ECLI:NL:RBGEL:2022:5591

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
9979697
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet op grond van de hardheidsclausule

In deze zaak hebben verzoekende partijen, bestaande uit twee personen, een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de beslagvrije voet te verhogen met € 50,00. Dit verzoek is gedaan op basis van de hardheidsclausule van artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat zij van mening zijn dat de huidige beslagvrije voet hen in een onevenredige hardheid plaatst. De verzoekende partijen hebben aangegeven dat hun inkomen van € 996,00 netto per maand onvoldoende is om in hun noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien, wat leidt tot oplopende schulden en gezondheidsproblemen. De Gemeente Wageningen, als verwerende partij, heeft echter betoogd dat de verzoekende partijen niet alle mogelijke inkomstenbronnen benutten en dat niet alle opgevoerde kosten noodzakelijk zijn.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de verzoekende partijen een inkomen hebben dat lager is dan hun noodzakelijke kosten. Echter, de rechter heeft ook opgemerkt dat de verzoekende partijen recht hebben op een aanvullende bijstandsuitkering, waardoor hun inkomen zou kunnen stijgen tot € 1.511,00. De verzoekende partijen hebben ervoor gekozen om deze mogelijkheid niet te benutten, wat volgens de rechter hun eigen verantwoordelijkheid is. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van een situatie die onder de hardheidsclausule valt, en wijst het verzoek af. Daarnaast heeft de kantonrechter de verzoekende partijen in het ongelijk gesteld en de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9979697 \ AZ VERZ 22-24 \ 43576 \ 918
uitspraak van 20 september 2022
beschikking
in de zaak van

1.[verzoekende partij 1]

2. [verzoekende partij 2]
beiden wonende te [plaats]
verzoekende partijen
procederend in persoon
tegen
Gemeente Wageningen
gevestigd te Wageningen
verwerende partij
gemachtigde de heer P.K. Bossaert
Verzoekende partijen worden hierna gezamenlijk [verzoekende partijen] . (vrouwelijk enkelvoud) dan wel [verzoekende partij 1] en [verzoekende partij 2] genoemd. Verwerende partij wordt Gemeente Wageningen genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 4 mei 2022 met 10 bijlagen;
- het verweerschrift van 17 augustus 2022 met 5 bijlagen;
- het e-mailbericht van 26 augustus 2022 met bijlage van [verzoekende partijen] .;
- de mondelinge behandeling van 6 september 2022, waaraan gehecht de door [verzoekende partij 1] aan [verzoekende partij 2] verstrekte volmacht om namens haar tijdens de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.2.
Gemeente Wageningen heeft tijdens de mondelinge behandeling een
schikkingsvoorstel aan [verzoekende partijen] . gedaan. [verzoekende partijen] . heeft bij e-mailbericht van 8 september 2022
te kennen gegeven hiermee niet akkoord te gaan.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van 24 september 2013 heeft Gemeente Wageningen het recht op algemene en bijzondere bijstand gedeeltelijk ingetrokken en de betaalde bijstand over deze periodes ter hoogte van € 13.088,97 van [verzoekende partijen] . teruggevorderd. Na bezwaar en beroep tegen dit besluit, heeft de Centrale Raad van Beroep het door [verzoekende partijen] . ingestelde hoger beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. De schuld aan Gemeente Wageningen bedraagt thans
€ 12.738,97.
2.2.
Bij besluit van 9 december 2021 is een aflossingsverplichting van € 50,00 per maand opgelegd, ingaande 1 januari 2022. Tegen dat besluit is door [verzoekende partijen] . bezwaar en vervolgens beroep aangetekend. De bestuursrechter heeft het beroep op 27 mei 2022 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft [verzoekende partijen] . hoger beroep ingesteld.
2.3.
[verzoekende partij 1] heeft een parttime baan met een salaris van € 996,00 netto per maand inclusief vakantiegeld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekende partijen] . verzoekt de kantonrechter om de beslagvrije voet te verhogen met € 50,00 omdat er sprake is van een onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet.
3.2.
[verzoekende partijen] . legt aan haar verzoek ten grondslag dat alleen [verzoekende partij 1] een parttime baan met een salaris van € 996,00 netto per maand inclusief vakantiegeld heeft en zij daarvan moet leven. Dit is te weinig om haar noodzakelijke kosten van te betalen, waardoor de schulden steeds hoger worden. De te late beslagvrije voet leidt tot acute problemen, zowel op financieel vlak als met betrekking tot de gezondheid van [verzoekende partijen] .
3.3.
Gemeente Wageningen voert verweer, dat voor zover nodig voor de behandeling van de zaak bij de beoordeling aan de orde zal komen.

4.De beoordeling

4.1.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet Vereenvoudiging Beslagvrije voet bestaat de mogelijkheid om bij de kantonrechter een beroep te doen op de zogenoemde hardheidsclausule, als bedoeld in artikel 475fa Rv.
Artikel 475fa Rv luidt:
“Indien de toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet, kan de kantonrechter op verzoek van de geëxecuteerde de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn verhogen.”
4.2.
In de memorie van toelichting staat over de hardheidsclausule het volgende:
“De schuldenaar kan een beroep doen op een hardheidsclausule indien onverkorte toepassing van de regelgeving tot een kennelijk onevenredige hardheid leidt als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet. Gedacht kan worden aan uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten, welke de schuldenaar niet op andere wijze vergoed kan krijgen. Het beroep op de hardheidsclausule zal vanuit deze optiek beperkt zijn tot zeer uitzonderlijke, individuele situaties. Een hardheidsclausule is niet bedoeld als standaardcompensatie voor groepen mensen die niet uitkomen met de voor hen geldende beslagvrije voet.”
4.3.
Verder staat in de memorie van toelichting, bij de artikelsgewijze toelichting:
“In dit nieuwe artikel is een hardheidsclausule opgenomen. Nu de nieuwe systematiek grofmaziger is dan de oude systematiek, kan de op basis van artikel 475da en 475db vastgestelde beslagvrije voet van dien aard zijn dat een schuldenaar die te maken heeft met uitzonderlijk hoge noodzakelijke en niet (deels) via andere wegen te verlagen kosten onder het bestaansminimum komt. In dat geval getuigt het onverkort vasthouden aan de beslagvrije voet van een kennelijk onevenredige hardheid en kan de rechter besluiten de beslagvrije voet te verhogen (…).”
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het voor een beroep op de hardheidsclausule moet gaan om uitzonderlijke en noodzakelijke niet (deels) via andere wegen te verlagen extra kosten waarmee de schuldenaar te maken heeft, die de schuldenaar niet op andere wijze vergoed kan krijgen, waardoor de schuldenaar onder het bestaansminimum komt.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat de kantonrechter van oordeel is dat verzoeken tot toepassing van de hardheidsclausule in volle omvang getoetst moeten worden, waarbij acht moet worden geslagen op alle omstandigheden van het geval.
Tussen partijen staat vast dat het inkomen van [verzoekende partijen] . € 996,00 netto per maand bedraagt en de beslagvrije voet is vastgesteld op € 946,00 netto per maand.
[verzoekende partijen] . stelt dat haar noodzakelijke kosten € 1.092,90 per maand bedragen. Als de noodzakelijke kosten niet op tijd betaald worden, worden haar schulden alleen maar groter. De te lage beslagvrije voet leidt tot acute problemen, zowel financieel als fysiek en psychisch.
Gemeente Wageningen heeft daartegen ingebracht dat [verzoekende partijen] . niet alle mogelijke inkomensbronnen aanspreekt. Bovendien zijn niet alle opgevoerde kosten noodzakelijk en staan daar ook ontvangen vergoedingen tegenover die [verzoekende partijen] niet bij haar gestelde inkomen heeft opgeteld.
4.6.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Vast staat dat [verzoekende partijen] . een inkomen heeft dat lager is dan de kosten voor levensonderhoud die zij moet maken. Daar staat tegenover dat niet in geschil is dat [verzoekende partijen] . aanspraak kan maken op een aanvullende bijstandsuitkering, waardoor haar inkomen € 1.511,00 zou bedragen. Van dit inkomen kunnen de gestelde noodzakelijke kosten voor levensonderhoud wel worden betaald. Gemeente Wageningen heeft [verzoekende partijen] . herhaaldelijk op deze mogelijkheid gewezen. [verzoekende partijen] . heeft er echter voor gekozen geen gebruik te maken van deze mogelijkheid, vanwege haar negatieve ervaringen met het verkrijgen van een uitkering. Daarnaast is het mogelijk dat de aanvullende uitkering, gelet op de hoogte van de overwaarde van haar woning (meer dan € 54.900,-), in de vorm van een lening zal worden verstrekt en zij wenst niet nog meer schulden te maken. Aldus kiest [verzoekende partijen] . er bewust voor om een inkomensbron niet aan te spreken. Deze keuze komt voor haar eigen rekening en risico. Dat zij daardoor onder het bestaansminimum komt, is niet een situatie waarvoor de hardheidsclausule is bedoeld.
De kantonrechter stelt verder vast dat op de gestelde inkomsten en uitgaven ook nog het een en ander valt af te dingen. Aan de beoordeling daarvan wordt echter gelet op het hiervoor overwogene niet toegekomen.
4.7.
De conclusie is dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 475fa Rv. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
4.8.
Daarnaast heeft [verzoekende partijen] . verzocht ‘Gemeente Wageningen te veroordelen om alle mogelijke consequenties vooral de gezondheid problemen voor [verzoekende partijen] . als schade door deze beslissing te vergoeden’. Nog daargelaten dat de grondslag van dit verzoek op geen enkele wijze is onderbouwd en het verzoek niet concreet is, wordt dit verzoek gelet op het voorgaande afgewezen.
4.9.
[verzoekende partijen] . heeft tot slot verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van deze procedure de beslagvrije voet te verhogen met € 50,00 vanaf 1 januari 2022. Aangezien heden meteen einduitspraak wordt gedaan, heeft [verzoekende partijen] . geen belang meer bij bedoelde voorziening. Deze wordt daarom afgewezen.
4.10.
[verzoekende partijen] . wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom in beginsel de proceskosten betalen. Gelet op de aard van het verzoek ziet de kantonrechter echter aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. R.M. Schoo en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.