ECLI:NL:RBGEL:2022:5468

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
9005851
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijslevering bij koop en levering van een bed met constructiefouten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eisende partij en een gedaagde partij, waarbij de eisende partij vorderingen had ingesteld met betrekking tot de koop en levering van een bed van 2.10 meter. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. D.A.M. van Steensel, stelde dat er een overeenkomst was gesloten voor de levering van een bed van deze specifieke lengte en dat er constructiefouten waren die leidden tot klachten over het bed. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. S.A. van Snippenburg, betwistte deze claims en voerde aan dat de eisende partij niet had aangetoond dat de koopovereenkomst daadwerkelijk was gesloten zoals gesteld.

De procedure omvatte getuigenverhoren aan beide zijden, waarbij de eisende partij zelf als getuige optrad en ook getuigen van de gedaagde partij werden gehoord. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de eisende partij als partijgetuige niet voldoende bewijs opleverde om zijn claims te ondersteunen. Bovendien werd er tegenbewijs geleverd door de getuigen van de gedaagde partij, die stelden dat de eisende partij niet had aangegeven dat hij een bed van 2.10 meter wilde.

De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet in zijn bewijsopdrachten was geslaagd, zowel wat betreft de koopovereenkomst als de constructiefouten. Daarom werden de vorderingen van de eisende partij afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 september 2022.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9005851 \ CV EXPL 21-377 \ 398 \ 40141
uitspraak van 2 september 2022
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [plaats]
eisende partij
gemachtigde mr. D.A.M. van Steensel
tegen
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. S.A. van Snippenburg
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 september 2021 en de daarin genoemde processtukken
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant van [eisende partij]
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant van [gedaagde partij]
- de conclusie na getuigenverhoor met productie aan de kant van [eisende partij]
- de conclusie na getuigenverhoor aan de kant van [gedaagde partij] .

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 24 september 2021. [eisende partij] is daarin in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat hij met [gedaagde partij] de koop en levering van een bed van 2.10 meter is overeengekomen. Daarnaast is [eisende partij] opgedragen bewijs te leveren van zijn stelling dat constructiefouten / kwaliteitsproblemen de oorzaak zijn van de klachten / problemen die hij aan het bed heeft ontdekt.
2.2.
[eisende partij] heeft, in het kader van zijn bewijsopdracht, in enquête zichzelf als getuige gehoord. In contra-enquête zijn gehoord:
- de heer [getuige 1] , fabrikant van het bed
- mevrouw [getuige 2] , voormalig werkneemster van [gedaagde partij]
- de heer [eisende partij] .
2.3.
[eisende partij] heeft in enquête verklaard dat hij toen hij het matras uitkoos duidelijk heeft gemaakt aan een mevrouw die hem hielp dat hij rugpatiënt was, dat hij 1.86 meter lang is en dat hij een matras nodig had van 2.10 meter, omdat hij dat ook gewend was bij zijn vorige bed. Verder verklaart hij: “
Ik wist zeker dat het bij haar is overgekomen wat ik heb gezegd. (…) U vraagt mij of ik, stel dat de keuze voor het bed zelf een paar dagen later is geweest (ik weet dat niet meer precies), toen nogmaals heb gezegd dat ik een bed van 2.10 m. lang nodig had. Ik moet dat wel hebben gezegd. Nu u mij nogmaals vraagt, verklaar ik dat ik dat zeker heb gezegd. (…) Ik heb geen bordje gezien met beschrijving en afmeting van het bed. Ik zeg dat heel uitdrukkelijk. Er is ook niemand geweest die zegt dat het 2.00 m. is. Ik zag pas dat het de verkeerde afmeting had toen ik het geleverd kreeg. (…).” Over de klachten aan het bed heeft [eisende partij] het volgende verklaard: “
(…) Het punt was toen dat het hoofdbord een beetje los was gekomen van het bed en dat de schroeven moesten worden aangedraaid, althans dat zegt [eisende partij] . Ik zei toen dat ik dat zelf niet wilde doen, omdat ik dat niet aandurfde. Hij heeft dat toen wel gedaan, maar deze zijn niet vast komen te zitten. De gaten waren te groot. Ongeveer na een jaar is de laminering bij een hoek losgekomen. Ook dat is geconstateerd in aanwezigheid van de heer [gedaagde partij] , dat was op hetzelfde moment. (…) Vrij kort daarna is het bed opgehaald. (…) [eisende partij] heeft die foto’s gemaakt tijdens het bezoek (…). Ik wil nog toevoegen dat toen de monteur het bed was komen ophalen het simpel bij elkaar was gerold in noppenplastic, en dat het onderweg mogelijk is beschadigd doordat het zo in de bestelwagen is geladen en niet is vastgezet. (…) Ik ben niet aan het bed geweest en ik heb ook geen lijmpogingen ondernomen. (…).
2.4.
Uit de verklaring van [eisende partij] blijkt dat hij, zoals hij ook stelde in zijn processtukken, de koop en levering van een bed van 2.10 meter is overeengekomen. [eisende partij] is echter partijgetuige. Volgens art. 164 Rv kunnen partijen als getuige optreden, maar geldt daarbij wel dat, indien een partij als getuige is gehoord, de verklaring van die partij omtrent door haar te bewijzen feiten, geen bewijs in het voordeel van die partij kan opleveren, tenzij die verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Dat betekent dat een verklaring van [eisende partij] zou kunnen dienen als aanvullend bewijs (naast ander bewijs), maar dat enkel de verklaring van [eisende partij] niet voldoende is om het bewijs te leveren. Bovendien heeft [gedaagde partij] in contra-enquête [getuige 2] , de verkoopster die [eisende partij] destijds hielp, gehoord. Zij heeft verklaard dat [eisende partij] niet gezegd heeft dat hij een bed van 2.10 meter wilde. Daarmee is dus ook tegenbewijs geleverd tegen de stelling van [eisende partij] dat hij de koop en levering van een bed van 2.10 meter is overeengekomen. [eisende partij] is dus niet in de eerste bewijsopdracht geslaagd.
2.5.
Ook in de tweede bewijsopdracht is [eisende partij] niet geslaagd. Uit zijn verklaring blijkt niet dat constructiefouten/kwaliteitsproblemen de oorzaak zijn van de klachten/problemen die hij aan het bed heeft ontdekt. Hij verklaart enkel dat hij klachten ondervond. Het hoofdbord was een beetje losgekomen van het bed, de schroeven moesten worden aangedraaid en de laminering bij een hoek was losgekomen. Dat dat komt door een constructiefout is daarmee niet bewezen. Verder geldt ook hier weer dat de verklaring van [eisende partij] als partijgetuige niet voldoende is om het bewijs te leveren en dat in contra-enquête tegenbewijs is geleverd.
2.6.
[eisende partij] heeft in zijn conclusie na getuigenverhoor nog een foto als aanvullende productie overgelegd. Hij stelt dat de foto recent door [eisende partij] is teruggevonden en dat erop te zien is dat er géén bordje naast het bed staat. Op zo’n bordje zouden de afmetingen van het bed te zien zijn volgens [gedaagde partij] . Hoewel deze productie erg laat in de procedure is overgelegd (de fase van bewijslevering - enquête en contra-enquête is gesloten) en daarom buiten beschouwing kan worden gelaten, ziet de kantonrechter aanleiding er een opmerking over te maken. Anders dan [eisende partij] betoogt is er op de foto wel een bordje te zien; naast het hoofdkussen aan de linkerkant. Ook deze productie ondersteunt het standpunt van [eisende partij] dus niet.
2.7.
Omdat [eisende partij] niet in zijn bewijsopdrachten geslaagd is, zullen zijn vorderingen worden afgewezen.
2.8.
[eisende partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Het gevorderde nasalaris wordt toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 124,00.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde partij] vastgesteld op € 1.244,00 aan salaris voor de gemachtigde, € 150,00 aan verschotten (getuigentaxen) en € 120,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2022.