ECLI:NL:RBGEL:2022:5662

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
05/153908-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling politieagent wegens verkeersovertredingen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een politieagent die op 27 juni 2021 in Nijmegen betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, die als bestuurder van een politieauto reed, heeft te hard gereden en is door rood licht gereden, waardoor hij een fietser, de heer [slachtoffer], heeft aangereden. Het ongeval vond plaats op het kruispunt van de Ijpenbroekweg met de Weijbroekweg en de Spijkerhofweg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval en het zware lichamelijke letsel van de fietser. De rechtbank legde een taakstraf van 140 uren op en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte meerdere ernstige verkeersfouten heeft begaan, die samen hebben geleid tot het ongeval. De verdachte heeft erkend dat hij door rood reed en te hard reed, maar betoogde dat hij de fietser niet had kunnen zien door de slechte zichtbaarheid. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte had moeten beseffen dat hij zich aan de verkeersregels moest houden, vooral gezien de omstandigheden van het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/153908-22
Datum uitspraak : 3 oktober 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1992] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. P.J.F.M. de Kerf, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2021 te Nijmegen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, zijnde een dienstvoertuig van de politie), komende uit de richting van het Takenhofplein en/of rijdende in de richting van de Neerbosscheweg, daarmede rijdende over de weg, de Ijpenbroekweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een kruispunt naderde, welk
kruispunt bestaat uit de kruising van de Ijpenbroekweg met het fiets/bromfietspad
van de Weijbroekweg en/of de Spijkerhofweg,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken kijken en/of is blijven kijken naar het
direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Ijpenbroekweg) en/of de voor
hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op het kruisende
fiets/bromfietspad bevindende verkeer en/of
- heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 63 en 67 kilometer per
uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum
snelheid van 50 kilometer per uur en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem,
verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds
ongeveer 34,2 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig
heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met de door hem bestuurde
personenauto niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor
de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Ijpenbroekweg) voor die kruising
aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld
reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op het kruisende
fiets/bromfietspad of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van
rechts genaderd zijnde bestuurder van een fiets niet voor heeft laten gaan,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2021 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (personenauto, zijnde een dienstvoertuig van de politie), komende uit de richting van het Takenhofplein en/of rijdende in de richting van de Neerbosscheweg, daarmede rijdende over de weg, de Ijpenbroekweg,
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een kruispunt naderde, welk
kruispunt bestaat uit de kruising van de Ijpenbroekweg met het fiets/bromfietspad
van de Weijbroekweg en/of de Spijkerhofweg,
- heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 63 en 67 kilometer per
uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum
snelheid van 50 kilometer per uur en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem,
verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds
ongeveer 34,2 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig
heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met de door hem bestuurde
personenauto niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor
de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Ijpenbroekweg) voor die kruising
aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld
reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op het kruisende
fiets/bromfietspad of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van
rechts genaderd zijnde bestuurder van een fiets niet voor heeft laten gaan,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 juni 2021 heeft er op het kruispunt van de Ijpenbroekweg met de Weijbroekweg en de Spijkerhofweg in Nijmegen een ongeval plaatsgevonden tussen de personenauto, zijnde een dienstvoertuig van de politie, die op dat moment bestuurd werd door verdachte, en een fietser, de heer [slachtoffer] . Verdachte kwam uit de richting van het Takenhofplein en reed in de richting van de Neerbosscheweg. [2] [slachtoffer] is hierbij aangereden en heeft letsel opgelopen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend
kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden, omdat hij een voor hem rood uitstralend verkeerslicht niet heeft gezien en te hard heeft gereden. Verdachte heeft weliswaar niet gewild dat het ongeval zou gebeuren, maar heeft wel inschattingsfouten gemaakt die tot het ongeval hebben geleid. Gelet hierop heeft verdachte schuld aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging staat niet ter discussie dat verdachte door rood heeft gereden en ook te hard reed. De raadsman heeft bepleit dat verdachte in elk geval niet verweten kan worden dat hij [slachtoffer] niet heeft gezien. Het fietspad waarop [slachtoffer] reed was vanaf de weg slecht zichtbaar en het was donker, waardoor [slachtoffer] voor verdachte volkomen onverwacht zichtbaar werd. Verder heeft hij naar voren gebracht dat verdachte ten tijde van het ongeval niet tussen de 63 en 67 km/h reed, maar met een lagere snelheid, nu het ongeval enkele meters na de stopstreep waar de meting is gedaan, heeft plaatsgevonden. Voor wat betreft de kwalificatie van de gedragingen van verdachte, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
De vraag die allereerst ter beoordeling voorligt is of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair ten laste is gelegd. Om tot het oordeel te komen dat daarvan sprake is, is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank stelt vast dat verdachte werkzaam is bij de politie als hondengeleider en de avond van 27 juni 2021 nachtdienst had. Verdachte was, nadat zijn melding was afgebroken, onderweg naar het centrum. Verdachte was op dat moment niet langer “belast met een melding”. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij het kruispunt met de Weijbroekweg en de Spijkerhofweg naderde en toen links een voetganger zag die op het knopje van het stoplicht drukte om te kunnen oversteken. Verdachte wisselde op dat moment van rijbaan, van de middelste van drie rijbanen naar de meest rechtse, om de voetganger ruimte te geven. Hij heeft toen niet doorgehad dat hij te hard reed en dat hij door rood reed, en hij heeft behalve de voetganger, geen andere weggebruikers gezien. [5] Uit het Proces-Verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (het VOA-rapport) blijkt dat op het moment dat verdachte het kruispunt overreed, het voor hem geldende verkeerslicht sinds ongeveer 34 seconden op rood stond. [6] Op het kruispunt ontstond vervolgens een aanrijding tussen de personenauto van verdachte en [slachtoffer] , die voor verdachte vanaf het fietspad rechts naast de Spijkerhofweg kwam en met zijn fiets de kruising op reed om de Ijpenbroekweg over te steken in de richting van de Weijbroekweg. Het verkeerslicht dat voor [slachtoffer] gold, straalde ongeveer 11 seconden groen licht uit op het moment dat [slachtoffer] voorbij reed aan de stopstreep. [7] Gebleken is dat verdachte de stopstreep passeerde met een snelheid van tussen de 63 en 67 kilometer per uur, de snelheid op het kruispuntvlak verlaagd was naar 56 kilometer per uur en dat hij op de plaats van de aanrijding ongeveer 59 kilometer per uur reed. [8] De daar geldende maximumsnelheid bedraagt 50 kilometer per uur. [9]
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat verdachte op het moment dat hij de stopstreep van het rode stoplicht passeerde, kort voor het ongeval, tussen de 63 en 67 kilometer per uur reed. Dat blijkt uit de meting in het VOA-rapport. Anders dan de raadsman heeft betoogd, doet het gegeven dat verdachte ten tijde van de aanrijding enkele kilometers zachter reed, niet af aan het feit dat verdachte enkele seconden voor het ongeval plaatsvond tussen de 63 en 67 kilometer per uur reed en aldus te hard heeft gereden. Immers, aan verdachte is ook niet ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] met een snelheid van tussen de 63 en 67 kilometer per uur heeft aangereden, maar dat hij (op enig moment in aanloop van de aanrijding) op 27 juni 2021 met die snelheid reed, en dus onvoorzichtig heeft gereden.
Vast staat dat verdachte door rood is gereden, de geldende maximum snelheid ruim heeft overschreden en de overstekende fietser, [slachtoffer] , geen voorrang heeft verleend, en dat door dit samenspel van gedragingen een ongeval is ontstaan. De rechtbank overweegt dat verdachte kennelijk wel tijdelijk het gas heeft losgelaten en van rijbaan is gewisseld, omdat hij links een voetganger zag die op het knopje van het stoplicht drukte en wilde oversteken. Verdachte had op dat moment kunnen en moeten bedenken dat er ook een voor hem geldend stoplicht was, temeer omdat de verkeerssituatie ter plaatse hem bekend was. Hij heeft namelijk verklaard dat hij vaker op die betreffende weg en kruising reed. [10] Daarbij komt dat het verkeerslicht al meer dan een halve minuut rood licht uitstraalde en niet is gebleken en er ook geen enkele reden is te veronderstellen dat het zicht van verdachte op dit verkeerslicht op enige wijze werd onttrokken. Verdachte had zich moeten houden aan de geldende maximumsnelheid en bedacht moeten zijn op de verkeerslichten en de voetgangers-/ en fietsersoversteekplaats. Desondanks heeft verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en heeft hij onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Als gevolg daarvan heeft het ongeval plaatsgevonden.
Alles samengenomen overweegt de rechtbank dat er door verdachte voor het ongeval meerdere -ernstige - verkeersfouten zijn begaan. Deze combinatie van fouten leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte -niet zoals de officier van justitie en de raadsman van verdachte bepleiten, “aanmerkelijk” maar- "zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam" heeft gereden. Immers, meerdere verkeersfouten van zijn kant hebben tot het ongeval geleid. Daarmee is het ongeval aan zijn schuld te wijten.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er voldaan is aan het bewijs van het bestanddeel schuld van artikel 6 Wegenverkeerswet.
Letsel
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden hoe het letsel van het slachtoffer moet worden geduid. [slachtoffer] heeft als gevolg van de aanrijding een klaplong met longkneuzing en bloeding, vijf gebroken ribben, een gescheurde nier met bloeding, een gescheurde milt met bloeding, een gescheurde lever en een grote wond aan zijn knie met breuk in de kop van zijn kuitbeen, opgelopen. [11] Daarnaast geldt dat het letsel van het slachtoffer ten gevolge van het ongeluk zodanig was, dat medisch ingrijpen, waaronder ook operaties, noodzakelijk was. [slachtoffer] is gedurende acht dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis op de Intensive Care. [12] Het letsel is naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks27 juni 2021 te Nijmegen als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, zijnde een dienstvoertuig van de politie), komende uit de richting van het Takenhofplein en
/ofrijdende in de richting van de Neerbosscheweg, daarmede rijdende over de weg, de Ijpenbroekweg, zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
  • terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een kruispunt naderde, welk kruispunt bestaat uit de kruising van de Ijpenbroekweg met het fiets/bromfietspad van de Weijbroekweg en
  • niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en
  • heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 63 en 67 kilometer per uur
  • terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 34
  • in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 62 van
  • in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en
Voor zover er in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat aan verdachte eventueel een taakstraf en voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd kan worden, gelet op de omstandigheden van het ongeval en de impact van het ongeval op het leven van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft, toen hij op het kruispunt af is gereden, te hard gereden en is door het – voor hem geldende – rode licht gereden, waarbij hij [slachtoffer] geen voorrang heeft gegeven en waardoor een ongeval is ontstaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich zodanig onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat dit is gebeurd. Door zijn verkeersgedrag heeft hij de veiligheid van een ander in gevaar gebracht, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt doordat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit zijn verklaring ter terechtzitting blijkt dat [slachtoffer] nog dagelijks te kampen heeft met de gevolgen van het ongeval.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het ongeval ook impact op verdachte heeft (gehad). Zo heeft het ongeval eraan bijgedragen dat hij momenteel niet werkt. Daarnaast laat de rechtbank in het voordeel van de verdachte meewegen dat hij meermaals contact heeft gezocht met [slachtoffer] en het incident ook met hem heeft besproken, oprecht spijt lijkt te hebben van het voorval en meermaals zijn excuses heeft gemaakt aan [slachtoffer] .
Verder neemt de rechtbank in haar overweging mee dat verdachte zijn werk niet kan uitoefenen zonder een geldig rijbewijs en dat zolang verdachte niet werkt, zijn politiehond ook geen werk kan doen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis indien hij deze straf niet of niet naar behoren uitvoert, passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank een rijontzegging voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, op. De rechtbank legt hiermee een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist. De reden daarvan is dat de rechtbank er ernstiger vorm van onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag bewezen acht dan waarvan de officier van justitie bij het formuleren van de strafeis is uitgegaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
 bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van 3 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Duifhuizen (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2022.
mr. M. Duifhuizen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Operationele Samenwerking (LB), afdeling Infrastructuur (LB), team verkeer (LB), opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021294619-1, gesloten op 22 november 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 22 november 2021, p. 2-4; proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, dat hoort bij het in voetnoot 1 genoemde proces-verbaal maar niet is doorgenummerd en van afzonderlijke paginanummers is voorzien, p. 4 en 28.
3.Geneeskundige verklaring d.d. 25 juli 2021.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 september 2022.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 september 2022.
6.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, p. 28.
7.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, p. 28.
8.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, p. 19; p. 28.
9.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, p. 8.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 september 2022.
11.Geneeskundige verklaring d.d. 25 juli 2021.
12.Geneeskundige verklaring d.d. 25 juli 2021; proces-verbaal verhoor slachtoffer d.d. 21 juli 2021, p. 25.