In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984 in Polen, die werd beschuldigd van poging tot brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing door het openzetten van een gaskraan in een woning in Arnhem. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 206 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken.
De rechtbank overwoog dat uit de bewijsmiddelen bleek dat de gaskraan in de woning was opengedraaid, maar dat er geen bewijs was dat dit leidde tot een gevaarlijke situatie. Getuigen verklaarden dat de ramen van de woning openstonden toen de politie en brandweer arriveerden, wat de gasconcentratie verlaagde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat er daadwerkelijk gevaar voor brand of ontploffing was geweest.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de intentie had om brand te stichten of een ontploffing te veroorzaken, en dat er geen deugdelijke poging tot het misdrijf was gepleegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.