ECLI:NL:RBGEL:2022:5687

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
407367
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schuldsaneringsregeling en de boedel van slachtoffers van geweld in de jeugdzorg

Op 5 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellante] tegen een eerdere beslissing van de rechter-commissaris. De zaak betreft de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor [appellante], die op 14 juni 2021 was uitgesproken. De bewindvoerder had verzocht om een tegemoetkoming van € 5.000,00, die [appellante] had ontvangen op grond van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg, buiten de boedel te laten vallen. De rechter-commissaris had dit verzoek op 11 juli 2022 afgewezen, met de motivering dat alle inkomsten in de boedel vallen, tenzij er specifieke uitzonderingen zijn.

De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de beroepstermijn door [appellante] verschoonbaar was, maar dat de tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg niet onder de uitzonderingen op de hoofdregel van artikel 295 lid 1 van de Faillissementswet valt. De rechtbank benadrukte dat de schuldsanering is bedoeld om een schone lei te bieden, en dat alle inkomsten, inclusief vergoedingen en tegemoetkomingen, in de boedel vallen. De rechtbank weegt de belangen van de schuldeisers zwaarder dan die van [appellante].

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris bekrachtigd, waarmee het verzoek van [appellante] om de tegemoetkoming buiten de boedel te laten vallen werd afgewezen. De uitspraak onderstreept de strikte toepassing van de regels omtrent de schuldsanering en de behandeling van financiële tegemoetkomingen in het kader van de boedel.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/407367 / HA RK 22-136
Beschikking van 5 oktober 2022
Deze beschikking wordt gegeven naar aanleiding van het op 19 juli 2022 ter griffie van de rechtbank ingekomen beroepschrift ex artikel 315 van de Faillissementswet (hierna: Fw) door:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat mr. W. Vahl

1.De feiten en het verloop van de procedure

1.1.
Op 14 juni 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] uitgesproken.
1.2.
Thans is [naam bewindvoerder] tot bewindvoerder aangesteld en is mr. M.J.C. van Leeuwen als rechter-commissaris in deze schuldsaneringsregeling benoemd.
1.3.
De bewindvoerder heeft (namens [appellante] ) op 16 juni 2022 de rechter-commissaris verzocht om haar het bedrag van € 5.000,00 als tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg, (gedeeltelijk) te laten behouden.
1.4.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 11 juli 2022 het verzoek van [appellante] afgewezen met de volgende motivering:
Wij bespraken eerder telefonisch dat beoordeling van dit verzoek wachtte op de uitkomsten van de recofa-vergadering. Die is inmiddels geweest.
Ik heb begrip voor het gedane verzoek en de argumenten van mevrouw en de beschermingsbewindvoerder. Ik zie echter geen mogelijkheden of zodanig zwaarwegende gronden om af te wijken van het uitgangspunt dat alle inkomsten in de boedel vallen. De vergelijking met de betalingen in verband met de KOT-affaire gaan in die zin niet op dat daarvoor juist een regeling in het leven is geroepen om die gelden buiten de boedel te houden. Een dergelijke regeling ontbreekt in dit geval en uit de beantwoording van de kamervragen door de toenmalige minister (zie kamerstukken 31839/nr. 810) begrijp ik dat de minister zich hier ook rekenschap van heeft gegeven, als ook de kamer. In recofa is niet tot andere inzichten gekomen.
Ik moet u dus berichten dat ik het verzoek tot geheel of gedeeltelijk behoud van de uitkering afwijs.
(…)
1.5.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris. Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 7 september 2022.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank stelt vast dat [appellante] , met het indienen van het beroepschrift op 19 juli 2022, de hoger beroepstermijn van vijf dagen (artikel 315 Fw) heeft overschreden. De toenmalige beschermingsbewindvoerder van [appellante] (welk bewind met ingang van 1 september 2022 is opgeheven) heeft toegelicht dat deze termijnoverschrijding te wijten is aan onduidelijkheid, onder meer door de mededeling van een medewerker van de rechtbank, of het beroepschrift door een advocaat moest worden ingediend. De rechtbank acht de overschrijding van de beroepstermijn in de gegeven omstandigheden verschoonbaar en is van oordeel dat [appellante] in haar hoger beroep kan worden ontvangen.
2.2.
Artikel 295 lid 1 Fw bepaalt dat de boedel van de natuurlijke persoon ten aanzien van wie de toepassing van de schuldsanering is uitgesproken, zijn goederen omvat ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt. Op deze (hoofd)regel wordt een aantal uitzonderingen gemaakt in de daarop volgende leden van deze bepaling.
2.3.
De aard van de schuldsanering, kort samengevat het verkrijgen van een schone lei (kwijtschelding van schulden voor zover ze niet afgelost kunnen worden met tijdens de regeling vergaarde gelden) nadat er gedurende de schuldsaneringsregeling zoveel mogelijk activa voor de schuldeisers is gegenereerd, verzet zich tegen een te ruime uitleg of analoge toepassing van de uitzonderingen op de hoofdregel van artikel 295 lid 1 Fw. De tot op heden gemaakte uitzonderingen zijn zeer beperkt. Zo heeft de Hoge Raad geoordeeld (ECLI:NL:HR:2006:AZ1111) dat letselschadevergoedingen niet een uitzondering vormen en dus in de boedel vallen. Hoewel leed zich niet laat vergelijken, is de rechtbank van oordeel dat ook de tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg niet valt onder één van de uitzonderingen op de hoofdregel dat dit bedrag tot de boedel behoort.
2.4.
[appellante] heeft verzocht om maatwerk, met een belangenafweging in dit geval, en aan te sluiten bij de gevolgen van het Besluit compensatie schuldentrajecten voor de gedupeerden van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Op basis van dat besluit valt de compensatie op grond van de Cathuisregeling Kinderopvangtoeslag buiten de boedel.
2.5.
Bij brief van 22 juni 2021 (met kenmerk 3356648) heeft de minister voor Rechtsbescherming als volgt geantwoord op vragen van kamerlid Westerveld over de schaderegeling voor slachtoffers in de jeugdzorg:
(…)
Vraag 7
Ziet u ook dat slachtoffers door wat zij hebben meegemaakt (langdurig) werkloos zijn of in de schuldsanering terecht zijn gekomen? Zo ja, bent u het met ons eens dat het volledig te rechtvaardigen is dat de aanvrager de schadevergoeding niet hoeft af te staan?
Antwoord 7
Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 6 voorziet de Wsnp erin dat een natuurlijk persoon die het drie- tot vijfjarige wsnp-traject naar behoren doorloopt wordt verlost van zijn schulden. De natuurlijke persoon krijgt een «schone lei» en kan schuldenvrij verder met zijn leven. Gevolg hiervan is dat de betrokken schuldeisers hun openstaande vorderingen uiteindelijk niet of in ieder geval niet volledig voldaan krijgen. Om dit te kunnen rechtvaardigen is – kort gezegd – bepaald dat er tijdens het wsnp-traject alle inkomstenbronnen worden betrokken voor de wsnp-boedel, zodat de vorderingen van de betrokken schuldeisers zo veel als mogelijk afbetaald kunnen worden. Hierbij past niet dat een bate voor de wsnp-boedel bij voorbaat wordt uitgezonderd. Alle verdiensten en inkomsten van een persoon vallen – na aftrek van een bedrag dat de persoon uitgekeerd krijgt om in zijn levensonderhoud te kunnen blijven voorzien – in de boedel en moeten door de bewindvoerder worden gebruikt om de schuldeisers te betalen. Tot de boedelinkomsten behoren niet alleen het salaris, maar bijvoorbeeld ook erfenissen, vergoedingen voor schade en tegemoetkomingen. De bewindvoerder kan op verzoek van de persoon een rechter-commissaris gemotiveerd vragen om een uitzondering te maken en het bedrag buiten de boedel te laten. De bewindvoerder zal in dat geval moeten onderbouwen waarom afgeweken wordt van het bovenstaande. De rechter-commissaris zal in zijn besluit ook de belangen van de schuldeisers meewegen.
(…)
2.6.
De minister heeft bij brief van 15 oktober 2021 (Kamerstuk 31 839, nr. 810) de volgende nadere toelichting gegeven:
(…)
De Tijdelijke regeling Geweld in de jeugdzorg en de hersteloperatie kinderopvangtoeslag
In het debat waarin bovengenoemde motie is ingediend, is de vergelijking gemaakt tussen de situatie van slachtoffers van geweld in de jeugdzorg en de problematiek van gedupeerden van de kindertoeslagaffaire. Ik vind het van belang om uiteen te zetten op welke vlakken de situatie van deze groepen burgers en de geboden tegemoetkoming respectievelijk compensatie van elkaar verschillen.
Het doel van de Tijdelijke regeling is het geven van erkenning aan slachtoffers voor het geweld dat zij in de jeugdzorg hebben ondergaan. Erkenning dat destijds de verantwoordelijken voor de kinderen in de jeugdzorg te weinig hebben gedaan om het geweld te voorkomen en te doen ophouden. De tegemoetkoming is geen schadevergoeding en is niet bedoeld om eventuele kosten voortkomend uit het slachtofferschap te compenseren.
Daarmee verschilt de aard van de Tijdelijke regeling van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Het doel van de hersteloperatie is financiële compensatie bieden aan gedupeerde ouders die ernstige financiële problemen hebben gekregen door het laakbaar handelen door de overheid: compensatie voor kinderopvangtoeslag die nooit teruggevorderd had moeten worden en vergoeding van materiële en immateriële schade die daardoor is ontstaan. Gedupeerde ouders en kinderen moeten hun leven weer kunnen oppakken, zonder schulden. Schulden die zij anders wellicht nooit hadden gehad. (…)
Ook slachtoffers van geweld in de jeugdzorg zullen in sommige gevallen problematische schulden hebben opgebouwd, maar dit is op zichzelf onvoldoende aanleiding voor de overheid om deze schulden over te nemen of deze slachtoffers, net als bij de kindertoeslagaffaire, op andere wijze voor hun schulden te compenseren. Immers, anders dan bij de gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire, heeft het (niet) handelen van de overheid bij de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg niet direct geleid tot het ontstaan van deze schulden. (…)
2.7.
De minister heeft zich blijkens de antwoorden op de kamervragen ervan vergewist dat een slachtoffer van geweld in de jeugdzorg – anders dan de gedupeerden in de kinderopvangtoeslagaffaire – niet vrij over de financiële tegemoetkoming kan beschikken. In de nadere toelichting heeft de minister dit verschil uitgelegd met de verwijzing naar het doel van beide financiële tegemoetkomingen en het causale verband tussen het laakbaar handelen van de overheid en het (directe) ontstaan van de schulden. Nu voor de tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg – bewust – geen aparte regeling is getroffen, biedt de wet- en regelgeving naar het oordeel van de rechtbank geen grondslag om deze tegemoetkoming buiten de boedel te laten vallen. Een afweging van de belangen maakt dit niet anders. Het belang van de gezamenlijke schuldeisers van [appellante] om hun vordering op haar (volledig) voldaan te krijgen, weegt hier zwaarder dan het belang van [appellante] .
2.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechter-commissaris op goede gronden het verzoek van de bewindvoerder om [appellante] de tegemoetkoming (gedeeltelijk) te laten behouden, heeft afgewezen. De rechtbank zal het hoger beroep verwerpen en de beschikking van de rechter-commissaris bekrachtigen.

3.De beslissing

De rechtbank bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris van 11 juli 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.