ECLI:NL:RBGEL:2022:5488

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
C/05/402066 / HA ZA 22-148
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake inzagevordering en opgaveverplichting in auteursrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 september 2022 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen meerdere besloten vennootschappen. De eiseres, een besloten vennootschap, heeft een inzagevordering ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in het kader van een geschil over auteursrechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een rechtmatig belang heeft bij inzage in 35 documenten, waaronder e-mails en PDF-bestanden, die relevant zijn voor de vaststelling van mogelijke inbreuken op haar auteursrechten door de gedaagden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inzagevordering voldoende specifiek is en dat de uitzonderingsgrond van artikel 843a lid 4 Rv niet van toepassing is. De rechtbank heeft de inzagevordering toegewezen en gedaagden bevolen om binnen een week na betekening van het vonnis inzage te verschaffen in de in beslag genomen bescheiden. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van eiseres tot het doen van opgave van het gebruik van computerprogramma's afgewezen, omdat deze niet gegrond kan worden op de relevante artikelen van het Rv. De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de hoofdzaak is beslist. In het vrijwaringsincident heeft de rechtbank gedaagden toegestaan om bepaalde personen in vrijwaring te dagvaarden, en ook hier is de beslissing over de proceskosten aangehouden. De zaak zal op 9 november 2022 weer op de rol komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/402066 / HA ZA 22-148
Vonnis in incidenten van 28 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het 843a-incident,
verweerster in het vrijwaringsincident,
advocaten mrs. D.N. van Beem en L.J.M. Bruggeman te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het 843a-incident,
eiseressen in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. A. Klaassen te Barneveld.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna [eiseres] worden genoemd en de gedaagden in de hoofdzaak gezamenlijk [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 juni 2022 en de daarin genoemde processtukken
  • het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 13 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in de incidenten

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 22 juni 2022.
Incident ex artikel 843a Rv
2.2.
De rechtbank zal de inzagevordering van [eiseres] toewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 843a Rv. [eiseres] heeft een rechtmatig belang bij inzage, de vordering van [eiseres] heeft betrekking op bepaalde bescheiden en bovendien is sprake van een rechtsbetrekking tussen [eiseres] en [gedaagden] De rechtbank zal dit hierna toelichten.
Rechtmatig belang
2.3.
[eiseres] stelt dat haar rechtmatige belang bij inzage bestaat uit het kunnen vaststellen welke personen betrokken zijn geweest bij de veronderstelde inbreuken op haar auteursrechten. Bovendien kan [eiseres] door inzage te krijgen in de 35 documenten de omvang van de veronderstelde inbreuk vaststellen. [gedaagden] betwist dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij inzage. [gedaagden] betoogt dat de vordering van [eiseres] ongespecificeerd is en dat sprake is van een ‘fishing expedition’. Bovendien, zo betoogt [gedaagden] , kan [eiseres] haar bewijspositie op andere wijze rondkrijgen en komt haar een beroep toe op de uitzondering van artikel 843a lid 4 Rv.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Dat sprake is van een fishing expedition is de rechtbank niet gebleken. De inzagevordering heeft betrekking op 35 documenten waarin in ieder geval de termen ‘ [eiseres] ’ en ‘ [eiseres] -server’ voorkomen. In zoverre is de inzagevordering voldoende specifiek. De uitzonderingsgrond genoemd in artikel 843a lid 4 Rv is bovendien in deze zaak niet van toepassing, zo bepaalt artikel 1019a lid 3 Rv. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij haar inzagevordering. Dit belang wordt gegeven doordat [eiseres] inzicht wenst te krijgen in de omvang van de veronderstelde inbreuk door [gedaagden] Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] onweersproken gesteld welke technische informatie zij kan afleiden uit - met name - de 29 Pdf-bestanden die onderdeel uitmaken van de in beslag genomen bescheiden. Uit de meta-data van die bestanden kan worden afgeleid of die documenten zijn aangemaakt na afloop van de [eiseres] -licentie van [gedaagden]
Bepaalde bescheiden
2.5.
De inzagevordering heeft betrekking op 35 documenten. Het gaat om zes e-mails en 29 Pdf-bestanden. Deze documenten zijn het resultaat van een nadere filtering op basis van de zoektermen ‘ [eiseres] ’ en ‘ [eiseres] -server’. Deze documenten zijn naar het oordeel van de rechtbank zowel naar herkomst, aard en aantal voldoende afgebakend. Ook staan deze documenten in voldoende verband met het geschil in de hoofdzaak.
Rechtsbetrekking
2.6.
Artikel 1019a lid 1 Rv bepaalt dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 843a lid 1 Rv. Aangezien [gedaagden] betwist dat sprake is van inbreuk moet [eiseres] zodanige feiten en omstandigheden stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een auteursrechtinbreuk. Hierin is [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank geslaagd. Uit het procesdossier, en dan met name uit de verklaring van 11 februari 2022 van [naam] , leidt de rechtbank af dat [naam] heeft erkend dat hij betrokken is geweest bij omzeilingshandelingen van de software van [eiseres] . Ook heeft [naam] erkend dat hij omzeilingshandelingen heeft uitgevoerd bij [gedaagden] , dan wel dat hij [gedaagden] daarover heeft geadviseerd. Tegenover deze onderbouwing staat enkel de niet met stukken onderbouwde toelichting van [gedaagden] dat zij na 2013 geen gebruik meer heeft gemaakt van de software van [eiseres] . Ondanks dat de rechtbank in haar tussenvonnis van 22 juni 2022 uitdrukkelijk heeft verzocht om een onderbouwde toelichting daarop te geven, heeft [gedaagden] dit nagelaten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden] enkel verklaard dat zij sinds 1 januari 2014 gebruikmaakt van een softwarepakket dat concurrerend is aan het softwarepakket van [eiseres] . Zonder nadere onderbouwing is deze stelling voor de rechtbank niet te verifiëren. Daar komt bij dat in het kader van dit incident geen plaats is voor nadere bewijslevering.
Opgaveverplichting
2.7.
Naast inzage in bepaalde bescheiden, vordert [eiseres] – kort gezegd – dat [gedaagden] aan haar opgave doet van het gebruik van computerprogramma’s waarvan [eiseres] auteursrechthebbende is. Deze vordering zal de rechtbank afwijzen, omdat deze niet gegrond kan worden op de artikelen 843a jo. 1019a Rv. Voor zover [eiseres] haar opgaveverplichting baseert op artikel 28 lid 9 Auteurswet, geldt dat zij haar vordering prematuur heeft ingesteld. Binnen dit incident is namelijk niet komen vast te staan dat [gedaagden] inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [eiseres] . Die vraag zal pas aan de orde komen in de hoofdzaak.
Conclusie
2.8.
De rechtbank zal de inzagevordering (incidentele vordering I) toewijzen. Ook zal de rechtbank [eiseres] machtigen om bij de gerechtelijk bewaarder de betreffende documenten op te vragen indien [gedaagden] deze niet vrijwillig verstrekt. De rechtbank zal de incidentele vordering II (opgaveverplichting) afwijzen. Aan de veroordeling tot het verstrekken van inzage zal de rechtbank geen dwangsom verbinden. Ter zitting heeft [eiseres] immers incidentele vordering III (betaling van een dwangsom) ingetrokken onder de voorwaarde dat aan [eiseres] een vervangende machtiging wordt verstrekt.
2.9.
Iedere beslissing over de proceskosten van dit 843a-incident zal de rechtbank aanhouden totdat in de hoofdzaak is beslist.
Vrijwaringsincident
2.10.
Overeenkomstig hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 22 juni 2022 zal de rechtbank de incidentele vordering van [gedaagden] toewijzen. Iedere beslissing over de proceskosten van dit vrijwaringsincident zal de rechtbank aanhouden totdat in de hoofdzaak is beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
in het 843a-incident
3.1.
beveelt [gedaagden] om binnen één week na de betekening van dit vonnis aan [eiseres] inzage in en afschrift van de in beslag genomen bescheiden te verschaffen,
3.2.
machtigt [eiseres] om vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis en voor zover [gedaagden] niet aan de hoofdveroordeling onder 3.1 heeft voldaan zelf namens [gedaagden] inzage en afschrift van de in beslag genomen bescheiden bij de gerechtelijk bewaarder op te vragen,
3.3.
houdt de beslissing omtrent de proceskosten van het incident aan,
in het vrijwaringsincident
3.4.
staat [gedaagden] toe om de heer [naam] in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van
9 november 2022,
3.5.
staat [gedaagden] toe om [naam BV] in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van
9 november 2022,
3.6.
houdt de beslissing omtrent de proceskosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
9 november 2022voor conclusie van antwoord,
3.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.