Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 augustus 2021
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 december 2021
- de e-mail van mr. Veth namens STEF van 13 december 2021 met bijgevoegd het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in het hoger beroep van de procedure tussen STEF en [gedaagde] , alsmede de namens STEF aan het gerechtshof gestuurde opmerkingen bij dat proces-verbaal.
2.De feiten
5. [gedaagde] heeft een voor verrekening vatbare tegenvordering (direct opeisbaar) ad
3.Het geschil
4.De beoordeling
Kern van het geschil
mogelijkevordering tot schadevergoeding. Maar op grond van voornoemd vonnis staat wel vast
datal schade is geleden, te weten in ieder geval de advocaat-/proceskosten ter hoogte van in totaal € 15.141,38. Dat de verdere omvang van de schade op dit moment nog niet is vast te stellen, staat op zichzelf aan een geslaagd beroep op opschorting niet in de weg. Tussen de vordering en de verbintenis bestaat bovendien voldoende samenhang om de opschorting te rechtvaardigen. De vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad hangt immers samen met de geldlening, die [naam vennootschappen] nu juist niet had mogen verstrekken.
6.428,00(2,0 punten × tarief € 3.214,00)