ECLI:NL:RBGEL:2022:5368

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
05.132071.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf en rijontzegging voor veroorzaken ongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 16 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 15 december 2020 te Arnhem. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, zou onvoorzichtig en onoplettend hebben gereden, wat leidde tot een aanrijding met een ander voertuig en zwaar lichamelijk letsel bij de bestuurder van dat voertuig. De officier van justitie eiste een taakstraf van 140 uur en een rijontzegging van 18 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, stellende dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De medische gegevens waren niet voldoende om te concluderen dat het letsel als zwaar kon worden gekwalificeerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het niet opvolgen van verkeersborden en spookrijden, wat gevaar op de weg veroorzaakte.

De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. De straf viel lager uit dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank de verdachte vrijsprak van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte gaf aan begin 2023 in Nederland een taakstraf te kunnen uitvoeren, waarbij hij tijdelijk bij zijn broer zou verblijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.132071.21
Datum uitspraak : 16 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1989] in [geboorteplaats] (Polen), wonende [adres 1] (Polen).
Postadres in Nederland:
[adres 2] .
Raadsman: mr. S. de Goede, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2020 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk
[auto 1] ), komende uit de richting van de Serooskerkewal, gaande in de richting van
Arnhem, daarmede rijdende over de weg de Burgermeester Matsersingel en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
(terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank),
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt,
immers is hij in strijd met het bord C2 van bijlage I van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, linksaf geslagen/gereden/gegaan, richting de
afrit van de A325 en/of
die afrit is afgereden en/of terecht is gekomen op die A325 richting Arnhem en/of
(vervolgens) op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A325 die bestemd was voor
het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en/of blijven rijden en/of aldus tegen
het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden en/of blijven rijden (zogenaamd
spookrijden), en/of
waardoor/waarna hij, verdachte, is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen
met een hem tegemoetkomend voertuig (personenauto, merk [auto 2] ),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2020 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als
bestuurder van een voertuig (personenauto, merk [auto 1] ), komende uit de richting
van de Serooskerkewal, gaande in de richting van Arnhem, daarmede heeft gereden
over de weg de Burgermeester Matsersingel en geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt,
immers is hij in strijd met het bord C2 van bijlage I van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, linksaf geslagen/gereden/gegaan, richting de
afrit van de A325 en/of
(vervolgens) op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A325 die bestemd was voor
het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en/of blijven rijden en/of aldus tegen
het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden en/of blijven rijden (zogenaamd
spookrijden), en/of
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2020 te Arnhem als bestuurder van een
motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de A325, welke weg als auto(snel)weg was aangeduid, niet zoveel mogelijk rechts
heeft gehouden, immers reed hij toen en daar op het weggedeelte dat bestemd was
voor het tegemoetkomende verkeer.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte zeer onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig heeft gereden, waardoor het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en het dossier onvoldoende informatie bevat over het uitzicht op herstel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Het dossier bevat onvoldoende medische of andere gegevens op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat het opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, of dat sprake was van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit de medische verklaring blijkt dat het slachtoffer een gebroken pols heeft opgelopen. Dit letsel kan niet zonder meer als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Uit het proces-verbaal van het verhoor van het slachtoffer blijkt dat hij op 16 maart 2021 heeft verklaard dat hij vanaf de datum van het ongeval niet meer aan het werk is geweest, omdat de kracht in zijn rechterhand nog onvoldoende terug is om te kunnen werken. Onbekend is welk werk het slachtoffer doet en voor welke handelingen hij zijn hand nodig heeft.
Het dossier bevat ook geen nadere medische stukken die deze verklaring over het letsel ondersteunen en waaruit de ernst van de beperking (in relatie tot zijn werkzaamheden en overige normale bezigheden) en de duur van de genezing kunnen worden afgeleid. Dit betekent dat dit element van de tenlastelegging niet kan worden bewezen, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 13;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 september 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 december 2020 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als
bestuurder van een voertuig (personenauto, merk [auto 1] ), komende uit de richting
van de Serooskerkewal, gaande in de richting van Arnhem, daarmede heeft gereden
over de weg de Burgermeester Matsersingel en geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt,
immers is hij in strijd met het bord C2 van bijlage I van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, linksaf geslagen/gereden/gegaan, richting de
afrit van de A325 en
/of
(vervolgens) op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A325 die bestemd was voor
het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en
/ofblijven rijden en/
ofaldus tegen
het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden en
/ofblijven rijden (zogenaamd
spookrijden),
en/of
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en/
ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
,
althans kon worden gehinderd.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, subsidiair 70 uur vervangende hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd, maar lager dan geëist door de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is via een afrit de snelweg opgereden, en zo met zijn auto op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht gekomen. Vervolgens is hij al spookrijdend frontaal op een andere auto gebotst. De bestuurder van die auto heeft hierdoor letsel opgelopen en diens auto was total loss. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer omdat hij voor hij ging rijden meerdere blikken bier had gedronken. Daar komt bij dat uit zijn justitiële documentatie en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat hij al eerder (in Duitsland) veroordeeld is voor rijden onder invloed, waarbij hij ook een ongeluk heeft veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor dit feit een taakstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats.
De straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het primair ten laste gelegde.
Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij begin 2023 in de gelegenheid zal zijn een taakstraf in Nederland uit te voeren. Hij zal daartoe tijdelijk verblijven bij zijn in Nederland woonachtige broer, op het adres [adres 2] .

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis, (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen en mr. A.L. Goedheer, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020593673, gesloten op 9 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.