In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 21 september 2022 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure over de verdeling van een woning en de bijbehorende financiële verplichtingen tussen twee partijen. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Lieberwerth, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Adema, met betrekking tot de kosten van bouwmaterialen en hypothecaire lasten. De rechtbank heeft eerder op 4 mei 2022 een tussenvonnis gewezen waarin de eiser werd opgedragen bewijs te leveren van de door hem gemaakte kosten voor bouwmaterialen, maar de rechtbank oordeelde dat de eiser hierin niet is geslaagd. Hierdoor werd zijn vordering tot vergoeding van deze kosten afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser alleen de IB-aangiften over de jaren 2018 en 2019 heeft overgelegd, waardoor het fiscale voordeel dat de gedaagde aan de eiser moet betalen niet exact kon worden berekend. Desondanks heeft de rechtbank een bedrag toegewezen op basis van de beschikbare gegevens. De rechtbank heeft ook bepaald dat de woning aan de eiser wordt toegewezen onder de ontbindende voorwaarde dat deze binnen vier maanden op zijn naam wordt gesteld. De gedaagde wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening, en de overwaarde van de woning wordt gelijk verdeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.T. Boks.