ECLI:NL:RBGEL:2022:5615

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
C/05/408917 / FA RK 22-2847
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verhoging van kinder- en partneralimentatie in het kader van een provisionele voorziening

In deze zaak heeft de moeder verzocht om een verhoging van de kinder- en partneralimentatie in het kader van een provisionele voorziening. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan. De moeder heeft aangevoerd dat haar financiële situatie nijpend is en dat zij niet kan wachten op de uitkomst van de bodemprocedure. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat haar situatie zo spoedeisend is dat een voorlopige voorziening noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder sinds juni 2022 de zorg voor [kind 1] op zich heeft genomen en dat zij nagenoeg alle kosten voor haar rekening neemt, terwijl haar arbeidsovereenkomst eind augustus 2022 is geëindigd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat haar financiële situatie onhoudbaar is. Daarom heeft de rechtbank besloten om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om voorlopige voorzieningen. De bodemprocedure zal conform de gestelde termijnen worden gepland.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/408917 / FA RK 22-2847
Datum uitspraak: 3 oktober 2022
beschikking provisionele voorziening
in de zaak van
[verzoekster], hierna de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.J.E.M. Wielinga-van Dillen te Houten
tegen
[verweerder], hierna de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M. Klink te Waddinxveen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de moeder, ingekomen op 20 september 2022.
1.2.
De rechtbank heeft de moeder in de gelegenheid gesteld om haar belang bij het
treffen van een provisionele voorziening nader te onderbouwen. De rechtbank heeft
vervolgens ontvangen:
- de mail van de moeder van 23 september 2022.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van [datum] is de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen hebben samen twee kinderen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , en
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking van 3 juni 2021:
  • is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader vastgesteld,
  • is bepaald dat de vader met € 111 per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] , en met € 70 per maand in de kosten van [kind 2] ,
  • is bepaald dat de vader met € 554 bruto per maand dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
in de bodemprocedure:
I. de hoofdverblijfplaats van [kind 1] en [kind 2] bij haar vast te stellen,
II. de vader te veroordelen om met ingang van 1juli 2022 met € 403 per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en met € 256 per maand in de kosten van [kind 2] , dan wel een in goede justitie te bepalen bijdrage, bij vooruitbetaling te voldoen,
III. de vader te veroordelen om met ingang van 1 juli 2022 met € 1.649 bruto per maand bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de moeder, dan wel een in goede justitie te bepalen bijdrage, bij vooruitbetaling te voldoen;
bij wege van voorlopige voorziening:
IV. de vader te veroordelen om met ingang van 1juli 2022 met € 403 per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en met € 256 per maand in de kosten van [kind 2] , dan wel een in goede justitie te bepalen bijdrage, bij vooruitbetaling te voldoen,
V. de vader te veroordelen om met ingang van 1 juli 2022 met € 1.649 bruto per maand bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de moeder, dan wel een in goede justitie te bepalen bijdrage, bij vooruitbetaling te voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om voorlopige voorzieningen te treffen. De rechtbank zal uitleggen waarom.
4.2.
De moeder vraagt om een spoedmaatregel voor de duur van de procedure, ook wel een ‘voorlopige voorziening’ of een ‘provisionele voorziening’ genoemd (artikel 223 Rv). De rechtbank kan alleen een provisionele voorziening treffen als is voldaan aan een aantal wettelijke vereisten. Eén van die vereisten is dat van de moeder niet kan worden verlangd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat niet aan dit vereiste is voldaan. De moeder voert aan dat zij voldoende belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat [kind 1] vanaf juni 2022 bij haar woont en de moeder nagenoeg alle kosten voor haar rekening neemt, terwijl zij geen baan meer heeft. Haar arbeidsovereenkomst is eind augustus 2022 geëindigd en zij zal een uitkering ontvangen van naar verwachting 70% van haar laatstverdiende salaris. Bovendien heeft zij een hoge woonlast.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat niet, althans onvoldoende, is komen vast te staan dat er sprake is van een dusdanig nijpende situatie dat van de moeder niet gevergd kan worden dat zij de beslissing in de bodemprocedure afwacht. De rechtbank begrijpt de wens van de moeder om snel duidelijkheid te krijgen over een eventuele verhoging van de alimentatie, maar zij heeft onvoldoende gesteld en aangetoond dat haar financiële situatie nu zodanig nijpend, onhoudbaar en daardoor spoedeisend is geworden.
4.5.
De rechtbank zal de bodemprocedure plannen conform de daarvoor gestelde termijnen zoals genoemd in het procesreglement.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar provisionele verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022.