Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser in de hoofdzaak/eiser in het incident] ,
[eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident],
1.[gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 1] ,
[gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 2],
[gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
- de incidentele conclusie van antwoord.
2.De vaststaande feiten
- een perceel grond met woonhuis aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie [cijfer] , nummer [nummer] ;
- een perceel grond gelegen aan de [adres] ongenummerd te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie [cijfer] , nummers [nummer] en [nummer] . Deze onroerend zaken worden hierna aangeduid als “de percelen”. De percelen zijn op 30 januari 2020 notarieel geleverd aan [eisers in de hoofdzaak/eisers in het incident]
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan
heel ongelukkig”is. Zonder nadere toelichting of onderbouwing, die ontbreekt, kan niet worden beoordeeld in hoeverre de huidige verblijfssituatie van de twee paarden op hun erf een zodanige (nood)situatie oplevert die direct rechterlijk ingrijpen rechtvaardigt. Dit blijkt in ieder geval niet zonder meer uit de twee door [eisers in de hoofdzaak/eisers in het incident] overgelegde foto’s waarop de paarden in hun huidige omgeving zichtbaar zijn. Daar komt bij dat [eisers in de hoofdzaak/eisers in het incident] de huidige situatie van de twee paarden zelf in het leven hebben geroepen. Vanuit kostenoogpunt hebben [eisers in de hoofdzaak/eisers in het incident] de externe stalling van de twee paarden beëindigd, alvorens zich ervan te vergewissen of de paarden op de percelen kunnen verblijven.
5.De beslissing
23 maart 2022voor conclusie van antwoord.