ECLI:NL:RBGEL:2022:5398

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
05.013978.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bezit en handel in hard- en softdrugs met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit en de handel in hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1974 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Arnhem, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden cocaïne, MDMA, hennep en hasjiesj. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer 17 maanden bezig had gehouden met de handel in drugs vanuit zijn woning in Groenlo. Tijdens een doorzoeking op 31 mei 2022 werden diverse verboden middelen, weegschalen, verpakkingsmaterialen en contant geld aangetroffen. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder camerabeelden en banktransacties die duidden op drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te melden bij de reclassering. De rechtbank benadrukte de schadelijke effecten van drugs op de gezondheid en de samenleving, vooral gezien de kwetsbare jongeren aan wie de verdachte drugs had verstrekt. De rechtbank verklaarde ook het in beslag genomen geldbedrag van € 2.025,10 en een telefoon verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.013978.22
Datum uitspraak : 20 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1974] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. P.W.E. Hoezen namens mr. D.H. van Bommel, advocaat in Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van
6 september 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2022 te Groenlo meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
(telkens) een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Groenlo opzettelijk
aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1,19 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- ongeveer 1,82 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- ongeveer 6,76 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
- ongeveer 0,42 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 1,28 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 0,48 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 0,55 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 0,52 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 0,37 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 0,29 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 0,17 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
- ongeveer 0,16 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- ongeveer 0,21 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 mei 2022 te Groenlo meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennep, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een
middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Groenlo opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 21,07 gram hennep (gruis),
- ongeveer 31,87 gram hennep (toppen),
- ongeveer 4,81 gram hasjiesj,
- ongeveer 12,74 gram hasjiesj,
- ongeveer 8,74 gram hasjiesj,
- ongeveer 8,59 gram hasjiesj en/of
- ongeveer 9,94 gram hasjiesj,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of een hoeveelheid hasjiesj, zijnde hasjiesj, een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 met uitzondering van de bestanddelen ‘afleveren en/of vervoeren’. De officier van justitie heeft daarnaast gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2, feit 3 en feit 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte in harddrugs handelde, nu geen van de getuigen heeft verklaard zelf cocaïne of MDMA te hebben gekocht van verdachte. De verklaringen van getuigen inhoudende dat verdachte cocaïne en MDMA verkocht en/of verstrekte, zijn enkel ‘van horen zeggen’. Verdachte dient daarom van feit 1 te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van feit 2, feit 3 en feit 4.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 2 en 4
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 270-274;
- de NFI-rapportages d.d. 2 juni 2022, p. 275-277;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer PL0600-2021597444-63;
- de NFI-rapportages d.d. 20 juli 2022;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2022.
feit 4
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 230-231;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2022.
De rechtbank acht op grond van die bewijsmiddelen de feiten 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 3
Naast het bezit van hard- en soft drugs (de feiten 2 en 4) wordt verdachte onder de feiten 1 en 3 verweten geruime tijd in hard- en soft drugs te hebben gedeald.
De rechtbank acht ook die feiten bewezen.
Vanaf begin 2021 komen er bij de politie verschillende signalen binnen dat verdachte zich mogelijk bezig zou houden met de handel in drugs. Dit heeft op enig moment geleid tot de start van een politieonderzoek tegen verdachte.
Op 31 mei 2022 heeft er onder leiding van een rechter-commissaris een doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres] te Groenlo plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn (onder meer) de verboden middelen in beslag genomen, die onder feit 2 en 4 ten laste zijn gelegd en waarover verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. [2] Verder werden in de woning onder meer weegschalen en verpakkingsmaterialen waaronder gripzakjes en GHB-buisjes aangetroffen. Daarnaast werden in de woning diverse ongeopende prepaid telefoonkaarten, een geldtelmachine en ruim € 2.000,- aan contant geld aangetroffen. [3]
In het onderzoek zijn verschillende getuigen gehoord, die hebben verklaard van verdachte drugs te hebben afgenomen binnen de ten laste gelegde periode:
Zo heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij al vanaf november 2020 bij verdachte aan de [adres] te Groenlo kwam. [getuige 1] wist dat men bij verdachte XTC, ketamine, LSD, crack, speed, coke en miauw ofwel 4MMC kon halen. [getuige 1] kocht in de twee jaar dat hij bij verdachte kwam 4MMC, hasj, wiet en XTC. Hij betaalde voor 1 gram wiet of hasj 10 euro en betaalde dan soms met contant geld en soms via een tikkie. Verdachte stuurde [getuige 1] dan een tikkie met in de omschrijving 'chips en blikje cola'. Het ging dan om een betaling voor drugs. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij sinds 2020 bij verdachte kwam om drugs te halen. Zij kwam er een periode bijna dagelijks. Zij kocht van hem wiet, maar zij heeft ook wel eens XTC gekocht. Voor anderen heeft zij wel eens pep of snuif gekocht. Bij verdachte kon je alles halen. Miauw, coke, pep, wiet, hasj, medicatie en vast nog wel meer. Het was er meestal wel druk. Zij betaalde soms contant maar meestal via de bank. Verdachte stuurde dan een tikkie. Daar stond vaak iets in van boodschappen of chips en cola. [5]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een vriend wiet en hees laat halen bij huisdealer [verdachte] in Groenlo. Je kan bij hem allerlei soorten drugs halen: wiet, uitgekookte coke, xtc, speed, miauw en ketamine. Getuige heeft aan de politie een gesprek laten zien tussen hem en verdachte waarin het ging over betaling van drugs door getuige via Bunq. [6] Verder heeft [getuige 3] verklaard, dat er dagelijks wel 10 à 15 personen in de woning van verdachte kwamen en deze gebruikten dan veelal drugs. [7]
Op enig moment is er (in de periode van 2 tot en met 8 februari 2022) een voertuig voorzien van een camera geplaatst gericht op de parkeerplaats achter de woning van verdachte. Er zijn camerabeelden opgenomen en uitgekeken. Op deze camerabeelden is, aldus de politie, te zien dat er die periode meerdere personen dagelijks voor korte tijd de woning van verdachte bezoeken. Het zijn meestal 5 tot 10 personen per dag. [8]
Uit verschillende onderzoeksbevindingen is naar voren gekomen dat de betalingen voor de drugs via de bank werden betaald. Daarom zijn op enig moment de bankgegevens van verdachte gevorderd en geanalyseerd. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 60 e.v. (met bijlagen) en het (losse) proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juli 2022 volgt dat verdachte in de periode gelegen tussen het voorjaar van 2021 tot en met april 2022 van een groot aantal personen vrijwel dagelijks, soms meerdere keren per dag, geldbedragen heeft ontvangen. Onder deze personen bevonden zich jongeren, alsmede voor een verbalisant ambtshalve bekende drugsgebruikers. Het totaal van die overboekingen (veelal zgn. tikkies) betreft € 17.871,43. [9]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een luisterend oor was voor jongeren die bij hem langskwamen en dat hij wel eens topjes hennep aan hen weggaf. Dit deed hij soms gratis en soms tegen de inkoopprijs. [10]
De handel in softdrugs en harddrugs (feit 1 en 3)
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en verstrekken van zowel cocaïne en MDMA als hennep en hasjiesj.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de harddrugs en softdrugs voor eigen gebruik waren. Hij heeft verder verklaard dat jongeren bij hem langskwamen om te praten over problemen waar zij tegenaan liepen en dat zij dan soms flessen cola en pakjes sigaretten meenamen. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij tot het verbod van oktober 2021 af en toe 3mmc in huis had, die de jongeren van hem kochten. De jongeren betaalden voor de flessen cola, 3mmc en sigaretten door middel van een tikkie. Ook werden er feestjes en barbecues gegeven waarvoor de jongeren een bijdrage betaalden. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de aangetroffen hard- en softdrugs enkel voor eigen gebruik waren, nu in de woning van verdachte verpakkingsmateriaal, weegschalen, diverse prepaid telefoonkaarten, contant geld en een geldtelmachine is aangetroffen. Deze materialen duiden op het handelen in verdovende middelen. De rechtbank acht het gezien de hoeveelheid en frequentie van transacties niet aannemelijk dat de transacties enkel zagen op een bijdrage voor een barbecue of feestje of het incidenteel meenemen van een fles cola of een pakje sigaretten.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 3 met uitzondering van de bestanddelen
geteeld en/of vervoerd en/of afgeleverd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2022 te Groenlo meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
geteeld en/ ofbereid en
/ofbewerkt
en /ofverkocht
en/of afgeleverden
/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne en/of
- een hoeveelheid MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA,
(telkens)
een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks31 mei 2022 te Groenlo opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1,19 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne en
/of
- ongeveer 1,82 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne en
/of
- ongeveer 6,76 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne,
- ongeveer 0,42 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA,
- ongeveer 1,28 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA,
- ongeveer 0,48 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA,
- ongeveer 0,55 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA,
- ongeveer 0,52 gram MDMA
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA,
- ongeveer 0,37 gram MDMA
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
- ongeveer 0,29 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA,
- ongeveer 0,17 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
- ongeveer 0,16 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne en
/of
- ongeveer 0,21 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, zijnde cocaïne,
een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2021 tot en met 30 mei 2022 te Groenlo meermalen
althans eenmaal,
(telkens
)opzettelijk heeft verkocht en
/of afgeleverden
/of
verstrekt
en/of vervoerd, een hoeveelheid hennep, zijnde hennep en
/ofhasjiesj (telkens)
een
middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op
of omstreeks31 mei 2022 te Groenlo opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 21,07 gram hennep (gruis),
- ongeveer 31,87 gram hennep (toppen),
- ongeveer 4,81 gram hasjiesj,
- ongeveer 12,74 gram hasjiesj,
- ongeveer 8,74 gram hasjiesj,
- ongeveer 8,59 gram hasjiesj en
/of
- ongeveer 9,94 gram hasjiesj,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep en
/of een hoeveelheid hasjiesj,zijnde hasjiesj,
een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’
feit 2:
‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’
feit 3:
‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’
feit 4:
‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de rechtbank een gevangenisstraf oplegt gelijk aan het voorarrest en dat verdachte op de datum van het vonnis in vrijheid zou moeten worden gesteld.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid MDMA, alsmede aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en hasjiesj. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het handelen in soft- en harddrugs vanuit zijn woning gedurende een periode van omstreeks 17 maanden. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs, waaronder cocaïne en MDMA in het bijzonder, stoffen bevatten die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Door dit handelen is verdachte verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. De handel in (hard)drugs leidt ook tot schade en overlast voor de samenleving. Bijzonder kwalijk in dat verband acht de rechtbank dat verdachte deze drugs aan kwetsbare minderjarigen heeft verstrekt en daarmee een faciliterende rol heeft gespeeld in het in stand blijven van verslavingen en drugsgebruik. Dat deze verstrekking van (hard)drugs zou moeten worden gezien in het kader van hulpverlening door verdachte aan deze kwetsbare jongeren tijdens de coronaperiode volgt de rechtbank niet. Niet alleen valt voor de rechtbank niet in te zien waarom juist verdachte geëquipeerd zou zijn om de rol van hulpverlener te vervullen, ook de schaal waarop in drugs werd gehandeld en de omzet die verdachte met die handel heeft gegenereerd naast zijn uitkering weerspreekt deze gang van zaken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 11 augustus 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van 10 augustus 2022. Door de feiten en een daaropvolgende civielrechtelijke maatregel van de gemeente is het gezin van verdachte in de problemen gekomen ten aanzien van hun huisvesting. Feitelijk zitten verdachte en zijn gezin zonder woning. De reclassering constateert verder financiële problemen die verdachte tot aan zijn aanhouding het hoofd kon bieden. De reclassering kan niet met zekerheid vaststellen of het (mogelijk) beperkte eigen gebruik van drugs tot problemen heeft geleid. Er zijn mogelijk oorzaken te vinden in de persoonlijkheidsstructuur van verdachte die kunnen hebben geleid tot zijn huidige situatie. De reclassering heeft hiervoor geen diagnostiek en verdachte lijkt ook niet bereid om hierin stappen te ondernemen. Vanwege de ontkennende houding van verdachte en het feit dat verdachte heeft aangegeven zijn eigen zaken te kunnen oplossen, komt de reclassering tot de conclusie dat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering adviseert daarom een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank komt tot een andere conclusie dan de reclassering en is van oordeel dat gezien de problematiek van verdachte het niet anders kan dan dat verdachte hulpvragen heeft. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering, zodat verdachte hulp en ondersteuning kan ontvangen bij het herinrichten van zijn leven, nadat hij het onvoorwaardelijk strafdeel heeft uitgezeten.
Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat
een gevangenisstraf van 15 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan
5 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.

8.De beoordeling van het beslag

Standpunt
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de in beslag genomen [merk] telefoon en het in beslag genomen geldbedrag van € 2.025,10 verbeurd te verklaren.
Beoordeling
De rechtbank zal het geldbedrag van € 2.025,10 dat geheel of grotendeels uit de baten van feit 1 en feit 3 is verkregen, verbeurd verklaren. De rechtbank zal de in beslag genomen [merk] telefoon met behulp waarvan feit 1 tot en met feit 4 is begaan, verbeurd verklaren, nu verdachte met deze telefoon contacten onderhield met personen die zich bezig hielden met de verkoop van hard- en softdrugs.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
 bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 5 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- verdachte zich uiterlijk op
binnen vijf (5) dagenna het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarde en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de [merk] telefoon;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 2.025,10.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. I. Linssen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021311355, gesloten op 4 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 115-118, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 270-274 in combinatie met de NFI-rapportages d.d. 2 juni 2022, p. 275-277 en het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer PL0600-2021597444-63 in combinatie met de NFI-rapportages d.d. 20 juli 2022.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 115-118.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 284-285.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 282-283.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 76.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60-63.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 september 2022.