden toegewezen.
Dwangsommen
4.4.
De man vordert bij de vorderingen zoals hiervoor in randnummer 3.2 weergegeven onder 4 en 11 dwangsommen van respectievelijk € 500,00 en € 5.000,00 per dag zonder daaraan een maximum te verbinden. Gelet op de discretionaire bevoegdheid die artikel 611b Rv de rechtbank geeft, zal de rechtbank de dwangsommen zowel matigen als maximeren. De dwangsommen worden vastgesteld op respectievelijk € 500,00 en € 2.500,00 per dag en gemaximeerd op respectievelijk € 5.000,00 en € 25.000,00.
Proceskosten
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan het [adres] zal worden verkocht en dat daarvoor een verkoopopdracht zal worden verstrekt aan [makelaar] , tegen een door die makelaar, in overleg, te bepalen vraagprijs, waarbij het advies van de makelaar bepalend is indien partijen niet tot overeenstemming komen;
5.2.
veroordeelt partijen de kosten die de makelaar in rekening brengt voordat aan de opdracht wordt begonnen bij helfte te voldoen binnen 14 dagen na ontvangst van de factuur van de makelaar;
5.3.
veroordeelt partijen de verkoopopdracht aan de makelaar binnen zeven dagen na ontvangst daarvan te ondertekenen en bepaalt dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen, zoals bedoeld in artikel 3:300 BW;
5.4.
veroordeelt de vrouw om haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, mede inhoudende het toelaten van potentiële kopers en de makelaar of een kantoorgenoot van de makelaar, het goed onderhouden van de woning zolang zij in de woning woont en het volgen van alle aanwijzingen van de makelaar of een kantoorgenoot van de makelaar en veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
5.5.
bepaalt dat de bezichtiging(en) van de woning zal (zullen) plaatsvinden in aanwezigheid van de makelaar en buiten aanwezigheid van partijen;
5.6.
veroordeelt de vrouw om, indien een reëel bod wordt gedaan waarvoor de makelaar kan instaan, dit bod te accepteren en de verkoopovereenkomst te ondertekenen en bepaalt dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen, zoals bedoeld in artikel 3:300 BW;
5.7.
veroordeelt partijen de (bindende) adviezen van de makelaar te volgen zowel ten aanzien van de bied- als de laatprijs;
5.8.
veroordeelt de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de koper(s) en bepaalt dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen, zoals bedoeld in artikel 3:300 BW;
5.9.
bepaalt dat met de verkoopopbrengst van de woning de op de woning rustende hypothecaire geldlening(en) wordt/worden afgelost en de kosten verbonden aan de verkoop van de woning worden voldaan en bepaalt dat de overwaarde bij helfte tussen partijen wordt verdeeld c.q. ingeval van onderwaarde dat deze bij helfte door partijen wordt voldaan;
5.10.
bepaalt dat de kapitaalverzekering eigen woning met polisnummer [polisnummer] wordt afgekocht en de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen verdeeld wordt;
5.11.
veroordeelt de vrouw om de woning uiterlijk drie (3) dagen voor de eigendomsoverdracht c.q. notariële levering van de woning met al de haren en het hare te verlaten en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de makelaar te stellen en te laten en veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
5.12.
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van een gebruiksvergoeding vanaf 1 juli 2017 tot de datum van het vertrek van de vrouw uit de woning, gelijk aan de helft van de eigenaarslasten van de woning (zijnde netto hypotheekrente en inleg kapitaalverzekering eigen woning);
5.13.
veroordeelt de vrouw om binnen 14 dagen na afgifte van dit vonnis aan de man te voldoen een bedrag van € 942,00 uit hoofde van hetgeen overwogen in randnummer 4.3 van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
5.14.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.15.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.16.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.

Voetnoten

1.Vgl. HR 22 december 2000,