ECLI:NL:RBGEL:2022:559

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
05/304603-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door een vader met zijn minderjarige dochters gedurende een lange periode

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontucht met zijn twee minderjarige dochters. De verdachte, geboren in 1963, werd beschuldigd van het plegen van ontucht met zijn dochters, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gedurende een lange periode, van 1 november 2002 tot en met 4 mei 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen, waaronder het betasten van de schaamlippen en het dwingen van zijn dochters tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en deze werden ondersteund door getuigenverklaringen en de eigen verklaringen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte in strijd waren met de sociaal-ethische normen en dat deze handelingen ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/304603-20
Datum uitspraak : 7 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
24 januari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 4 mei 2011, althans de periode van 1 november 2002 tot en met 4 mei 2005, te Wageningen, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, door
(meermalen) het betasten van haar schaamlippen en/of venusheuvel,
(meermalen) het laten betasten van zijn penis door [slachtoffer 1] ,
(meermalen) zich af te trekken in het bijzijn van [slachtoffer 1] en/of
het (eenmalig) betasten van haar borst(en);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 augustus 2010 te Antalya, althans in Turkije, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde verdachtes kind, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het brengen van zijn vingers tussen haar schaamlippen
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 juli 2012 in Antalya (Turkije), althans in Turkije, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, door het brengen van zijn vingers tussen haar schaamlippen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 3 september 2004 te Wageningen, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, door
(meermalen) het betasten van haar schaamlippen en/of venusheuvel,
(meermalen) het duwen/drukken/houden van haar lichaam tegen zijn penis,
(meermalen) het betasten van haar billen en/of
het (eenmalig) laten betasten en/of aftrekken van zijn penis door [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Daarbij gaat de officier van justitie uit van de aangifte van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), nu deze op specifieke punten door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde voor zover dit betrekking heeft op de periode na mei 2005. Daartoe is aangevoerd dat [slachtoffer 1] wisselend heeft verklaard ten aanzien van de leeftijd die zij had toen het misbruik plaatsvond, terwijl verdachte stellig verklaart dat het misbruik tot aan het achtste levensjaar van [slachtoffer 1] heeft geduurd. Voorts heeft de raadsman verzocht om verdachte vrij te spreken als het gaat om het betasten van de schaamlippen en het betasten van de borsten van [slachtoffer 1] , nu hiervoor onvoldoende bewijs in het dossier is aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft – samengevat weergegeven – het volgende verklaard bij de politie. Het misbruik begon toen zij op de [adres 2] in Wageningen woonde. Zij was toen zes of zeven jaar. Haar eerste herinnering was uit 2003, tijdens het voorlezen. Zij zaten in de slaapkamer van haar ouders in bed. Zij zat aan de kant van haar vader en vroeg hem of zij dat weer mocht doen. Daarmee bedoelde zij dat zij vroeg of zij hem mocht aftrekken en aan zijn geslachtsdeel mocht zitten. Dit mocht van haar vader. Zij bewoog zijn geslacht heen en weer. De volgende herinnering was dat haar moeder weg was en dat zij bij haar vader in bed mocht slapen. Zij was toen ongeveer tien jaar oud. Zij werd wakker, omdat de hand van haar vader op haar geslachtsdeel lag, over de kleding. De volgende herinnering was dat zij en haar vader in de douche zaten en dat haar vader aan zichzelf zat. Zij ziet het nog voor zich dat hij aan zijn piemel zat. Dit deed hij waar zij bij was. De volgende situatie was dat zij in haar slaapkamer sliep en dat zij wakker werd met de hand van haar vader op haar borst. Van twee keer weet zij echt zeker dat dit gebeurd is. Zij werd wakker en dacht: ‘gebeurt het nu nog steeds?’. De hand lag stil op haar borst, op haar pyjama. Zij wist dat zij toen al borsten had, die kreeg zij op de middelbare school. Zij herinnerde zich dat zij toen dertien of veertien jaar was en kan nog steeds voelen hoe het destijds voelde. Haar borsten waren toen al aardig volgroeid. Het gebeurde gedurende een periode tussen haar zevende en veertiende jaar. Zij was altijd bang als zij in bed lag en lag daarom op haar zij of met haar armen gekruist voor haar borst. Haar vader gaf haar ook weleens een massage toen zij al borsten had. Hij masseerde dan tegen haar borsten aan. Na haar veertiende zijn er geen handelingen meer verricht, aldus steeds [slachtoffer 1] . [2]
In een informatief gesprek zeden met de politie vertelde [slachtoffer 1] – samengevat weergegeven – het volgende. Zij was ongeveer zeven jaar oud toen het misbruik plaatsvond. Zij werd in het bed van haar ouders voorgelezen door haar vader en vroeg of ze ‘dat’ weer mocht doen. Met ‘dat’ bedoelde zij het aftrekken van zijn piemel. Haar vader zei dat dit mocht, waarop zij dit deed. Zij wist niet waarom zij dit vroeg, maar ze dacht dat dit vaker gebeurde, omdat het niet normaal was dat je dit als zevenjarig kind aan je vader vroeg. De volgende herinnering was dat zij bij haar vader in bed lag toen haar moeder niet thuis was. Zij werd wakker en zag dat de hand van haar vader op haar kruis lag. De handpalm van haar vader lag op haar venusheuvel en zijn vingers op haar vulva. Op een ander moment lag zij op haar rug te slapen in haar eigen bed en werd zij wakker met de hand van haar vader op haar borst. Zij dacht dat zij ongeveer twaalf jaar oud was, omdat zij ook al borsten had. Haar vader stond aan de linkerzijde van het bed met zijn hand op haar linkerborst. Het aanraken van haar borsten gebeurde twee keer. Verder herinnerde zij zich dat wanneer ze met haar vader onder de douche stond, de piemel van haar vader altijd een aandachtspunt was. Haar vader zei dat het lekker was om aan zijn piemel te zitten en liet zien hoe hij dit deed. Hij trok het vel van zijn piemel over zijn eikel. Ook werd zij een keer door haar vader gemasseerd, waarbij haar vader ook haar buik en borsten masseerde, aldus steeds [slachtoffer 1] . [3]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij hoorde dat haar vader in de avond heel vaak naar de kamer van [slachtoffer 1] ging. Zij had er geen goed gevoel bij, omdat zij [slachtoffer 1] een keer ‘nee’ hoorde zeggen. [slachtoffer 1] zei dit hard en klonk bang. [getuige 1] is toen naar de kamer van [slachtoffer 1] gegaan en zag haar vader bij het bed van [slachtoffer 1] staan. [getuige 1] heeft [slachtoffer 1] op haar verjaardag een keer gevraagd of hun vader [slachtoffer 1] weleens aanraakte terwijl [slachtoffer 1] dat niet wilde. [slachtoffer 1] antwoordde toen bevestigend. [getuige 1] zag verder dat haar vader erg naar [slachtoffer 1] keek toen zij borsten kreeg. [getuige 1] heeft verder verklaard te hebben gezien dat haar vader [slachtoffer 1] nog afdroogde in de badkamer toen zij ongeveer elf jaar was en beginnende borstjes kreeg. Haar vader forceerde weleens de badkamer door het slot open te draaien met een schaar. Hij was altijd bezig was om te kijken hoe lang [slachtoffer 1] aan het douchen was en wilde dan de badkamer in, aldus [getuige 1] . [4]
[slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat [slachtoffer 1] aan haar heeft verteld over het aanraken van de penis van haar vader onder de douche. [slachtoffer 1] vertelde aan [slachtoffer 2] dat dit vaker gebeurde, ook in opdracht van hun vader. [slachtoffer 1] vertelde aan [slachtoffer 2] ook over de massages en het overschrijden van grenzen daarbij. [slachtoffer 1] heeft verder aan [slachtoffer 2] verteld dat hun vader [slachtoffer 1] aanraakte tijdens het voorlezen. Hun vader ging ’s avonds vaak naar boven, naar [slachtoffer 1] . [5]
Getuige [getuige 2] is de ex-partner van verdachte en de moeder van [getuige 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar in december 2018 vertelde dat [verdachte] aan haar had gezeten als kind. [slachtoffer 1] heeft aan [getuige 2] verteld dat hij dit deed als hij naast haar lag of zat tijdens het voorlezen. [getuige 2] heeft verder verklaard dat zij [verdachte] confronteerde met wat [slachtoffer 1] haar vertelde en dat [verdachte] zich herinnerde dat hij samen met [slachtoffer 1] onder de douche stond. [verdachte] vertelde ook aan [getuige 2] dat [slachtoffer 1] aan zijn piemel had gezeten. [slachtoffer 1] vertelde aan [getuige 2] dat [verdachte] aan haar borsten en vagina had gezeten en dat zij aan zijn penis moest zitten. Dit speelde zich volgens [slachtoffer 1] af rond het naar bed gaan en tijdens het douchen in het huis op de [adres 2] , aldus de verklaring van [getuige 2] . [6]
Verdachte heeft – samengevat weergegeven – bij de politie verklaard dat het met [slachtoffer 1] begon in het laatste kwartaal van 2002 of het eerste kwartaal van 2003, nadat zij naar de [adres 2] in Wageningen verhuisde (na oktober 2002). Het begon met douchen. Hij wilde [slachtoffer 1] op onder de douche en raakte haar aan bij haar billen. Ook kon hij haar vagina dan zien en aanraken. Hij heeft [slachtoffer 1] gedwongen om zijn penis aan te raken en zichzelf afgetrokken in de douche waar zij bij was. Verdachte dacht dat dit vaker gebeurde, met enige regelmaat in ieder geval. [slachtoffer 1] zei zelf dat het vijf keer was gebeurd, maar verdachte dacht misschien wel vijftig keer. Soms kwam hij klaar kwam als dit gebeurde. Tijdens het voorlezen betastte hij [slachtoffer 1] in haar bed op de zolderkamer. Dit deed hij in haar kruis op de broek en ook in haar broekje, aan de buitenkant van haar vagina. Dit gebeurde tussen haar zesde en haar achtste jaar. Verder pakte hij haar billen als [slachtoffer 1] op zijn buik lag bij hem in bed. Tijdens het voorlezen leidde verdachte de hand van [slachtoffer 1] naar zijn penis, zodat zij die vastpakte. [slachtoffer 1] trok vaak haar hand weg, waarna hij dit nogmaals probeerde. Hij voelde wel dat hij [slachtoffer 1] probeerde onder dwang te zetten. Hij kreeg lustgevoelens als hij zijn dochters bloot zag, aldus steeds verdachte. [7]
Verklaring [slachtoffer 1] en steunbewijs
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] tijdens het informatief gesprek zeden en later in haar aangifte consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop zij gedurende een lange periode in haar jeugd door haar vader is aangeraakt en is aangezet tot het doen van seksuele handelingen. De rechtbank overweegt dat de gebeurtenissen die [slachtoffer 1] beschrijft in haar verklaring op cruciale elementen (het aanraken van de vagina, het dwingen tot het aanraken van zijn penis door verdachte en het aftrekken in het bijzijn van [slachtoffer 1] ) wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. Beiden verklaren dat het begon op de [adres 2] in Wageningen - waar zij in oktober of november 2002 naartoe verhuisden - en dat het veelal gebeurde in het bed van [slachtoffer 1] tijdens het voorlezen, bij vader in bed of onder de douche. De rechtbank acht daarbij van belang dat [slachtoffer 1] ook jegens haar familie consistent heeft verklaard ten aanzien van de gedragingen en waar die zich afspeelde. Dit maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 1] en stelt zij vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde gedragingen. Het door de verdediging ter terechtzitting gevoerde verweer ten aanzien van het betasten van de schaamlippen, wordt weerlegd door de verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie en de verklaring van [slachtoffer 1] .
Periode waarin het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat het misbruik ten aanzien van [slachtoffer 1] zich na mei 2005 niet meer heeft afgespeeld, nu zij uitgaat van de verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] beschrijft in haar verklaring expliciet dat het betasten van haar borsten twee keer is gebeurd en dat zij op dat moment al borsten had. [slachtoffer 1] verklaart dat zij borsten kreeg toen ze op de middelbare school zat, wat maakt dat zij in ieder geval twaalf jaar moet zijn geweest toen verdachte haar borsten heeft betast. Daarbij vindt de verklaring van [slachtoffer 1] steun in de verklaring van [getuige 1] dat haar vader [slachtoffer 1] bekeek toen zij borsten kreeg en ook op latere leeftijd (rond haar elfde) nog afdroogde na het douchen, terwijl zij beginnende borsten had. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het misbruik na haar veertiende stopte. De rechtbank constateert derhalve dat de onder feit 1 ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 november 2002 tot en met 4 mei 2011 in Wageningen.
De rechtbank is van oordeel dat de bovengenoemde seksuele gedragingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, nu deze hebben plaatsgevonden tussen een vader en zijn minderjarige dochter. Deze handelingen moeten dan ook worden aangemerkt als ontuchtig.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige dochter [slachtoffer 1] gedurende de periode van 1 november 2002 tot en met 4 mei 2011.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde. Daarbij gaat de officier van justitie uit van de aangifte van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) nu deze op specifieke punten door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het onder feit 2 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat deze gebeurtenis volgens verdachte heeft plaatsgevonden in augustus 2012 en niet in 2010, zodat het feit buiten de tenlastegelegde periode komt te vallen.
Voor wat betreft het onder feit 3 tenlastegelegde heeft de raadsman om vrijspraak verzocht als het gaat om het duwen/drukken van het lichaam van [slachtoffer 2] tegen zijn penis, het betasten van de billen van [slachtoffer 2] in de tenlastegelegde periode en het laten betasten en/of aftrekken van zijn penis door [slachtoffer 2] . Hiertoe is aangevoerd dat voor deze gedragingen onvoldoende bewijs in het dossier is aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft – samengevat weergegeven – het volgende verklaard bij de politie. De duidelijkste gebeurtenis was toen zij op vakantie waren in Alanya of Antalya. Zij zaten aan het begin van de vakantie in een hotel. Zij sliep met [slachtoffer 1] op een kamer. [slachtoffer 1] werd ziek en ging naar de kamer van haar ouders. Haar vader kwam toen bij haar op de kamer. Zij lag half te slapen toen haar vader achter haar lag en een hand in haar onderbroek deed. Hij ging met zijn vingers tussen haar schaamlippen ging en bewoog zijn handen. Op een gegeven moment hield het op. Zij was iets anders gaan liggen, maar toen begon het opnieuw. Hij ging weer met zijn hand in haar onderbroek en bewoog zijn hand. Hij zat met twee vingers tussen haar schaamlippen. Na die tijd gebeurde er niets meer op seksueel gebied tussen haar en haar vader. Tussen haar achtste en haar tiende jaar gebeurde er wat op de [adres 2] in Wageningen. Zij stond met haar vader onder de douche. Haar vader zei dat het fijn was als zij met haar hand zijn penis op en neer bewoog. Zij weet niet of hij daarbij klaargekomen is. Dit gebeurde één keer. Verder lag haar vader een keer op zijn rug in bed en hij wilde dat zij op zijn buik kwam liggen. Als zij dan anders ging liggen, trok hij haar weer een op een bepaalde manier op zich. Zij werd gedwongen om in een bepaalde houding op hem te liggen, met haar benen tussen zijn benen, aldus steeds [slachtoffer 2] . [8]
[getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] aan haar vertelde dat er iets gebeurd was toen zij op haar vijftiende met haar ouders en [slachtoffer 1] op vakantie was in Turkije. [slachtoffer 2] vertelde dat [slachtoffer 1] ziek was, dat haar vader toen bij haar op de kamer kwam en dat haar vader naast haar kwam liggen en aan haar vagina zat. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] aan [getuige 1] verteld dat zij met haar vader onder de douche stond toen zij een jaar of acht was. Haar vader liet zijn piemel zien aan [slachtoffer 2] en legde uit dat je dat op en neer kon bewegen en dat dat lekker was. Hij liet dit haar ook doen. Verder beschreef [slachtoffer 2] dat ze bij haar ouders in bed kroop en dat haar vader dan wilde dat zij op zijn buik kwam liggen. Hij klemde haar dan tussen zijn benen en duwde haar tegen zijn geslacht. [9]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] aan haar vertelde over de vakantie in Turkije. [slachtoffer 1] was toen ziek en [slachtoffer 2] lag bij haar vader. [slachtoffer 2] heeft aan [slachtoffer 1] verteld dat haar vader haar toen had aangeraakt bij haar geslachtsdeel. [10]
[getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] vertelde over hun vakantie in Turkije. Dat was de eerste vakantie dat [getuige 1] niet meeging. Het gezin had een hotelovernachting in Antalya en [slachtoffer 1] werd ziek. Ze hadden twee tweepersoonskamers, één voor de meisjes en één voor de ouders. [slachtoffer 1] wilde bij [getuige 2] slapen. [verdachte] sliep toen bij [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft aan [getuige 2] verteld dat [slachtoffer 2] die nacht in Antalya wakker werd en dat [verdachte] met zijn hand bij haar kruis zat. [getuige 2] heeft - na raadpleging van het fotoarchief – verklaard dat de betreffende vakantie naar Turkije in 2010 was. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] aanraakte aan haar vagina toen zij op de [adres 2] woonden, ongeveer in 2003. Hij heeft verklaard dat hij in haar schaamlippen kneep en dat hij haar ook aan haar billen aanraakte. Dit riep lustgevoelens bij hem op en is meerdere malen gebeurd. Verder heeft verdachte verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij [slachtoffer 2] in een bepaalde positie op zijn buik legde als zij bij hun in bed kroop en dat hij het een lekker gevoel vond als [slachtoffer 2] op hem lag. Hij werd daar opgewonden van en zijn penis was stijf. Verdachte verklaarde dat hij dan wel aan zijn piemel zat.
Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 2] tijdens een vakantie in Turkije heeft betast tussen haar schaamlippen toen hij dacht dat zij sliep. Dit duurde ongeveer twee keer dertig seconden. [12]
Verklaring [slachtoffer 2] en steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] tegenover de politie en tegenover haar familie consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop zij gedurende een lange periode in haar jeugd door haar vader is aangeraakt en aangezet tot het doen van seksuele handelingen. Haar verklaring wordt daarbij op essentiële punten (het betasten van de vagina en billen, het op de buik liggen bij haar vader en het betasten tussen de schaamlippen in Turkije) bevestigd door de verklaring van verdachte. Dit maakt haar verklaring geloofwaardig en de rechtbank neemt deze dan ook als uitgangspunt. Dat verdachte [slachtoffer 2] niet tegen zijn penis zou hebben gedrukt door haar op zijn buik te duwen, acht de rechtbank niet aannemelijk. [slachtoffer 2] verklaart immers dat hij haar benen tussen zijn benen in klemde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de penis van verdachte in dat geval tegen het lichaam van [slachtoffer 2] werd gedrukt. Verdachte verklaarde bovendien dat hij van deze houding een stijve penis kreeg en opgewonden werd. Het verweer dat onvoldoende bewijs in het dossier is aangetroffen ten aanzien van het betasten van de billen in de ten laste gelegde periode, wordt weerlegd in de verklaring van verdachte bij de politie dat dit ongeveer in 2003 plaatsvond toen zij op de [adres 2] woonden. Voor wat betreft het laten betasten of aftrekken van zijn penis door [slachtoffer 2] gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 2] , nu deze zeer gedetailleerd is. Dat verdachte geen herinnering aan deze gebeurtenis heeft, doet hier niet aan af.
Jaartal tenlastegelegde onder feit 2
Ten aanzien van het jaartal waarin de vakantie naar Turkije zou hebben plaatsgevonden, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer 2] en verdachte over hetzelfde incident verklaren, nu zij beiden verklaren dat [slachtoffer 1] ziek werd aan het begin van de vakantie en [slachtoffer 2] daarom van kamer wisselde met verdachte. [slachtoffer 2] verklaart daarbij specifiek dat zij 15 jaar oud was toen dit gebeurde. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van [getuige 2] dat deze vakantie in 2010 plaats had gevonden en dat [getuige 1] voor het eerst niet meer mee op vakantie was. Het door de verdediging gevoerde verweer dat de vakantie naar Turkije in 2012 – en niet in 2010 - zou hebben plaatsgevonden, wordt door de rechtbank niet gevolgd.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals tenlastegelegd onder feit 2, primair en feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de bovengenoemde seksuele gedragingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, nu deze hebben plaatsgevonden tussen een vader en zijn minderjarige dochter. Deze handelingen moeten dan ook worden aangemerkt als ontuchtig. Daarbij levert het brengen van de vingers tussen de schaamlippen seksueel binnendringen op in de zin van artikel 245 Wetboek van strafrecht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2, primair en 3 ten laste gelegde feiten.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 november 2002 tot en met 4 mei 2011
, althans de periode van 1 november 2002 tot en met 4 mei 2005,te Wageningen
, althans in Nederland,ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, door
(meermalen) het betasten van haar schaamlippen en
/ofvenusheuvel,
(meermalen) het laten betasten van zijn penis door [slachtoffer 1] ,
(meermalen) zich af te trekken in het bijzijn van [slachtoffer 1] en
/ofhet
(eenmalig)betasten van haar borst(en);
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juli 2010 tot en met 31 augustus 2010 te Antalya, althans in Turkije, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde verdachtes kind, buiten echt, een
of meerontuchtige handeling
enheeft gepleegd, die bestond
enuit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het brengen van zijn vingers tussen haar schaamlippen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 november 2002 tot en met 3 september 2004 te Wageningen
, althans in Nederland,ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, door
(meermalen) het betasten van haar schaamlippen en
/ofvenusheuvel,
(meermalen) het duwen
/drukken/houdenvan haar lichaam tegen zijn penis,
(meermalen) het betasten van haar billen en
/ofhet (eenmalig) laten betasten en
/ofaftrekken van zijn penis door [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd;
feit 2:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind;
feit 3:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden te koppelen in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door [naam] of een soortgelijke instelling en een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – verzocht om aan verdachte een (maximale) taakstraf op te leggen met daarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag en een fors voorwaardelijk deel. Verdachte is tevens bereid zich te laten behandelen binnen een gedwongen kader met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 6 april 2021.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn dochters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 2] . Verdachte heeft zijn dochters vanaf een zeer jonge leeftijd jarenlang structureel seksueel misbruikt. Verdachte heeft voor zichzelf steeds weer doelbewust de omstandigheden gecreëerd om zich aan zijn dochters te vergrijpen door onder meer samen met hen te gaan douchen of zich met een van hen terug te trekken op een slaapkamer onder het mom van voorlezen. Hij heeft ze betast en hen ertoe aangezet om zijn penis te betasten. Ook heeft hij zichzelf afgetrokken in hun bijzijn. Het misbruik was zo frequent dat zijn jonge dochters lange tijd hebben gedacht dat het normaal was. Exemplarisch in dat opzicht is de eerste herinnering van [slachtoffer 1] aan het misbruik dat zij aan haar vader vroeg of zij “dat weer mocht doen”, waarmee zij bedoelde het aftrekken van haar vader. In feite heeft verdachte zijn dochters, die volstrekt weerloos waren, misleid en heeft hij op grove wijze het blinde vertrouwen geschonden dat kinderen in hun vader hebben. Verdachte heeft zich al die jaren laten leiden door zijn eigen seksuele behoeftes, terwijl hij – zo volgt uit zijn eigen verklaringen – wist dat wat hij deed onacceptabel en verwerpelijk was. Verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn eigen kinderen en een normale en gezonde seksuele ontwikkeling verstoord. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Daar komt nog bij dat verdachte het nooit heeft aangedurfd om de stilte over het misbruik te doorbreken. Pas toen zijn inmiddels volwassen dochters de last van het seksueel misbruik niet meer konden dragen en erover zijn gaan praten, heeft verdachte daarover schuld bekend en is hij hulp gaan zoeken. Tot die tijd heeft hij zijn eigen fouten diep weggestopt en met zijn gezin geleefd alsof dit allemaal niet was gebeurd. Dat moet voor zijn dochters ondragelijk en pijnlijk geweest zijn. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk. De ernst en de intensiteit van het misbruik, de lange periode waarin het misbruik is gepleegd en het feit dat verdachte nooit eerder heeft geprobeerd om zijn eigen fouten onder ogen te zien en hulp te zoeken, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank constateert dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 4 januari 2022. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet aanleiding hiervan af te wijken, nu zij het van belang acht dat verdachte na de detentieperiode ondersteund wordt door de reclassering en ook na zijn detentie zijn behandeling voortzet.
Alles afwegende acht de rechtbank – evenals de officier van justitie - een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend. Daarbij zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals verzocht door de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen hebben zich – met bijstand van mr. M.L. Hoogendoorn – in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
[slachtoffer 1] (feit 1):
  • Materiële schade: € 54.464,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020;
  • Smartengeld: € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007;
  • Proceskosten: € 240,16.
[slachtoffer 2] (feit 2 en 3):
  • Materiële schade: € 12.438,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020;
  • Smartengeld: € 15.000,00 aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2003;
  • Proceskosten: € 464,47.
De benadeelde partijen verzoeken de rechtbank over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er, mede gelet op de complexiteit van de gevorderde bedragen aan materiële schade, onvoldoende gelegenheid is geweest om onderzoek te kunnen doen naar en te reageren op de materiële vorderingen. Daartoe voert de verdediging aan dat de vorderingen slechts anderhalve werkdag voor de zitting zijn ingediend. Voor wat betreft de gevorderde bedragen aan smartengeld refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is deze bedragen te voldoen.
Overweging van de rechtbank
Algemeen
De rechtbank overweegt ten aanzien van de materiële vorderingen zoals ingediend door de benadeelde partijen als volgt. Een vordering kan door de benadeelde partij tot aan het requisitoir van de officier van justitie ter terechtzitting worden ingediend. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdediging voldoende gelegenheid moet hebben gekregen hierover een eerlijk debat te voeren. Dit geldt eens te meer als de vorderingen complex zijn en er discussie mogelijk is over de mate waarin er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad en de schade, zoals in het onderhavige geval door de verdediging is gesteld. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank terughoudend zijn in het toewijzen van de materiële vorderingen en zal zij slechts die bedragen toewijzen, waarbij het causaal verband redelijkerwijs eenvoudig is vast te stellen.
Vordering materiële schade en proceskosten door [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd ter hoogte van € 1.401,00 aan kosten voor psychologische behandeling. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij in 2019, 2020 en 2021 kosten heeft gemaakt voor een dergelijke behandeling en daartoe het eigen risico aan de zorgverzekeraar heeft voldaan. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en wijst het bedrag in zijn geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020.
Voor wat betreft de gevorderde kosten wegens studievertraging en verlies aan arbeidsvermogen, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de gevoegde stukken niet eenvoudig is vast te stellen in welke mate er causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad en de schade. De beoordeling van deze vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De verdediging heeft bovendien onvoldoende gelegenheid gekregen om te reageren op de vordering, gelet op de complexiteit van de schadeposten en het feit dat de vordering anderhalve werkdag voor de terechtzitting is ingediend. De vordering van de benadeelde partij wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze betrekking heeft op de studievertraging en het verlies van arbeidsvermogen. De benadeelde partij kan haar vordering eventueel aanbrengen bij de civiele rechter.
Voorts heeft de benadeelde partij een bedrag ter hoogte van € 240,16 aan proceskosten gevorderd. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en voldoende onderbouwd en wijst dit deel van de vordering in zijn geheel toe.
Vordering materiële schade en proceskosten door [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd ter hoogte van € 2400,72 aan kosten voor psychologische behandeling. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij in 2019, 2020 en 2021 kosten heeft gemaakt voor een dergelijke behandeling en daartoe het eigen risico aan de zorgverzekeraar heeft voldaan. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en wijst het bedrag in zijn geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020.
Voor wat betreft de gevorderde kosten wegens studievertraging en verlies aan arbeidsvermogen, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de gevoegde stukken niet eenvoudig is vast te stellen in welke mate sprake is geweest van een causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade. De beoordeling van deze vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De verdediging heeft bovendien onvoldoende gelegenheid gehad om te reageren op de vordering, gelet op de complexiteit van de schadeposten in combinatie met het feit dat de vordering anderhalve werkdag voor de terechtzitting is ingediend. De vordering van de benadeelde partij wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze betrekking heeft op de studievertraging en het verlies van arbeidsvermogen. De benadeelde partij kan haar vordering eventueel aanbrengen bij de civiele rechter.
Voorts heeft de benadeelde partij een bedrag ter hoogte van € 464,47 aan proceskosten gevorderd. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en voldoende onderbouwd en wijst dit deel van de vordering in zijn geheel toe.
Vordering smartengeld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade hebben geleden. Door de gedragingen van verdachte is de lichamelijke integriteit van de benadeelde partijen geschonden. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de ernst van de feiten en gelet op het feit dat verdachte zich bereid heeft verklaard om de bedragen te voldoen, zal aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het gevorderde smartengeld van € 15.000,00 per persoon worden toegekend. Voor [slachtoffer 1] geldt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007. Voor [slachtoffer 2] geldt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2003.
Conclusie
De rechtbank wijst de volgende bedragen toe:
[slachtoffer 1] :
- € 1.401,00 € 1.401,00 aan materiële schade
  • € 15.000,00 aan smartengeld
  • € 240,16 aan proceskosten
Totaal: € 16.641,16
[slachtoffer 2] :
- € 2.400,72 € 2.400,72 aan materiële schade
  • € 15.000,00 aan smartengeld
  • € 464,47 aan proceskosten
Totaal: € 17.865,19
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de afdeling toezicht van Reclassering Nederland, [adres 3] in Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo lang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich ambulant laat behandelen door forensisch psychiatrische polikliniek [naam] in Arnhem of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, en [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, zo lang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op de uitvoering van het contactverbod;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een bedrag van:
  • € 1.401,00 aan materiële kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007 tot een de dag van algehele voldoening;
  • € 240,16 aan proceskosten.
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van:
  • € 1.401,00 aan materiële kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 24 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • € 15.000,00 aan smartengeld vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 110 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • € 240,16 aan proceskosten.
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor een bedrag van:
  • € 2.400,72 aan materiële kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2003 tot een de dag van algehele voldoening;
  • € 464,47 aan proceskosten.
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van:
  • € 2.400,72 aan materiële kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 34 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • € 15.000,00 aan smartengeld vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 110 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • € 464,47 aan proceskosten.
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. M. Hoedeman en mr. M. Duifhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen en mr. W.M.P. Hermsen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst regionale recherche (team zeden), opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020550208, gesloten op 24 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 10-21.
3.Proces-verbaal van informatief gesprek zeden [slachtoffer 1] , p. 7-9.
4.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , p. 54-62.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 74-81
6.Proces-verbaal van verklaring getuige [getuige 2] , p. 22-29.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 88-96.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 74-82.
9.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , p. 54-63.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 10-21.
11.Proces-verbaal van verklaring getuige [getuige 2] , p. 22-29 en aanvullend proces-verbaal (raadplegen fotoarchief) [getuige 2] .
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 88-96 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 januari 2022.