ECLI:NL:RBGEL:2022:541

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
05.029530.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van vrijheidsbeperkende maatregel ex art. 38z Sr

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een beslissing genomen in de zaak van de officier van justitie tegen een verdachte die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 36 maanden. Deze veroordeling was het gevolg van een poging tot zware mishandeling van haar kind en een agent, evenals een vernieling. De rechtbank had eerder een maatregel opgelegd ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, gericht op gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. Op 21 december 2021 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van deze maatregel voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de vordering tijdig was ingediend, aangezien de einddatum van de gevangenisstraf op 25 januari 2022 viel. De rechtbank heeft de reclassering en de raadsman gehoord, waarbij de veroordeelde afstand deed van haar aanwezigheidsrecht. De reclassering had in haar rapportage aangegeven dat er bij de veroordeelde sprake was van een hoog recidiverisico, wat de noodzaak van behandeling en toezicht onderstreepte. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel toegewezen, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering waren geadviseerd. De rechtbank heeft ook een vervangende hechtenis opgelegd voor de duur van maximaal twee weken voor iedere overtreding van de maatregel, met een maximum van zes maanden. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
rechtbank
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/029530-21
beslissing van de meervoudige kamer naar aanleiding van de op 21 december 2021 ingekomen vordering ex artikel 6:6:23a van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]
Raadsman: mr. M.A. Prins, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

Bij vonnis van 4 augustus 2021 is veroordeelde wegens een poging tot zware mishandeling begaan tegen haar kind, een poging tot zware mishandeling begaan tegen een agent en een vernieling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 36 maanden. Daarbij heeft de rechtbank aan veroordeelde de maatregel opgelegd strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: de maatregel) ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Het openbaar ministerie heeft op 21 december 2021 een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de maatregel voor de periode van twee jaren.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 19 januari 2021 de officier van justitie en de raadsman gehoord. De veroordeelde heeft afstand gedaan van haar aanwezigheidsrecht en is niet verschenen. Namens de reclassering is gehoord de heer [naam] .
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de navolgende stukken:
- Het vonnis van de rechtbank van 21 juli 2021 waarbij de maatregel is opgelegd;
- Een advies tenuitvoerlegging van GGZ Reclassering Limburg van 13 december 2021;
- Een PJ-rapportage door drs. J.A.M. Gresnigt (klinisch psycholoog) van 28 april 2021.

2.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De einddatum van de gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 4 augustus 2021 is 25 januari 2022. Daarnaast is bij dit vonnis een vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 weken toegewezen. Veroordeelde wordt daardoor op 1 maart 2022 in vrijheid gesteld.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat vrijheidsstraffen zo veel mogelijk aansluitend ten uitvoer worden gelegd en dat de proeftijd, ook van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, niet loopt terwijl veroordeelde uit anderen hoofde gedetineerd is.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de vordering tenuitvoerlegging uiterlijk 30 dagen vóór 1 maart 2022 had moeten worden ingediend, de datum van de invrijheidstelling na de tenuitvoerlegging van de beide straffen. De vordering van de officier van justitie is van 21 december 2021. Dit betekent dat de vordering tijdig is ingediend en de officier van justitie in haar vordering kan worden ontvangen.

2.De beoordeling

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel toe te wijzen. Daarbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat een medische verklaring, zoals in artikel 6:5:23a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering wordt gevraagd, in het dossier ontbreekt. De Pro Justitia-rapportage en het recent uitgebrachte reclasseringsadvies bieden volgens het openbaar ministerie echter voldoende grondslag om de noodzaak van behandeling of opname in een zorginstelling te kunnen vaststellen. Daartoe sluit de officier van justitie aan bij de bestaande werkwijze bij het opleggen van bijzondere voorwaarden en bij de Memorie van Toelichting bij het hiervoor genoemde wetsartikel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de reclassering het recidiverisico bij veroordeelde als hoog inschat, terwijl het recidiverisico dat is gemeten door de OXREC (het instrument dat door de reclassering wordt toegepast om het recidiverisico te meten) op gemiddeld uitkomt. Naar het oordeel van de verdediging dient aansluiting te worden gezocht bij de uitkomst van de OXREC, nu dit objectieve getallen betreft. Het is de vraag of er bij een gemiddeld recidiverisico ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd, aldus de raadsman. De raadsman heeft verder verzocht om bij toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging de vervangende hechtenis bij het overtreden van de maatregel te beperken tot één of twee weken.
Beoordeling door de rechtbank
De maatregel ex artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht strekt primair tot bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank kan de tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van art. 6:6:23b, eerste lid, Wetboek van Strafvordering gelasten indien:
a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen; of
b. dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De reclassering heeft in haar rapport van 13 december 2021 beschreven dat er bij veroordeelde problemen zijn op het gebied van dagbesteding, financiën, middelengebruik, problemen rond de kinderen en psychosociale problemen. Gelet daarop concludeert de reclassering dat het risico op recidive hoog is en dat interventies nodig zijn om de kans hierop te verkleinen. De reclassering acht het noodzakelijk dat veroordeelde wordt behandeld voor de geconstateerde psychische problemen en het middelengebruik. Daarbij merkt de reclassering op dat de kans op onttrekking aan de voorwaarden hoog is, nu het inzicht van veroordeelde in haar problematiek beperkt is en zij al heeft aangegeven zich te zullen verzetten tegen het opleggen van de maatregel. De reclassering acht het daarom wenselijk dat duidelijk wordt gemaakt welke sanctie volgt als veroordeelde zich niet aan de voorwaarden houdt. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering om de opgelegde maatregel ten uitvoer te leggen met de volgende voorwaarden:
  • Een meldplicht bij de reclassering
  • Een gedragsinterventie middelengebruik
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
  • Een drugsverbod (met uitzondering van cannabis)
  • Een alcoholverbod
  • Meewerken aan middelencontrole
Uit de Pro Justitia-rapportage van psycholoog drs. Gresnigt volgt dat het recidiverisico ten tijde van het opstellen van het rapport (op 28 april 2021) eveneens werd ingeschat als hoog, indien betrokkene onbehandeld en zonder verdere begeleiding zou terugkeren naar de situatie van voor haar aanhouding.
De rechtbank ziet met de reclassering en de psycholoog de noodzaak tot behandeling en toezicht bij veroordeelde. De rechtbank overweegt dat veroordeelde slechts beperkt inzicht heeft in haar problematiek en hierin geen verandering heeft laten zien ten opzichte van de datum van het uitspreken van het vonnis op 4 augustus 2021. Daarbij heeft de reclassering uitgebreid, en naar het oordeel van de rechtbank voldoende, onderbouwd waarom bij de bepaling van het recidiverisico wordt afgeweken van de uitkomst van de OXREC. Ook het risico op recidive is onveranderd ten opzichte van de periode voor detentie. Gelet op het door de deskundigen ingeschatte recidiverisico, houdt de rechtbank er dan ook ernstig rekening mee dat de veroordeelde zonder behandeling wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in het ontbreken van een afzonderlijk overlegde medische verklaring geen aanleiding de vordering af te wijzen.
Naast een recent advies van de reclassering beschikt de rechtbank over de Pro Justitia-rapportage 28 april 2021.
Op basis van soortgelijke rapportages kunnen soortgelijke bijzondere voorwaarden als in het onderhavige geval worden opgelegd bij een voorwaardelijke veroordeling of voorwaardelijke invrijheidstelling. Noch uit de tekst van artikel 6:6:23s Sv, noch uit de wetsgeschiedenis leidt de rechtbank af dat de wetgever bij de tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel andersoortige rapportage eist.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel voor de duur van twee jaren toe. Daarbij neemt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd over. Een vervangende hechtenis voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, komt de rechtbank toereikend voor. De totale duur van de mogelijk ten uitvoer te leggen vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de aan de maatregel verbonden verplichtingen niet op.

3.De beslissing

De rechtbank:

wijst toede vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;

gelastde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 21 juli 2021 opgelegde gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van
twee jaren;
 legt aan veroordeelde de navolgende
voorwaardenop:
- dat veroordeelde zich binnen drie dagen na haar invrijheidstelling meldt bij Iriszorg Verslavingsreclassering Nijmegen, Tarweweg 20, 6534 AM in Nijmegen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
- dat veroordeelde actief deelneemt aan de Gedragsinterventie Leefstijltraining, of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training dat wordt. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen door Ambulante Zorg Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling loopt gedurende de gehele looptijd van de maatregel of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. In dat geval kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt;
- dat veroordeelde geen drugs (met uitzondering van cannabis) gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- dat veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt welk controlemiddel wordt ingezet en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
 stelt als
overige voorwaardendat veroordeelde:
- haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 6:3:14 van het Wetboek van Strafvordering. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van ten hoogste twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Daarbij geldt dat de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt en de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.J.H. van Laethem, voorzitter, mr. A. Tegelaar en mr. C.A.H. Pouwels als rechters in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2022.